Jurisprudentie
AE1556
Datum uitspraak2002-04-17
Datum gepubliceerd2002-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000542-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000542-01
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Parketnummer: 24-000542-01
Arrest d.d. 17 april 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden d.d. 5 juni 2001 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei,
Holstmeerweg 7 8936 AS Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. E. van der Meer, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep.
De arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De officier van justitie en de verdachte zijn d.d. 18 juni 2001 respectievelijk d.d. 15 juni 2001 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzittingen van 19 februari 2002 en 3 april 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen, omdat het zich niet geheel met dit vonnis verenigt.
Telastelegging.
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Bewezenverklaring.
Ten aanzien van de verdachte acht het hof bewezen dat:
onder 1 primair:
hij op 27 december 2000, te Sneek, in de gemeente Sneek, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan de [straat] aldaar opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, te weten een hoeveelheid geld (te weten handelsgeld van en/of bestemd voor het bedrijf (C1000) van voornoemde [slachtoffer 2]) aan verdachte en/of zijn mededaders af te geven, immers heeft hij tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk en wederrechtelijk in voornoemde woning (welke woning men door middel van braak en inklimming was binnengedrongen en in welke woning op dat moment voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden) - zulks terwijl verdachte en zijn mededaders zichtbaar voor die [slachtoffer 1] gemaskerd waren en vuurwapens en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich droegen -, die samen met [slachtoffer 2] in bed liggende [slachtoffer 1] vastgepakt en/of vastgehouden en vervolgens gedwongen uit bed te komen, en vervolgens weggeleid van die [slachtoffer 2] en een zak over het hoofd van die [slachtoffer 1] getrokken en de armen van die [slachtoffer 1] op de rug gebonden en vervolgens die [slachtoffer 1] gedwongen in de douche te blijven, en vervolgens die [slachtoffer 1] gedwongen in de slaapkamer op bed te gaan liggen en te blijven liggen en vervolgens de benen van die [slachtoffer 1] aan elkaar vastgebonden en aan het ledikant vastgebonden en tape op/over de mond van die [slachtoffer 1] geplakt en aldus die [slachtoffer 1] belet zich vrijelijk te bewegen;
onder 2A:
hij op 27 december 2000, te Sneek, in de gemeente Sneek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldcassettes inhoudende telkens geld, toebehorende aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, in de woning van voornoemde [slachtoffer 2] (gelegen aan de [straat] aldaar en in welke woning men was binnengedrongen door middel van braak en inklimming) opzettelijk die [slachtoffer 2] dreigend meerdere vuurwapens en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geschopt en gestompt en geslagen en de armen en/of de handen van die [slachtoffer 2] heeft gebonden en een zak over het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en dreigend aan die [slachtoffer 2] heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat ze het geld van zijn bedrijf (C1000) wilden hebben en dat hij moest meewerken en vervolgens die [slachtoffer 2] een stuk touw om de hals getrokken en vervolgens die [slachtoffer 2], onder bedreiging van een of meer van de voornoemde vuurwapens en op een vuurwapen gelijkend voorwerp, met een auto heeft vervoerd naar het pand van de C1000, in welk pand voornoemde [slachtoffer 2] is overgegaan tot bovenomschreven afgifte;
onder 2B:
hij op 27 december 2000, te Sneek, in de gemeente Sneek, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk en wederrechtelijk (in de woning van die [slachtoffer 2], gelegen aan de [straat] aldaar) - zulks terwijl verdachte en zijn mededaders duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] gemaskerd waren en vuurwapens en op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich droegen -, die [slachtoffer 2] vastgepakt en vastgehouden en een zak over het hoofd van die [slachtoffer 2] getrokken en de armen en/of de handen van die [slachtoffer 2] gebonden en een touw om de hals van die [slachtoffer 2] getrokken en vervolgens die [slachtoffer 2], onder bedreiging van voornoemde vuurwapens en op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedwongen in een auto te stappen en vervolgens die [slachtoffer 2] vervoerd naar het pand van de C1000 (gelegen aan de [straat] aldaar) en vervolgens in laatstgenoemd pand de handen van die [slachtoffer 2] vastgebonden aan een emballagetafel en de voeten en benen van die [slachtoffer 2] aan elkaar vastgebonden en aldus belet zich vrijelijk te bewegen en vrijelijk voornoemde woning en voornoemde auto en voornoemd pand (C1000) te verlaten;
onder 3:
