Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7807

Datum uitspraak2002-09-13
Datum gepubliceerd2002-09-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersBK 1052/02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK Nr. 1052/02 13 september 2002 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 24 mei 2002. De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Bellingwedde te Wedde (hierna: de heffingsambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de te zijn aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken. Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof. De uitspraak van de heffingsambtenaar is gedagtekend 5 februari 2002 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 19 april 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 24 mei 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 10 juni 2002. De heffingsambtenaar heeft hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat, nu het hof hem bij het indienen van zijn pro-forma beroepschrift in de gelegenheid had gesteld om zijn verzuimen te herstellen, bij hem de verwachting was gewekt dat zijn beroep in behandeling zou worden genomen. Tevens stelt hij dat de uitspraak op het bezwaarschrift is verzonden op 19 februari 2002. Het hof is echter van oordeel dat de griffier bij zijn schrijven van 23 april 2002 aan belanghebbende, waarin werd gevraagd onder andere om indiening van de uitspraak van de heffingsambtenaar, hij deze uitspraak nodig had om de ontvankelijkheid van het beroep te bepalen. Tevens is het hof van oordeel dat die betreffende uitspraak op 5 februari 2002, zoals ook door de heffingsambtenaar is bevestigd, aan belanghebbende is verzonden. Het schrijven van 19 februari 2002 betrof een nadere kennisgeving over de consequentie van die eerder verzonden uitspraak. In de uitspraak van 5 februari 2002 stonden de rechtsmiddelen vermeld die belanghebbende had kunnen aanwenden. Nu belanghebbende verder geen feiten of omstandigheden aanvoert die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, is het hof van oordeel dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard. Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist: Het hof verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 13 september 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor-- digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Op 18 september 2002 afschrift aangetekend verzonden aan bei-de partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.