Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7868

Datum uitspraak2002-08-07
Datum gepubliceerd2002-09-20
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/57266
Statusgepubliceerd


Indicatie

AC-procedure / wachttijd. De Vw 2000, noch het daarop gebaseerde Vb 2000 en VV 2000 bevat enige bepaling over de termijn waarbinnen een vreemdeling na aanmelding daadwerkelijk in de gelegenheid wordt gesteld de asielaanvraag in te dienen. Artikel 37 Vw 2000 biedt geen grondslag voor invoering en functioneren van een wachtlijst- of afsprakensysteem voor het AC. Nu een wettelijke grondslag ontbreekt, dient naar het oordeel van de rechtbank de termijn tussen aanmelding en feitelijke opname in de asielprocedure zo kort mogelijk te zijn. Dit vloeit ook voort uit het systeem van de wet. Met het bepaalde in hoofdstuk C3/12.3 Vc 2000 omtrent het maken van een afspraak voor het AC, is beoogd die afspraken efficiënt te laten verlopen. Dit laat onverlet dat uitgangspunt dient te zijn dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld de asielaanvraag zo spoedig mogelijk in te dienen. De in casu gehanteerde wachttermijn van drie maanden tussen aanmelding en feitelijke opname is niet aan te merken als zo spoedig mogelijk. Beroep gegrond wegens schending van artikel 3:2 Awb en artikel 3.110 Vb 2000.


Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer Registratienummer: Awb 02/57266 UITSPRAAK in het geschil tussen: A, geboren op [...] 1974, van Chinese nationaliteit, IND-dossiernummer: 0207.21.8016, eiser, gemachtigde: mr. D.C. van der Heijden, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel Noordoost-Nederland te Groningen, en DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE, (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. L.C. Harderwijk, ambtenaar ten departemente. 1. Ontstaan en loop van het geschil 1.1 Eiser heeft zich op 20 april 2002 hier te lande bij het AC Zevenaar aangemeld met het oog op toelating. Eiser is op 21 juli 2002 in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft bij beschikking van 25 juli 2002 afwijzend op de aanvraag beslist. 1.2 Bij beroepschrift van 25 juli 2002 heeft eiser tegen de hiervoor genoemde beschikking beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn ingediend bij faxbericht van 30 juli 2002. 1.3 De rechtbank heeft op de voet van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de zaak versneld wordt behandeld. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 2 augustus 2002. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2. Rechtsoverwegingen 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Daarbij is onder meer van belang of verweerder de aanvraag zonder schending van eisen van zorgvuldigheid in het kader van de AC-procedure heeft kunnen afwijzen. Feiten 2.2 Uit zich in het dossier bevindende gegevens blijkt dat eiser zich op 20 april 2002 te Zevenaar heeft gemeld met het oog op toelating. In het dossier bevindt zich een ongedateerd stuk met opschrift 'Afspraakbevestiging', waarin is vermeld dat eiser zich voor het indienen van zijn asielaanvraag en de behandeling van die aanvraag kan wenden tot het AC Ter Apel op 17 juli [2002]. Op dat stuk is onder meer een stempel geplaatst waarop is vermeld: 'TNV Dortmuiden receptie, datum: 20-4-2' en een stempel waarop is vermeld: 'TNV Ermelo receptiegegevens, datum: 26/4'. In de bestreden beschikking is onder '3. Ontstaan en verloop van de procedure', tweede alinea vermeld: "Betrokkene is, naar eigen zeggen, op 20 april 2002 Nederland binnengekomen en heeft zich, conform de op 20 april 2002 gemaakte afspraak, op 17 juli 2002 aangemeld bij de Korpschef van de politieregio Groningen, bij de vreemdelingendienst Ter Apel." Op de stamkaart ten name van eiser is op de laatste pagina onder 'Bijzonderheden' als aanvangstijd van de 48-uurstermijn vermeld: 21 juli 2002, 20:01:42 uur. Voorts is op het rapport van eerste gehoor vermeld als aanvangstijd van de 48-uurstermijn: 21 juli 2002, 19:56 uur. Standpunten van partijen 2.3 Eiser heeft ter ondersteuning van zijn aanvraag aangevoerd dat hij geboren is in Yangding in Tibet, China. Hij behoort tot de Tibetaanse bevolkingsgroep. Zijn familie heeft in het (recente) verleden problemen ondervonden van de zijde van de Chinese autoriteiten. Eiser heeft zelf problemen gekregen met die autoriteiten op 20 februari 2002. Naar aanleiding daarvan heeft eiser Tibet verlaten en hier te lande een asielaanvraag ingediend. 