Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE3523

Datum uitspraak2002-07-02
Datum gepubliceerd2002-07-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01998/01 E
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

Nr. 01998/01 Mr Fokkens Zitting: 14 mei 2002 Conclusie inzake: [Verdachte] 1. Verdachte is door Economische Kamer van het Gerechtshof te Leeuwarden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake het ten laste van hem bewezenverklaarde feit. 2. Tegen deze uitspraak heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof beroep in cassatie ingesteld. Bij schriftuur is één middel van cassatie voorgesteld. 3. Het middel klaagt dat het Hof verdachte ten onrechte van alle rechtsvervolging heeft ontslagen althans deze beslissing niet naar behoren heeft gemotiveerd omdat het een passage uit de delictsomschrijving waarop de tenlastelegging gebaseerd is, heeft opgevat als bestanddeel van het strafbare feit dat mede tenlastegelegd dient te worden in plaats van als een"fait d'excuse". 4. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij: "op 25 juni 1999, in de gemeente Assen, in een aan de Gedempte Singel staande verkoopwagen, voorverpakte eetwaren, te weten vier plastic zakken met patates frites (FARM frites), welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde micro-biologisch bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, zodanig heeft in voorraad gehouden dat de temperatuur van die zich in die vier plastic zakken bevindende patates frites respectievelijk 11, 12, 8 en 9 graden Celcius bedroeg." 5. Het Hof heeft ter motivering van het ontslag van rechtsvervolging het volgende overwogen: "Kwalificatie Het aan verdachte telastegelegde heeft betrekking op overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Warenwet, te weten het niet naleven van het gestelde bij artikel 15, eerste lid aanhef en sub a van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Het van de delictsomschrijving onderdeel uitmakende fait d'excuse "behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven" is niet in de telastelegging verwerkt. Het bewezenverklaarde levert daarom niet het door de steller van de telastelegging beoogde strafbare feit, noch overigens een ander strafbaar feit op. Verdachte dient mitsdien van alle rechtsvervolging te worden ontslagen." 6. Van de in deze zaak toepasselijke bepalingen zijn de volgende passages van belang: - Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, art. 2, eerste lid: "Het is verboden eet- en drinkwaren te bereiden, te behandelen, te verpakken, te bewaren of te vervoeren, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften." - Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, art. 15, eerste lid: "Eet- of drinkwaren of grondstoffen, welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde microbiologisch bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, moeten: a. voor zover het betreft voorverpakte eet- of drinkwaren of grondstoffen, zodanig worden vervoerd of in voorraad worden gehouden dat de temperatuur van de waar ten hoogste de door de bereider aangegeven temperatuur bedraagt; of b. (...); behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-) produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven." - Warenwetbesluit en behandeling van levensmiddelen, art. 15, zesde lid: "Het bestuur van een produkt-, een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap kan nadere regels stellen of andere besluiten nemen ten aanzien van het eerste, tweede en derde lid." 7. Zowel het Hof als de Advocaat-Generaal gaan ervan uit dat het laatste deel van art. 15 lid 1: "behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid (..)", een "fait d'excuse" bevat. Wat hen verdeeld houdt is de vraag of dit "fait d'excuse" deel uitmaakt van de delictsomschrijving en dus ten laste moet worden gelegd, dan wel een strafuitsluitingsgrond oplevert. Ik ben echter van mening dat de aanduiding van de betreffende passage als "fait d'excuse" niet juist is. 8. Bij een "fait d'excuse" gaat het om een bepaling die inhoudt, dat een bepaald verbod niet van toepassing is indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Ik geef enkele voorbeelden uit de jurisprudentie ter illustratie. In HR 26 december 1986, NJ 1987, 640 ging het om de vraag of art. 1 lid 4 van de Boswet "De hierna volgende artikelen van deze wet zijn (...) niet van toepassing op : a. houtopstanden op erven en tuinen (...) etc" een bestanddeel was van het in art. 2 lid 3 verwoorde verbod te vellen zonder voorafgaande kennisgeving aan de directeur staatsbosbeheer. Dezelfde vraag rees ten aanzien van de tweede volzin van art. 8.02. lid 1 Rijnvaartpolitiereglement 1983: "Het is verboden een duwstel te slepen. Duwstellen mogen evenwel gesleept worden bij buitengewone plaatselijke omstandigheden, wanneer de scheepvaart daarvan geen hinder ondervindt", HR 2 juni 1987, NJ 1988, 179. In HR 4 februari 1992, NJ 1992, 502 gaat het om een uitzondering op het in art.1, lid 1 Besluit bestrijding aardappelmoeheid vervatte verbod aardappelen te telen binnen drie jaren na de vorige teelt op de betreffende grond, welk verbod volgens het tweede lid van art. 1 onder bepaalde voorwaarden niet geldt. HR 13 september 1994, NJ 1994, 746 betreft art. 5 Wet voorkoming verontreinging door schepen, luidende: "Het is verboden vanaf een schip een schadelijke stof in zee te lozen, behoudens in de gevallen en op de wijze vast te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur." 9. De passage die in art. 15 van het onderhavige Warenwetbesluit is opgenomen, houdt niet in dat het onder a en b vervatte voorschrift waren te bewaren onder een temperatuur als aangegeven, onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing is in die zin dat er dan geen voorschrift geldt voor de temperatuur waaronder waren bewaard dienen te worden. Wat achter "behoudens ..." staat komt erop neer dat, indien een verordening van een (hoofd-) produkt- of bedrijfschap een bijzondere regeling voor de bewaartemperatuur van een bepaald produkt treft, deze regeling geldt en niet de algemene regeling voor bewaartemperatuur zoals die onder a en b is gegeven en dat is iets heel anders dan een "fait d'excuse". 10. Ik wijs in dit verband op de Nota van Toelichting bij het besluit, waarin het volgende staat over het systeem van art. 15: "Het eerste lid, onder a, bevat de eerste hoofdregel: - de in dit artikel bedoelde levensmiddelen moeten worden bewaard en vervoerd op ten hoogste de door de bereider van de waar aangegeven temperatuur. (...) Beide hoofdregels zijn overigens niet van toepassing indien op het moment van in werking treden van dit besluit een andere temperatuur is voorgeschreven in een verordening van een produkt- of (hoofd-) bedrijfschap, (dit is bijvoorbeeld het geval in de zuivelbranche), dan wel toepassing is gegeven aan het zevende of achtste lid. (...) Met betrekking tot het zesde en zevende lid is de toelichting op de leden vijf en zes van artikel 3 van overeenkomstige toepassing. Op deze leden te baseren regelegeving zou bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op de bewaartemperatuur van verse, gerookte of gestoomde vis, maatjes haring of levende schelpdieren" 11. Daaruit volgt dat artikel 15 van het Besluit aldus moet worden uitgelegd, dat daarin na het woord "behoudens" nog een derde alternatief voor de voorgeschreven bewaartemperatuur volgt(1). Het komt er dus op neer dat voor de bewaartemperatuur de volgende regeling geldt. De bewaartemperatuur voor een waar bedraagt ten hoogste: - de voor die waar bij een verordening van een produkt- , een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap voorgeschreven bewaartemperatuur; en indien geen bewaartemperatuur in een verordening is gegeven - voor zover het betreft voorverpakte eet - of drinkwaren etc, de door de bereider op de verpakking aangegeven temperatuur; - voor zover door de bereider geen temperatuur is vermeld een temperatuur van 7 graden Celsius. 12. Met de vaststelling dat het Hof de bedoelde passage ten onrechte als "fait d'excuse" heeft beschouwd(2), is de vraag nog niet beantwoord of in de tenlastelegging had moeten worden opgenomen dat er voor de betreffende goederen niet een andere bewaartemperatuur was voorgeschreven in een verordening van een (hoofd) produkt- of bedrijfschap. 13. Die vraag moet mijns inziens ontkennend worden beantwoord. De toevoeging achter behoudens komt erop neer dat de daar genoemde verordeningen als een lex specialis ten opzichte van het onder a en b gegeven verbod eet- en drinkwaren onder de aldaar voorgeschreven temperatuur te bewaren, gelden. Dat er geen lex specialis is, behoeft nimmer en dus ook niet in dit geval, in de tenlastelegging te worden vermeld. Vgl. voor een enigszins vergelijkbare regeling HR 19 mei 1987, NJ 1988, 314, r.o 4 en 5, in welke zaak eveneens het algemene verbod ten laste was gelegd en in de tenlastelegging geen gewag was gemaakt van de omstandigheid dat er geen bijzondere regelingen op grond van de WVW etc. van toepassing waren. 