Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE1033

Datum uitspraak2002-02-12
Datum gepubliceerd2002-04-05
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers00/00871
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem eerste enkelvoudige belastingkamer nummer 00/00871 Proces-verbaal mondelinge uitspraak Belanghebbende : [X] Te : [Z] Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [P] Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 nummer : [01.H86] mondelinge behandeling : op 29 januari 2002 te Arnhem waarbij verschenen : [de Inspecteur] waarbij niet verschenen : belanghebbende, die overeenkomstig de wet is opgeroepen gronden: 1. Belanghebbende, geboren in 1946, geniet in 1998 een WAO-uitkering. 2. Ingevolge de door de Belastingdienst geïnitieerde landelijke actie Occasion zijn aan de eenheden overzichten verstrekt van belastingplichtigen die in 1997 en/of 1998 10 of meer kentekens op naam hebben gehad. In 1998 stonden 12 kentekens voor korte duur op naam van belanghebbende. 3. Op grond daarvan is belanghebbende bij de aanslagregeling medegedeeld dat de Belastingdienst ervan uit ging dat belanghebbende in auto's handelde en is van die zijde aan belanghebbende bij herhaling verzocht een opgave te verstrekken van de in- en verkoopwaarde van de betreffende auto's. 4. Omdat enige reactie uitbleef heeft de Inspecteur het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen ad f 23.962 met f 12.000 (gekwalificeerd als andere inkomsten niet uit dienstbetrekking) en vastgesteld op f 35.962. Eerst in zijn beroepschrift doet belanghebbende een enkele mededeling met betrekking tot voornoemde auto's, inhoudende dat hij geen geld aan de auto's heeft verdiend. 5. Nu belanghebbende op de verzoeken van de Inspecteur niet heeft gereageerd, heeft hij niet voldaan aan zijn in artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen neergelegde inlichtingenverplichting hetgeen tot gevolg heeft dat het beroep van belanghebbende moet worden afgewezen, tenzij hij doet blijken dat, en in hoeverre, de uitspraak van de Inspecteur onjuist is. 6. Voormelde omkering van de bewijslast laat onverlet dat de Inspecteur niet een onredelijke of willekeurige schatting van de aangegeven inkomsten aan de aanslag ten grondslag mag leggen. 7. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift aan het Hof medegedeeld dat de beroepskosten van belanghebbende abusievelijk op f 1.033 in plaats van f 1.440 (12% van f 12.000) zijn gesteld en dat het belastbaar inkomen derhalve moet worden verminderd met f 410 tot een belastbaar inkomen van f 35.555. 8. Ter zitting heeft de Inspecteur toegelicht dat de bijtelling van f 1.000 per auto is gebaseerd op de ervaringscijfers van de Belastingdienst dat met de handel in (tweedehands) auto's in het marktsegment waarin belanghebbende kennelijk opereert gemiddeld een winst van f 1.000 per auto wordt gemaakt, en voorts dat die bijtelling in dit soort gevallen landelijk wordt toegepast. 9. Het Hof is van oordeel dat een correctie als door de Inspecteur toegepast, gelet op de vaststaande feiten en hetgeen de Inspecteur naar voren heeft gebracht, niet onredelijk is. 10. Belanghebbende heeft met zijn schriftelijke mededelingen aan het Hof dat hij aan de auto's geen f 12.000 heeft verdiend, dat deze abusievelijk op zijn naam zijn gezet omdat een deel van de auto's naar Polen is gebracht en een deel naar de sloop is afgevoerd niet doen blijken dat en in hoeverre het in punt 4 genoemde bedrag onjuist is. De correctie is derhalve terecht en tot het juiste bedrag aangebracht, zij het dat deze nog moet worden verminderd met het onder punt 7 genoemde bedrag aan beroepskosten. slotsom: Het beroep is gedeeltelijk gegrond. proceskosten: In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. beslissing: Het Gerechtshof - vernietigt de uitspraak waarvan beroep; - vermindert de onderhavige belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 16.134,16; - gelast de Inspecteur het griffierecht van € 27,23 aan belanghebbende te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2002 door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 februari 2002 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.