Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1185

Datum uitspraak2002-06-25
Datum gepubliceerd2002-09-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01652/01
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

Nr. 01652/01 Mr Machielse Zitting 19 maart 2002 Conclusie inzake: [verdachte] De Rechtbank Roermond heeft verdachte op 7 september 2000 in hoger beroep wegens overtreding van art.5 WVW 1994 veroordeeld tot een geldboete van fl. 750,- en tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden. Mr N.N. van Geenen, advocaat te Venlo, heeft cassatie ingesteld. Mr H.H.M. van Dijk, advocaat te 's-Hertogenbosch heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring dat het feit gepleegd zou zijn in de gemeente Venlo onvoldoende met redenen zou zijn omkleed. Het middel is gegrond. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan slechts volgen dat de overtreding is begaan op de Rijksweg A67. Een blik achter de papieren muur wijst uit dat volgens het proces-verbaal van verbalisant de overtreding is begaan in de gemeente Maasbree (dossierparagraaf 1.1.1.). De gemeente Maasbree is tot op heden niet ingelijfd bij de gemeente Venlo. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de strafzaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch om opnieuw te worden berecht en afgedaan. De Procureur-Generaal Bij de Hoge Raad der Nederlanden


Uitspraak

25 juni 2002 Strafkamer nr. 01652/01 SO/SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 7 september 2000, nummer 04/401972-98, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats] (België). 1. De bestreden uitspraak De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter te Venlo van 2 december 1999 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 750,--, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. 2. Geding in cassatie 2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.H.M. van Dijk, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan. 2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal. 3. Beoordeling van het middel 3.1. Het middel bevat de klacht dat het bewezen verklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen. 3.2. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat: "hij op 19 augustus 1998 in de gemeente Venlo als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A 67, - welke weg terplaatse verdeeld was in twee rijbanen met elk twee rijstroken - twee voertuigen die over de - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - linker rijstrook van de rechter rijbaan van genoemde weg reden, zonder verkeersnoodzaak rechts is gaan inhalen, en vervolgens op te korte afstand achter een over de linker rijstrook van de rechter rijbaan van genoemde weg rijdende vrachtauto is gaan rijden, en vervolgens - nadat die vrachtauto zich weer naar de rechter rijstrook heeft begeven - die vrachtauto links is gaan inhalen en zich weer naar de rechter rijstrook heeft begeven op het moment dat laatstgenoemde vrachtauto zich nog rechts naast dan wel rechts dicht achter hem, verdachte, bevond, waarna hij, verdachte, met een veel hogere dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur is weggereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt." 3.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan wel volgen dat het bewezenverklaarde feit is begaan op de autosnelweg de A 67, maar niet dat zulks is geschied binnen de gemeente Venlo. Gelet daarop heeft de Rechtbank kennelijk bij vergissing in de bewezenverklaring de woorden "in de gemeente Venlo" opgenomen. 3.4. Vooropgesteld zij dat een plaatsaanduiding als "op de Rijksweg A 67" bij een verkeersovertreding begaan op een autosnelweg, op zichzelf niet in strijd is met de in art. 261, eerste lid, Sv aan de tenlastelegging gestelde eisen. Wel zal dan voor de rechter op enigerlei wijze uit de stukken van het geding duidelijk moeten zijn dat hij terzake van het tenlastegelegde feit relatief competent is. 3.5. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zowel als in eerste aanleg blijkt dat bij de verdachte geen onduidelijkheid heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten en met name ook niet waar ter plaatse de verweten gedragingen zich hebben voorgedaan. Zo houdt het in beide instanties door de gemachtigde raadsman ter terechtzitting overgelegde, door de verdachte zelf opgestelde, schriftelijk stuk onder meer in een gedetailleerde uiteenzetting van de visie van de verdachte op zijn verkeersgedrag en dat van andere weggebruikers op 19 augustus 1998 op de Rijksweg A 67 kort voordat hij door de politie werd staande gehouden. 3.6. In aanmerking genomen dat de verdachte gelet op het vorenoverwogene daardoor niet in zijn verdediging is geschaad, leest de Hoge Raad de bewezenverklaring met verbetering van de in 3.3 vermelde misslag en derhalve zonder de daarin opgenomen woorden "in de gemeente Venlo". Dat brengt mee dat het middel feitelijke grondslag mist, zodat het niet tot cassatie kan leiden. 4. Slotsom Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 25 juni 2002.