14. Volledigheidshalve merk ik op dat bij vervolging ter zake van het in art. 15, lid 1, onder b bedoelde verbod in de tenlastelegging wel zal moeten worden vermeld dat op de voorverpakking geen bewaartemperatuur is vermeld, dan wel dat de waar niet is voorverpakt. Die omstandigheden zijn namelijk bestanddelen van het verbod onder b, zoals dat is omschreven. 15. Ik kom dan ook tot de slotsom dat het middel terecht is voorgesteld voor zover daarin wordt bestreden het oordeel van het Hof dat het ontbreken van een bijzondere verordening voor de betreffende eetwaren een bestanddeel van het strafbare feit is dat in de tenlastelegging had moeten worden vermeld. 16. Ik concludeer dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar is en voor zover de verdachte daarbij is ontslagen van alle rechtsvervolging en de zaak zal terugwijzen naar het Hof te Leeuwarden ten einde - met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad - in zoverre op het bestaande hoger beroep verder te worden berecht en afgedaan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, plv. 1 Bij een dergelijke wijze van regelgeving hebben Buiting en Huygen in hun bijdrage aan de Bundel Milieurecht in stelling, onder red. van Van Buuren e.a., onder de titel Milieustrafrecht: een ondoordachte chaos, op p. 75 e.v. kritische kanttekeningen geplaatst. 2 Overigens bevat de regeling wel een "fait d'excuse" in de vorm van een strafuitsluitingsgrond, te weten: art. 15 lid 8, dat de mogelijkheid geeft gedurende een korte tijd bepaalde eet - en drinkwaren boven de in lid 1 onder b voorgeschreven temperatuur van 7 graden te bewaren.


Uitspraak

2 juli 2002 Strafkamer nr. 01998/01 E IV/AB Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 22 mei 2001, nummer 24/000288-00, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats]. 1. De bestreden uitspraak Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Groningen, Economische Kamer, van 20 maart 2000 - het bewezene niet strafbaar verklaard en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. 2. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissing dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is en voorzover de verdachte daarbij is ontslagen van alle rechtsvervolging en de zaak zal terugwijzen naar het Hof te Leeuwarden teneinde - met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad - in zoverre op het bestaande hoger beroep verder te worden berecht en afgedaan. 3. Beoordeling van het middel 3.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte heeft ontslagen van alle rechtsvervolging. 3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 25 juni 1999, in de gemeente Assen, in een aan de Gedempte Singel staande verkoopwagen, voorverpakte eetwaren, te weten vier plastic zakken met patates frites (FARM frites), welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde micro-biologische bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, zodanig heeft in voorraad gehouden dat de temperatuur van die zich in die vier plastic zakken bevindende patates frites respectievelijk 11, 12, 8 en 9 graden Celsius bedroeg." 3.3. Het Hof heeft ter motivering van het ontslag van alle rechtsvervolging het volgende overwogen: "Het aan de verdachte telastegelegde heeft betrekking op overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Warenwet, te weten het niet naleven van het gestelde bij artikel 15, eerste lid aanhef en sub a van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Het van de delictsomschrijving onderdeel uitmakende fait d'excuse "behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven" is niet in de telastelegging verwerkt. Het bewezenverklaarde levert daarom niet het door de steller van de telastelegging beoogde strafbare feit, noch overigens een ander strafbaar feit op. Verdachte dient mitsdien van alle rechtsvervolging te worden ontslagen." 3.4.1. