Jurisprudentie
AE0914
Datum uitspraak2001-12-18
Datum gepubliceerd2002-04-02
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/01114
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-04-02
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/01114
Statusgepubliceerd
Indicatie
De belastingdeurwaarder kan ook kosten van vervolging in rekening brengen wanneer de belastingschuldige na de betekening van het dwangbevel in gebreke is gebleven het verschuldigde tijdig te betalen en niet reageert op de betekening.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
de uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Grote ondernemingen P, de ontvanger, gedagtekend 23 februari 2001, op het beroepschrift ingediend tegen de beschikking van 3 december 1999 betreffende kosten van vervolging in rekening gebracht door de belastingdeurwaarder te Z.
Het beroep is behandeld op de zitting van 4 december 2001.
BESLISSING
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
GRONDEN
1.1. Op (maandag) 29 november 1999 heeft de belastingdeurwaarder aan belanghebbende in persoon een achttal aanslagbiljetten inkomstenbelasting en vermogensbelasting uitgereikt tot een totaalbedrag van ruim f 10.272.000,-; deze aanslagbiljetten met dagtekening 29 november 1999 vermelden de reguliere betalingstermijnen van artikel 9 van de Invorderingswet 1990. Hieraan voorafgaande had de deurwaarder een brief uitgereikt met een omschrijving van de correcties ten opzichte van de door belanghebbende aangegeven bedragen en de gronden voor het opleggen van boetes.
Op een later moment bij hetzelfde bezoek heeft de deurwaarder acht dwangbevelen aan belanghebbende betekend met bevel tot betaling "Ingevolge art. 10 lid 1 letter e en 15 Invorderingswet 1990 onmiddellijk aan mij belastingdeurwaarder"; deze tekst was opgenomen in een gestempelde afdruk met een doorhaling in de oorspronkelijke tekst.
Niet in geschil is dat belanghebbende in de situatie verkeerde als omschreven in dit onderdeel van artikel 10 van de Invorderingswet 1990 en dat niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 10, § 1, derde lid, van de Leidraad Invordering 1990 met betrekking tot een aanduiding of een afzonderlijke schriftelijke mededeling omtrent de versnelde invordering.
1.2. Bij beschikking van (vrijdag) 3 december 1999 heeft de belastingdeurwaarder belanghebbende f 15.097,- aan kosten van vervolging in rekening gebracht. De berekening van het bedrag van deze kosten is als zodanig niet in geschil.
2. Ter zitting heeft de gemachtigde bevestigd dat hij in verzet is gekomen tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen en heeft hij verklaard dat hij tot 4 januari 2002 uitstel heeft voor het indienen van een conclusie van antwoord; dat A & B (Handel) B.V. geen cliënten van hem zijn; dat het bezoek van 29 november 1999 plaatsvond zonder dat er sprake was van een inhoudelijke bespreking van de aanslagen; dat op 3 december 1999 belanghebbende bij hem is gekomen ter bespreking van de fiscale positie.
De ontvanger heeft verklaard dat per abuis de Leidraad invordering niet gevolgd is; dat hij uiteraard de kosten van vervolging zal laten vervallen wanneer het verzet gegrond wordt verklaard. Daarop heeft de gemachtigde verklaard dat dan nog slechts in geschil is of belanghebbende in gebreke was terzake van de betaling van de belastingschulden.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond van de wettelijke bepalingen de belastingschulden terstond en tot het volle bedrag invorderbaar waren. Voorts is niet in geschil dat de deurwaarder belanghebbende door de aantekening op de dwangbevelen expliciet heeft gewezen op de betalingsverplichtingen en de daarvoor geldende termijn.
Belanghebbende heeft na deze betekening geen enkel initiatief tot betaling getoond en evenmin anderszins op korte termijn enig contact gezocht met de ontvanger. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden belanghebbende in gebreke is gebleven met de betaling van het door hem verschuldigde. De belastingdeurwaarder was dan ook gerechtigd op 3 december 1999 kosten van vervolging in rekening te brengen. Het enkele feit dat de aanslagbiljetten niet enige aanduiding bevatten met betrekking tot de versnelde invordering en ook geen afzonderlijke brief is uitgereikt doet daaraan niet af nu bij belanghebbende hieromtrent na de betekening van de dwangbevelen geen enkel misverstand meer kon bestaan.
4. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 18 december 2001 door mr. Boersma, in tegenwoordigheid van mr. Brands als griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, ondertekend door het lid van de belastingkamer en de griffier.
Het hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van de mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.