Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE4529

Datum uitspraak2002-05-02
Datum gepubliceerd2002-07-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 00/2542 WET, AWB 00/2545 WET en AWB 00/2546 WET
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om vergoeding griffierecht na intrekking verzoek om voorlopige voorziening in casu niet terecht. Verzoek om voorlopige voorziening van eiseres (Stichting De Faunabescherming) inzake verleende jachtvergunningen. Na intrekking van de vergunningen heeft eiseres het verzoek ingetrokken Het vervolgens bij verweerder ingediende verzoek om op grond van art. 8:82.3 Awb het betaalde griffierecht geheel te vergoeden is afgewezen. Een reactie van verweerder hierop is aan te merken als een appellabel zelfstandig schadebesluit. Vooropgesteld wordt dat de in art. 8:82.3 Awb neergelegde discretionaire bevoegdheid van verweerder terughoudend door de rechter dient te worden getoetst. De onderhavige jachtvergunningen waren met onmiddellijke ingang verleend. Gelet hierop en de aard van deze vergunningen, te weten het doden van dieren, had eiseres, gelet op haar statutaire doelstellingen, belang bij het zo spoedig mogelijk indienen van (een bezwaarschrift) en een verzoek om een voorlopige voorziening teneinde de schorsing van de verleende vergunningen te bewerkstelligen. Van eiseres kan dan ook, anders dan verweerder stelt, in redelijkheid niet worden verlangd dat zij toeziet dat gedurende de bezwaartermijn van zes weken de dieren, waarvoor de vergunningen zijn verleend, worden gedood. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom verweerder het gevraagde griffierecht onder vorengenoemde redengeving heeft geweigerd. Bestreden besluiten vernietigd wegens strijd met art. 7:12 Awb. De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder. mr. M.F.J.M. de Werd


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen enkelvoudige kamer UITSPRAAK in het geding met reg.nrs. AWB 00/2542 WET, AWB 00/2545 WET en AWB 00/2546 WET van: Stichting De Faunabescherming, gevestigd te Amstelveen, eiseres, vertegenwoordigd door A.P. de Jong, tegen: de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, zetelend te ’s-Gravenhage, verweerder. 1. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft op 13 april 2000 beroepschriften ontvangen gericht tegen de besluiten van verweerder van 28 maart 2000 (kenmerk RCJZ/2000/3379) en 3 april 2000 (TRCJZ/2000/3550 en TRCJZ/2000/3553 (hierna: de bestreden besluiten)). Het onderzoek is gesloten ter zitting van 25 april 2002. 2. OVERWEGINGEN Verweerder heeft bij besluiten van respectievelijk 3, 7 en 17 december 1999 aan respectievelijk de wildbeheereenheden De Brabantse Wal, Voorne en Noordelijk Westerkwartier jachtvergunningen op grond van artikel 53 van de Jachtwet verleend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de president van deze rechtbank op 30 december 1999 en 5 januari 2000 verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Vervolgens heeft verweerder respectievelijk op 19, 20 en 24 januari 2000 besloten de verleende vergunningen in te trekken, waarop eiseres de verzoeken om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken. Vervolgens heeft eiseres verweerder verzocht om vergoeding van het aan de griffier van deze rechtbank betaalde griffierecht. Verweerder heeft op dit verzoek afwijzend beslist omdat er geen noodzaak bestond tot het indienen van een voorlopige voorziening. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan -voor zover hier van belang-, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken, de desbetreffende rechtspersoon het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder heeft verzocht om op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb het betaalde griffierecht geheel te vergoeden. Een reactie van verweerder hierop is aan te merken als een appellabel zelfstandig schadebesluit. De rechtbank houdt het ervoor dat verweerder bevoegd is namens de rechtspersoon de Staat der Nederlanden een beslissing op voornoemd verzoek te nemen. Vooropgesteld wordt dat de in artikel 8:82, derde lid, van de Awb neergelegde discretionaire bevoegdheid van verweerder terughoudend door de rechter dient te worden getoetst. De rechtbank dient dan ook de vraag te beantwoorden of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten het door eiseres betaalde griffierecht niet te vergoeden. Vastgesteld wordt dat de onderhavige jachtvergunningen met onmiddellijke ingang waren verleend. Gelet hierop en de aard van deze vergunningen, te weten het doden van dieren, had eiseres, gelet op haar statutaire doelstellingen, belang bij het zo spoedig mogelijk indienen van (een bezwaarschrift) en een verzoek om een voorlopige voorziening teneinde de schorsing van de verleende vergunningen te bewerkstelligen. Van eiseres kan dan ook, anders dan verweerder stelt, in redelijkheid niet worden verlangd dat zij toeziet dat gedurende de bezwaartermijn van zes weken de dieren, waarvoor de vergunningen zijn verleend, worden gedood. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom verweerder het gevraagde griffierecht onder vorengenoemde redengeving heeft geweigerd. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden besluiten dienen te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. De beroepen zijn mitsdien gegrond. Op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient het door eiseres in deze procedures betaalde griffierecht te worden vergoed. Beslist wordt als volgt. 3. BESLISSING De rechtbank, -verklaart de beroepen gegrond; -vernietigt de bestreden besluiten; -bepaalt dat verweerder nieuwe beslissingen op het bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; -bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) van het betaalde griffierecht ad € 612 aan eiseres vergoedt. Gewezen door mr. M.F.J.M. de Werd, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Panday, griffier, en openbaar gemaakt op: 2 mei 2002 de griffier, de rechter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Afschrift verzonden op: Coll: D:B