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang. (i) Artikel 5, eerste lid aanhef en onder a, Warenwet: "Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, kan voorts bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot een bij de algemene maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen, te behandelen, te bewerken, te verwerken, te verpakken, te bewaren of te vervoeren: a. anders dan met inachtneming van daaromtrent bij de maatregel gestelde voorschriften, 1º. betrekking hebbende op de wijze waarop bedoelde handelingen worden verricht, op voorwerpen, gereedschappen of materialen die bij het verrichten van bedoelde handelingen worden gebezigd, of op de - al dan niet besloten - ruimten waarin bedoelde handelingen plaatshebben, en hetgeen in of bij die ruimten aanwezig is, of 2º. bevattende de eisen van hygiëne, geldende ten aanzien van personen die bij het verrichten van bedoelde handelingen betrokken zijn." (ii) Artikel 2, eerste lid, Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (hierna: het Besluit): "Het is verboden eet- en drinkwaren te bereiden, te behandelen, te verpakken, te bewaren of te vervoeren, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften." (iii) Artikel 15 van het Besluit: "1. Eet- of drinkwaren of grondstoffen, welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde microbiologisch bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, moeten: a. voor zover het betreft voorverpakte eet- of drinkwaren of grondstoffen, zodanig worden vervoerd of in voorraad worden gehouden dat de temperatuur van de waar ten hoogste de door de bereider aangegeven temperatuur bedraagt; of, b. voor zover door de bereider geen bijzondere bewaartemperatuur op de voorverpakking is vermeld of de waar niet is voorverpakt, zodanig worden vervoerd of in voorraad worden gehouden dat de temperatuur van de waar ten hoogste 7ºC bedraagt; behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven. (...) 6. Het bestuur van een produkt-, een hoofdbedrijf- of een bedrijfschap kan nadere regels stellen of andere besluiten nemen ten aanzien van het eerste, tweede en derde lid. (...)." 3.4.2. De Nota van Toelichting bij het Besluit vermeldt, voorzover hier van belang, als toelichting op artikel 15: "Het eerste lid, onder a, bevat de eerste hoofdregel: - de in dit artikel bedoelde levensmiddelen moeten worden bewaard en vervoerd op ten hoogste de door de bereider van de waar aangegeven temperatuur. In de praktijk zal het hier vrijwel altijd gaan om voorverpakte eet- of drinkwaren, waarbij op het etiket een bepaalde bewaartemperatuur is voorgeschreven. Het eerste lid, onder b, ziet op de situatie dat bovenstaande eerste hoofdregel niet toegepast kan worden, hetzij doordat de bereider geen bewaartemperatuur heeft vermeld, hetzij doordat de waar niet is voorverpakt. In dat geval geldt de tweede hoofdregel: - de in dit artikel bedoelde levensmiddelen, waarop de eerste hoofdregel niet van toepassing is, moeten worden bewaard en vervoerd op ten hoogste 7 ºC. (...) Beide hoofdregels zijn overigens niet van toepassing indien op het moment van in werking treden van dit besluit een andere temperatuur is voorgeschreven in een verordening van een produkt- of (hoofd-)bedrijf-schap (dit is bijvoorbeeld het geval in de zuivelbranche), dan wel toepassing is gegeven aan het zevende of achtste lid." 3.5. Gelet op de tekst van artikel 15 van het Besluit en de toelichting daarop ziet de zinsnede "behoudens indien krachtens het zesde of zevende lid, of bij een verordening van een (hoofd-)produkt- of bedrijfschap die reeds van kracht is op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, regels zijn vastgesteld waarbij een andere temperatuur is voorgeschreven" op een situatie waarin, als gevolg van een bijzondere omstandigheid, geen van de beide hoofdregels van art. 15 van het Besluit gelding heeft. Het ontbreken in de tenlastelegging van de vermelding dat een zodanige bijzondere omstandigheid zich niet voordoet staat aan een veroordeling ter zake van over-treding van art. 15 van het Besluit niet in de weg. Voorzover het middel erover klaagt dat het Hof dit heeft miskend, is het terecht voorgesteld. 3.6. Het Hof waarnaar de zaak zal worden teruggewezen zal bij de bewezenverklaring in aanmerking dienen te nemen dat blijkens de bewoordingen van art. 15, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit strafbaar is het bewaren van de grondstoffen op een temperatuur die de door de bereider aangegeven temperatuur overtreft. 4. Slotsom Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist. 5. Beslissing De Hoge Raad: Vernietigt de bestreden uitspraak; Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep en op de bestaande tenlastelegging opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en E.J. Numann, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 2 juli 2002.