2.4 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Voorts meent verweerder dat de aanvraag binnen achtenveertig proces-uren kon worden afgewezen. 2.5 Eiser stelt zich op het standpunt gesteld dat zijn aanvraag ten onrechte in de AC-procedure is afgewezen. Verhandelde ter zitting 2.6 De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat gebruikelijk is dat de korpschef met een asielzoeker, na zijn aanmelding hier te lande met het oog op toelating, een afspraak maakt voor de feitelijke indiening van de asielaanvraag. De asielzoeker kan op de AC-wachtlijst worden geplaatst. Indien nodig wordt de asielzoeker verwezen naar een Tijdelijke Noodvoorziening Vreemdelingen (TNV). De gemachtigde van verweerder heeft voorts aangegeven dat zij niet weet waarom er in de zaak van eiser een periode van drie maanden is verstreken tussen het moment van zijn aanmelding hier te lande met het oog op toelating, 20 april 2002, en het moment van zijn feitelijke opname in de asielprocedure, 21 juli 2002. 2.7 De gemachtigde van eiser heeft daarop ter zitting meegedeeld dat hij heeft gemerkt dat verweerder de laatste tijd in het AC Ter Apel meer zaken van Tibetanen heeft afgehandeld. Bij de gemachtigde van eiser is de indruk ontstaan dat verweerder heeft gewacht met het aanvangen van de behandeling van de aanvragen van deze groep asielzoekers, totdat er een substantieel aantal Tibetanen was. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat eiser vanaf het moment van zijn aanmelding hier te lande, 20 april 2002, tot de feitelijke opname in de asielprocedure heeft verbleven in een TNV. Het voorzieningenniveau in een TNV is lager dan dat in een AC, aldus de gemachtigde van eiser. 2.8 De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens ter zitting aangegeven dat voor verweerder uitgangspunt is dat de 48-uurstermijn start op het moment van opname in de AC-procedure, waarbij van belang is dat die start in het AC Ter Apel in elk geval is vier uur nadat de asielzoeker zich op de afgesproken tijd heeft aangemeld bij het AC. De gemachtigde van verweerder heeft voorts aangegeven dat zij geen uitspraak kan doen omtrent de tijdspanne die er mag zitten tussen de feitelijke aanmelding van de vreemdeling met het oog op toelating en de daadwerkelijke opname in de asielprocedure. Beoordeling van het beroep De rechtbank overweegt als volgt. 2.9 Eiser heeft in de gronden van het beroep, zoals nader toegelicht ter zitting, naar voren gebracht dat zijn asielaanvraag niet in het kader van de AC-procedure had mogen worden afgewezen. Eén van de aspecten daarbij is dat het ruim drie maanden heeft geduurd vooraleer eiser, na zijn aanmelding met het oog op toelating, in de gelegenheid is gesteld een asielaanvraag in te dienen. 2.10 De rechtbank stelt allereerst vast dat de Vw 2000, noch het daarop gebaseerde Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) en Voorschrift Vreemdelingen 2000 enige bepaling bevat met betrekking tot de termijn waarbinnen de vreemdeling die heeft aangegeven hier te lande een asielaanvraag te willen indienen, daartoe daadwerkelijk in de gelegenheid wordt gesteld. De rechtbank wijst er in dit verband met name op dat naar haar oordeel artikel 37 Vw 2000 geen grondslag biedt voor invoering en functioneren van een wachtlijst- of afsprakensysteem voor het AC. 2.11 Ingevolge artikel 37 Vw 2000, juncto artikel 3.108 Vb 2000 wordt de asielaanvraag door de vreemdeling in persoon ingediend op een bij ministeriële regeling te bepalen plaats. Nu, zoals hiervoor is overwogen, geen sprake is van een wettelijke grondslag voor invoering en functioneren van een wachtlijst- of afsprakensysteem voor het AC, dient naar het oordeel van de rechtbank de termijn, gelegen tussen de aanmelding en de feitelijke opname in - en daarmee de start van - de asielprocedure zo kort mogelijk te zijn. Derhalve dient verweerder ervoor zorg te dragen dat de vreemdeling de asielaanvraag zo spoedig mogelijk kan indienen. Dit vloeit ook voort uit het systeem van de wet, waarbij de rechtbank met name verwijst naar artikel 63 Vw 2000, in samenhang met artikel 8 Vw 2000. De vreemdeling immers heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland zolang deze niet de asielaanvraag heeft ingediend. Voorts merkt de rechtbank in dit verband op dat het door verweerder in de praktijk gehanteerde wachtlijst- of afsprakensysteem voor het AC - in onderdeel C3/12.