hij op 14 december 2000 te Nijland, in de gemeente Wymbritseradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand (Troefmarkt, gelegen aan de [straat] aldaar) weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 3], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] voornoemd, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met zijn mededader, opzettelijk met een auto zich naar voornoemd pand heeft begeven en vervolgens opzettelijk zich, voorzien van een over het hoofd getrokken bivakmuts, in voornoemd winkelpand heeft begeven en vervolgens dreigend een gaspistool aan voornoemde [slachtoffer 3] heeft getoond en vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] bij de linkerschouder heeft vastgepakt en vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] dreigend heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat hij moest gaan liggen en vervolgens meermalen voornoemde [slachtoffer 3] met kracht met een gaspistool op het hoofd heeft geslagen en vervolgens een of meer handelingen aan de zich in voornoemd winkelpand bevindende kassa heeft verricht, teneinde deze te kunnen openen, en vervolgens dreigend voornoemd gaspistool, op voornoemde [slachtoffer 3] gericht en vervolgens met voornoemd gaspistool, een schot heeft afgevuurd in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en vervolgens wederom een of meer handelingen aan de zich in voornoemd winkelpand bevindende kassa heeft verricht, teneinde deze te kunnen openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 4:
hij in de periode van 11 december 2000 tot en met 12 december 2000 te Emmeloord, in de gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (van het merk Volkswagen en van het type Golf en welke auto stond geparkeerd op of aan of bij de [straat] aldaar), toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot voornoemde auto hebben verschaft en voornoemde auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
onder 5:
hij op 5 september 1997 te Marum, in de gemeente Marum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een pand (Albert Heijn, gelegen aan de [straat] aldaar) heeft weggenomen geld en cheques, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en tegen andere in voornoemd winkelbedrijf aanwezige personeelsleden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het opzettelijk gewelddadig en dreigend, voorzien van een pistool en een geweer, terwijl men bivakmutsen droeg, binnendringen van voornoemd pand en uit het opzettelijk dreigend richten en gericht houden van voornoemde wapens, op voornoemde personeelsleden en uit het opzettelijk dreigend mededelen aan een of meer van voornoemde personeelsleden (zakelijk weergegeven) dat ze op de grond moesten gaan liggen en uit het opzettelijk gewelddadig slaan van een of meer van voornoemde personeelsleden en uit het opzettelijk dreigend richten en gericht houden van een pistool op voornoemde [slachtoffer 5] en uit het meermalen opzettelijk gewelddadig slaan met een pistool tegen diens hoofd en uit het meermalen opzettelijk dreigend aan deze [slachtoffer 5] mededelen (zakelijk weergegeven) dat hij de kluis moest open maken en dat hij en anderen zouden worden doodgeschoten en dat hij in zijn been zou worden geschoten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1 primair:
medeplegen van gijzeling;
onder 2A:
afpersing, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 2B:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden;
onder 3:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
onder 5:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De arrondissementsrechtbank te Leeuwarden heeft de verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde - en door de rechtbank bewezenverklaarde - feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Zowel de verdachte als de officier van justitie zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Ter terechtzitting van 3 april 2002 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren.
Het hof heeft in hoger beroep - op basis van een bewezenverklaring ter zake van de onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde feiten, maar met een kwalificatie die gedeeltelijk afwijkt van die van de rechtbank - de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich met wisselende mededaders schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten, die, in samenhang beschouwd, voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend zijn, dat alleen een vrijheidsstraf in aanmerking komt.
Verdachte heeft op 27 december 2000 in Sneek samen met anderen een winkel beroofd. Verdachte en zijn mededaders zijn daarbij zeer georganiseerd te werk gegaan. Er was bewust gekozen voor deze datum, omdat men verondertselde dat na de Kerstdagen veel geld in kas zou zitten. Voorts was besloten om de eigenaar van de winkel, de heer [slachtoffer 2], thuis te overvallen en hem vervolgens mee te nemen naar de winkel. In de nacht van 26 december 2000 op 27 december 2000 - terwijl de heer en mevrouw [slachtoffers 2 en 1] lagen te slapen - zijn de daders gemaskerd en voorzien van vuurwapens hun huis binnengedrongen. Het moet voor de heer en mevrouw [slachtoffers 2 en 1] een vreselijke ervaring zijn geweest. Er werd door de daders van stond af aan fors geweld uitgeoefend. De heer [slachtoffer 2] werd geschopt, gestompt en geslagen en mevrouw [slachtoffer 1] werd vastgepakt, gedwongen uit bed te komen en gebonden en geblinddoekt elders in de woning vastgezet. De heer [slachtoffer 2] werd eveneens vastgebonden en geblinddoekt en meegevoerd naar de winkel waar de daders hem op een gewelddadige manier geld afhandig maakten.
