Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1100

Datum uitspraak2002-04-02
Datum gepubliceerd2002-04-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005693-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/005693-01 Datum uitspraak: 2 april 2002 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats, thans gedetineerd in de P.I. "Nieuw Vosseveld" te Vught. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2002. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 29 september 2001 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan [adres] weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer W.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met genoemd oogmerk een kelderrooster van dat pand heeft opgetild en/of een ruit van dat pand heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 26 augustus 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen 8, in elk geval een of meer pakken koffie en/of een beurs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 3. hij op of omstreeks 2 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een GSM (Motorola), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 4. hij in of omstreeks de periode van 2 september 2001 tot en met 3 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een telefoon (KPN, type Malibu), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer M.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 5. hij in of omstreeks de periode van 5 september 2001 tot en met 6 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen 12, in elk geval een of meer pakken koffie en/of 32, in elk geval een of meer repen chocolade en/of 12, in elk geval een of meer flessen drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer W.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 6. hij in of omstreeks de periode van 10 september 2001 tot en met 11 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een aantal CD-roms en/of een beurs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 7. hij op of omstreeks 19 augustus 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere flessen drank en/of meerdere dozen snoepgoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam café], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 8. hij op of omstreeks 24 mei 2000 in de gemeente Heerlen [slachtoffer P.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stanleymes in de richting van die [slachtoffer P.] heeft gehouden en/of (een) stekende beweging(en) met een stanleymes in de richting van die [slachtoffer P.] heeft gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Blijf van me af of ik steek je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 29 september 2001 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een pand gelegen aan [adres] weg te nemen goederen en/of geld toebehorende aan [slachtoffer W.], en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met genoemd oogmerk een kelderrooster van dat pand heeft opgetild en een ruit van dat pand heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 26 augustus 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen 8 pakken koffie en een beurs toebehorende aan [slachtoffer G.], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 3. hij op 2 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een GSM (Motorola) toebehorende aan [naam benadeelde partij], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 4. hij in de periode van 2 september 2001 tot en met 3 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een telefoon (KPN, type Malibu) toebehorende aan [slachtoffer M.], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 5. hij in de periode van 5 september 2001 tot en met 6 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen 12 pakken koffie en 32 repen chocolade en 12 flessen drank toebehorende aan [slachtoffer W.], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 6. hij in de periode van 10 september 2001 tot en met 11 september 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een aantal CD-roms en een beurs toebehorende aan [slachtoffer G.], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 7. hij op 19 augustus 2001 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere flessen drank en meerdere dozen snoepgoed toebehorende aan [naam café], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak; 8. hij op 24 mei 2000 in de gemeente Heerlen [slachtoffer P.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stanleymes in de richting van die [slachtoffer P.] heeft gehouden en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Blijf van me af of ik steek je kapot". De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 t/m 8 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: Feit 1: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 5°, juncto artikel 310 en artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht; Feiten 2 t/m 7: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 5°, juncto artikel 310, van het Wetboek van Strafrecht; Feit 8: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen maatregelen Bij de bepaling van de op te leggen maatregelen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat: - blijkens het onderzoek ter terechtzitting het rapport van de psychiater Dr. P.J.A. van Panhuis, d.d. 3 maart 2002 en het voorlichtingsrapport van het CAD Limburg d.d. 13 maart 2002, de verdachte verslaafd is aan verdovende middelen, - de bewezenverklaarde feiten misdrijven opleveren waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten; - blijkens het bij de stukken gevoegde uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 oktober 2001 de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van vorenbedoelde vrijheidsbenemende straffen, - er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf samenhangend met zijn verslaving zal begaan en dat de veiligheid van goederen het opleggen van na te noemen maatregel eist, - enerzijds, voornoemd rapport van de psychiater Van Panhuis als advies inhoudt dat het zeer de vraag is of verdachtes deelname aan het programma van de strafrechtelijke opvang voor verslaafden (SOV) een bijdrage kan leveren aan de oplossing van diens verslavingsproblematiek omdat motivatie van enige vorm ontbreekt, en - anderzijds, dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte thans gemotiveerd is tot deelname aan het programma van de SOV. Gezien al het vorenstaande zal de rechtbank aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden opleggen. Deze maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte ten behoeve van zijn terugkeer in de maatschappij en de beëindiging van zijn recidive. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van deze maatregel geen rekening gehouden met de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank heeft bij haar beraadslaging over de op te leggen maatregelen ook rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan strafbare feiten, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat de verdachte ten aanzien daarvan niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten: 1. 075717-01 23 augustus 2001, de Saroleastraat, Heerlen, diefstal (lederen jas), 2. 075559-01 13 juli 2001, het Homerusplein, Heerlen, diefstal (dekbedovertrekken), 3. 030781-00 24 mei 2000, het Homerusplein, Heerlen, huisvredebreuk door in besloten lokaal binnen te dringen, Albert Heijn, 4. 030061-01 19 april 2000, de Schandelerboord, Heerlen, diefstal (kratten met lege flessen) 5. 075758-01 4 september 2001, de Heerlerbaan, Heerlen, diefstal van een regenjas bij "Fanworld", 6. 075716-01 23 augustus 2001, de Dautzenbergstraat, Heerlen, diefstal (scheermesjes) bij V&D, 7. 075716-01 23 augustus 2001, Landgraaf, diefstal handtas, rijbewijs en paspoort, 8. 005693-01 25 september 2001, Heerlen, poging diefstal dmv braak, goederen uit woning [adres]. Nu verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer, zijnde de hierna te noemen benadeelde partij [naam benadeelde partij], aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij vonnis d.d. 3 oktober 2000, gewezen in de zaak met het parketnummer 03/005384-00, bij vonnis d.d. 27 juni 2000, gewezen in de zaak met het parketnummer 03/005943-99 en bij vonnis d.d. 25 juli 2000, gewezen in de zaak met het parketnumer 03/075174-00 is veroordeeld tot straf en nu opnieuw is schuldig verklaard aan een strafbaar feit (feit 8) dat voor die uitspraken is gepleegd. De op te leggen maatregel is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. De vordering van de benadeelde partij Ter terechtzitting is tevens het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam benadeelde partij] zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door hem gevorderde bedrag en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een maatregel zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 t/m 8 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 t/m 8 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat verdachte strafbaar is; - legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden voor de duur van twee jaar; - legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], [adres], te betalen een bedrag van € 158,82 (honderd achtenvijftig euro en tweeëntachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van drie dagen; - verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft; - veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], [adres] te betalen een bedrag van € 158,82 (honderd achtenvijftig euro en tweeëntachtig cent); - veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voornoemd in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat, indien verdachte aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voormeld bedrag van € 158,82 , heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen; - bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 158,82, heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] komt te vervallen. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. J.M. Penn-Te Strake, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en mr. M. Timmers, rechters, in tegenwoordigheid van J.Th.G. Coenders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2002, zijnde mr. Timmers buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.