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) wordt gerefereerd aan het bestaan van een afsprakensysteem -, zich ook niet verdraagt met de regeling van de aan verweerder toekomende beslistermijn bij asielaanvragen, neergelegd in de artikelen 42 en 43 Vw 2000. 2.12 De rechtbank verstaat onderdeel C3/12.3 Vc 2000 aldus, dat met de in dat onderdeel neergelegde gang van zaken omtrent het maken van een afspraak bij de vreemdelingendienst in het aanmeldcentrum, is beoogd (planning van de) afspraken in het AC efficiënt en beheersmatig te laten verlopen. Gelet op het systeem van de wet, zoals hiervoor is weergegeven, laat het bepaalde in de Vc 2000 naar het oordeel van de rechtbank evenwel onverlet dat uitgangspunt dient te zijn dat de vreemdeling zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld de asielaanvraag in te dienen. In dit verband verwijst de rechtbank voorts naar artikel 3.110 Vb 2000, waarin is bepaald dat de vreemdeling zo spoedig mogelijk nadat hij de asielaanvraag heeft ingediend, aan een eerste gehoor wordt onderworpen. Ware het mogelijk dat de indiening van de asielaanvraag pas geruime tijd ná de aanmelding zou kunnen plaatsvinden, dan zou afbreuk worden gedaan aan de betekenis van voornoemd artikel 3.110 Vb 2000. Tevens wijst de rechtbank op de artikelen 3.111 en 3.112 Vb 2000. Ingevolge artikel 3.111 Vb 2000 wordt een vreemdeling niet eerder dan zes dagen nadat hij de asielaanvraag heeft ingediend, aan een nader gehoor onderworpen. Die wachttermijn van zes dagen geldt ingevolge artikel 3.112 Vb 2000 evenwel niet, indien de Minister overweegt de aanvraag binnen 48 proces-uren af te wijzen. Ook die bepalingen veronderstellen niet een situatie waarin de asielzoeker al geruime tijd met medeweten van de Minister in Nederland verblijft, vooraleer hem de gelegenheid wordt geboden een asielaanvraag in te dienen. 2.13 Vast staat dat eiser bij zijn aanmelding op 20 april 2002 zijdens de korpschef is meegedeeld dat hij zich op 17 juli 2002 diende te melden bij het AC Ter Apel voor het indienen van de asielaanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank is deze wachttermijn van bijna drie maanden niet aan te merken als zo spoedig mogelijk. Gebleken is dat verweerder bij de in de onderhavige zaak genomen beslissing, de aanvraag binnen 48 proces-uren af te doen, geen aandacht heeft besteed aan het feit dat eiser, met medeweten van verweerder, (op het moment van die beslissing:) drie maanden in afwachting was of hij hier te lande asiel zou kunnen aanvragen en verkrijgen. De rechtbank acht dit onzorgvuldig en in strijd met artikel 3:2 Awb. Voorts acht de rechtbank, gelet op al het vorenoverwogene, het bepaalde in artikel 3.110 Vb 2000 geschonden. 2.14 Voor de goede orde merkt de rechtbank nog op dat volgens de stamkaart de 48-uurstermijn is aangevangen op 21 juli 2002 om 20:01:42 uur. Overigens is volgens een vermelding op het rapport van eerste gehoor de 48-uurstermijn aangevangen op 21 juli 2002 om 19:56 uur. Uit het dossier blijkt niet dat eisers afspraak voor 17 juli 2002 op enig moment is verschoven naar 21 juli 2002. Ook in de bestreden beschikking staat dat eiser zich op 17 juli 2002 heeft aangemeld te Ter Apel. Uitgaande van 17 juli 2002 als datum van de afspraak, is de - in C3/12.2.3 Vc 2000 opgenomen - maximale wachttijd van vier uur in elk geval (ruim) overschreden op 21 juli 2002. 2.15 Het beroep is gegrond. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd. 2.16 Voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de beschikking van 25 juli 2002; - bepaalt dat verweerder en nieuwe beschikking neemt met inachtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad 644,- euro, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden. Aldus gegeven door mr. R. Depping, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier op 7 augustus 2002. griffier rechter Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht, een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing. Verzonden op: 7 augustus 2002