Het hof tilt bijzonder zwaar aan deze feiten. Verdachte en zijn mededaders hebben niet alleen de lichamelijke, maar bovenal de geestelijke integriteit van de slachtoffers in zeer ernstige mate aangetast. Uit een mededeling ter zitting van de advocaat-generaal blijkt dat de heer en mevrouw [slachtoffers 2 en 1] zijn getraumatiseerd door de gebeurtenissen en daardoor geruime tijd niet hebben kunnen werken. Ook de zoon van de heer en mevrouw [slachtoffers 2 en 1], die zich samen met een neefje elders in de woning bevond, heeft een zeer schokkende ervaring opgedaan. Beiden hebben begrepen dat er een overval gaande was, maar hebben niets durven ondernemen uit angst ontdekt te worden met alle mogelijke gevolgen van dien.
Twee weken voor deze overval te Sneek, te weten op 14 december 2000, was er getracht de eigenaar van een winkel in Nijland te overvallen. Ook toen was er sprake van fors geweld, waarbij is gedreigd en geschoten met een vuurwapen. De gebruikte vluchtauto was door verdachte en zijn mededader elders gestolen.
Ook dit feit is zeer ernstig. Verdachte en zijn mededader hebben ook hier niet geschuwd om een aanzienlijke hoeveelheid geweld aan te wenden teneinde hun doel te bereiken. Het is enkel en alleen aan het heldhaftige optreden van de eigenaar van de winkel te danken dat het bij een poging is gebleven. Aannemelijk is, dat hij nog lange tijd de psychische gevolgen van het gebeuren zal ondervinden.
Ten slotte heeft verdachte zich op 5 september 1997 samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op het filiaal van een grootwinkelbedrijf in Marum. Kort na sluitingstijd zijn twee (mede) daders de winkel binnengedrongen en hebben gemaskerd en gewapend met een vuurwapen personeelsleden bedreigd en mishandeld en uiteindelijk een groot bedrag aan geld buitgemaakt.
Drie brute overvallen die nog lange tijd hun sporen zullen nalaten in het leven van de slachtoffers. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de aan verdachte op te leggen vrijheidsstraf van zeer lange duur dient te zijn. Bij het bepalen van de precieze duur heeft het hof - naast hetgeen hiervoor omtrent de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan is overwogen - het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is in de eerste plaats, blijkens een uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst te Almelo van 6 maart 2002, eerder veroordeeld ter zake van - soortgelijke - strafbare feiten, hetgeen een verzwarend effect op de straftoeme-ting dient te hebben. Voorts heeft de verdachte - zoals hij ter 's hofs terechtzitting van 19 februari 2002 heeft verklaard - zich ook nog aan andere strafbare feiten schuldig gemaakt dan die ten laste van hem zijn bewezenverklaard. Deze ad informandum gevoegde feiten, te weten het aanwezig hebben van hoeveelheden amfetamine, cocaïne en hennep in Sneek en Leeuwarden, staan vermeld op de inleidende dagvaarding en dienen thans - als meegenomen in na te melden straf - als afgedaan te worden beschouwd.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband bezien, is het hof tot het oordeel gekomen dat aan de verdachte - ter vergelding van het psychisch leed dat hij de slachtoffers heeft aangedaan en om de maatschappij tegen zijn misdadig handelen te beveiligen - een gevangenisstraf behoort te worden opgelegd voor de duur van acht jaren. Het hof verenigt zich dus in zoverre met het standpunt van het openbaar ministerie dat de door de rechtbank opgelegde lange gevangenisstraf toch nog niet volledig recht doet aan de aard en de ernst van de feiten. Het hof ziet noch in de diverse rapporten die omtrent de verdachte zijn opgemaakt, noch in de indruk die het hof van de persoon van de verdachte heeft gekregen, aanleiding om van deze straf af te wijken.
Inbeslaggenomen goederen.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een zogenaamde "Lijst van inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerpen ex artikel 280 Sv (het hof begrijpt: artikel 309 Sv)". Op deze lijst staat een agenda vermeld, code R5F en kleur blauw. Het hof zal deze agenda teruggeven aan verdachte nu de agenda hem toebehoort en het belang van strafvordering zich niet (langer) tegen teruggave verzet. Voor het overige staan er geen goederen op voornoemde lijst. Dit brengt mee, dat het hof niet de bevoegdheid heeft om ten aanzien van ande-re inbeslaggenomen goederen dan de hiervoor vermelde agenda een beslissing te nemen. Voor zover de verdachte en zijn raadsman met betrekking tot deze andere goederen een beslissing met betrekking tot teruggave wensen, zullen zij in contact dienen te treden met het openbaar ministerie, de instantie die belast is met de (verdere) afhandeling van inbeslaggenomen goederen.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 63, 282, 282a, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van het navolgende inbeslaggenomen voorwerp:
- een agenda, R5F, kleur blauw;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Hermans, voorzitter, Zwerwer en Van Zant, in tegenwoordigheid van mr. Jongeling als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.