Jurisprudentie
AE0138
Datum uitspraak2001-06-15
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1010006000
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1010006000
Statusgepubliceerd
Indicatie
Feiten 1 en 2: De voortgezette handeling van diefstal met geweld in vereniging en poging tot afpersing in vereniging.
Feiten 3, 5 en 9: De voortgezette handeling van afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging.
Feiten 4, 6 en 8: De voortgezette handeling van afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging.
Feit 7: Afpersing in vereniging.
6 jaar gevangenisstraf + schadevergoedingen
Feiten 3, 5 en 9: De voortgezette handeling van afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging.
Feiten 4, 6 en 8: De voortgezette handeling van afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging.
Feit 7: Afpersing in vereniging.
6 jaar gevangenisstraf + schadevergoedingen
Uitspraak
rolnummer 2200056001
parketnummer 1010006000
ad informandum 1010006000
datum uitspraak 15 juni 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 1 februari 2001 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [...] 1981,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zwolle.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
4. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt, met dienverstande, dat het de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten kwalificeert als de voortgezette handeling.
Bijlage:
1.
hij op 20 april 2000 te Heijplaat, gemeente Rotterdam, in een postagentschap/ winkel gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld en strippenkaarten en telefoonkaarten en sloffen sigaretten en een ISDN tester, toebehorende aan [slachtoffer] of [slachtoffer] of ING/ Postbank N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Geld, geld, geld” en “Kluis, kluis” en “Je portemonnee, je geld”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-slaan en/ of schoppen van die [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-houden van een vuurwapen in de nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer] en het afvuren van een kogel;
2.
hij op 20 april 2000 te Heijplaat, gemeente Rotterdam, in een postagentschap/ winkel gelegen aan de [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer] welke bedreiging met geweld bestond uit het:
tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten en/ of gericht houden op en/ of in de richting van die [slachtoffer] van
-een of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen
-aldus die [slachtoffer] dwingen op de grond te gaan liggen en
-tegen die [slachtoffer] zeggen: “Money, money”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 20 april 2000 te Rotterdam in een postagentschap/ winkel gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade, inhoudende een bedrag aan geld, toebehorende aan ING/ Postbank N.V. of Postkantoor Winkel Peters B.V., in elk geval aan anderen dan verdachte en zijn mededaders,
en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende een bedrag aan geld en een tas en een portemonnee en een rijbewijs en een girobetaalpas en een creditcard en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] of ING/ Postbank N.V. of Postkantoor Winkel Peters B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten en/ of gericht houden van een of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: Geld, geld, geld” en: “Ik maak je kapot en geen geintjes” en: “Ga liggen” en: “Geld, geld, maak de kassa open”, althans woorden van een gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] aldus dwingen op de grond te gaan liggen en
-slaan en schoppen en/ of trappen van die [slachtoffer];
4.
hij op 13 januari 2000 te Rotterdam, in een café gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen
met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld toebehorende aan een ander(en) dan verdachte en zijn mededaders,
en met het oogmerk ven wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan [slachtoffer] of [slachtoffer]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/ of [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welke bedreiging met geweld bestond uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Ga liggen” en: “Blijf liggen” en het (telkens) schieten met een vuurwapen;
5.
hij op 23 januari 2000 te Rotterdam, in een horecagelegenheid gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen toot de afgifte ven een portemonnee met inhoud, toebehorende aan die [slachtoffer]
en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen (in totaal ongeveer f6000,--) en een tas met inhoud en een mobiele telefoon toebehorend aan [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en [slachtoffer] en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Liggen, liggen” en “Geld, je horloge” en “Geld, snel, opschieten” en “Snel geld geven, anders gebeuren er ongelukken” en “Je tas”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-schoppen van die [slachtoffer]
-kapot trekken van de kleding van die [slachtoffer]
6.
hij op 15 februari 2000 te Rotterdam, in een snackbar gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een halsketting en een armband, toebehorende aan die [slachtoffer]
en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en een lidmaatschapskaart en een draadloze telefoon en een mobiele telefoon en een giropas toebehorend aan [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welke bedreiging met geweld bestond uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Maak de kassa open, snel, snel”en “Meer geld, meer geld”en: “Neer, neer”en “Portemonnee en telefoon”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking
7.
hij op 16 maart 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] en [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade met inhoud, toebehorende aan Edah BV,
8.
hij op 20 maart 2000 te Rotterdam, in een horecagelegenheid gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud toebehorende aan die [slachtoffer]
en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en mobiele telefoons en sieraden en een tas met inhoud en een portemonnee met inhoud toebehorend aan [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan van vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welke bedreiging met geweld bestond uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Zakken leeg maken” en “Hup openmaken”en “Liggen, liggen” en “Overval” en “Geld”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-naar de grond dwingen van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer];
9.
hij op 23 maart 2000 te Rotterdam, in een café gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bedrag aan geld toebehorend aan [slachtoffer]
en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bedragen aan geld en een portemonnee en een fototoestel en een halsketting en mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] of [slachtoffer] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Iedereen blijven zitten” en “Doe die kluis open man” en “Naar de kassa” en “Maak open” en “Geef je portemonnee” en “Ga liggen, ga voorover liggen” en “Liggen en blijven liggen” en “Gokkast open” en “Open maken” en “Geef mij alles” en: “Handen omhoog” en “Geld, geld, dit is een overval” en “Portemonnee”, althans woorden van een gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-het van de nek en/ of hals van die [slachtoffer] rukken en/ of trekken van een halsketting en
-slaan met een op een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp van die [slachtoffer] en
-schoppen van die [slachtoffer];
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1/2.
De voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
3,5 en 9.
De voortgezette handeling van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl hetfeit wordt gepleegd door twee ofmeer verenigde personen, meermalen gepleegd.
4, 6 en 8.
De voortgezette handeling van:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
7.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
meermalen gepleegd
7. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg ter zake van het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van tien jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ten aanzien van de benadeelde partijen beslist als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de benadeelde partijen vordert zij als volgt:
- Postbank: toewijzen f 1.517,64, hoofdelijk, voor het overige afwijzen;
- [benadeelde partij]: toewijzen f 685,-, hoofdelijk;
- [benadeelde partij]: toewijzen f 299,-, hoofdelijk;
- [benadeelde partij]: toewijzen f 2.500,- hoofdelijk, voor het overige niet-ontvankelijk;
- [benadeelde partij]: toewijzen f 5.989,60, hoofdelijk, alsmede f 1825,
proceskosten, voor het overige niet-ontvankelijk;
- [benadeelde partij]: toewijzen f 2.500,- hoofdelijk, voor het overige niet-ontvankelijk.
Zij vordert voorts dat aan verdachte de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een groot aantal zeer gewelddadige overvallen op winkels annex postagentschappen, cafés en horecagelegenheden. Met bivakmutsen of panty's over hun hoofd en gewapend met vuurwapens zijn de verdachte en zijn mededaders deze panden op uiterst koelbloedige wijze binnengegaan en hebben zij de aanwezigen in de panden bedreigd met deze wapens. In sommige gevallen is er een wapen hoorbaar voor slachtoffers doorgeladen en is er daadwerkelijk geschoten. Daarnaast hebben zij sommige aanwezigen fysiek geweld aangedaan door hen te schoppen of te slaan, waarbij enkelen van de aanwezigen letsel hebben opgelopen. Bij deze overvallen zijn geld en diverse goederen, zoals tassen, mobiele telefoons en sieraden buitgemaakt.
Dit zijn zeer ernstige en verwerpelijke feiten. De verdachte en zijn mededaders hebben zich bij het plegen van deze delicten uitsluitend laten leiden door hun verlangen naar geldelijk gewin en hebben zich op geen enkele manier bekommerd over het grote aantal personen dat slachtoffer van hun gewapende overvallen is geworden. De angstige reacties van die slachtoffers hebben in geen enkel opzicht remmend gewerkt. Dit soort feiten zijn voor de direct betrokkenen zeer schokkend en angstaanjagend geweest. Behalve de pijn en de materiele schade die de slachtoffers door de overvallen lijden, ondervinden zij vaak - en met hen hun naasten - ook in de toekomst nog langdurig de psychisch nadelige gevolgen daarvan. Daarnaast worden door feiten als de onderhavige de in het algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden, dat de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan andere, niet tenlastegelegde feiten, die overigens eveneens betrekking hebben op gewelddadige overvallen.
Deze feiten zijn door het openbaar ministerie onder parketnummer 1010006000 bij deze strafzaak gevoegd met het oog op de aan de verdachte op te leggen straf.
Gebleken is dat het openbaar ministerie bij het uitbrengen van de inleidende dagvaarding aan de verdachte heeft medegedeeld dat deze feiten met dat doel ter terechtzitting ter sprake zullen worden gebracht.
Het hof heeft op deze feiten acht geslagen bij de beslissing over de straf, waarbij het ervan is uitgegaan dat de verdachte ter zake van die feiten niet afzonderlijk zal worden vervolgd.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, niet eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld.
Bij de vaststelling van de strafmaat heeft het hof voorts in het bijzonder nog rekening gehouden met de volgende omstandigheden:
-gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht: op de omstandigheid dat de verdachte op 12 december 2000 door de arrondissementsrechtbank te Zutphen reeds onherroepelijk is veroordeeld voor medeplichtigheid aan moord en wederrechtelijke vrijheidsberoving tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest;
-dat blijkens het voorlichtingsrapport van de reclassering Nederland, arrondissement Rotterdam, d.d. 14 november 2000, opgemaakt en ondertekend door I. Kerssenberg en G. Verbanck, de verdachte onvoorbereid, ongeschoold en zonder begeleiding naar Nederland is gekomen;
-de jeugdige leeftijd alsmede 'de achtergrond van de verdachte en diens opvoeding in een gewelddadig milieu.
Het hof tekent hierbij aan dat het, als de delicten waarvoor de verdachte afzonderlijk door de arrondissementsrechtbank te Zutphen is veroordeeld, ook op deze terechtzitting aan de orde zouden zijn geweest, een gevangenisstraf voor alle feiten, gelet op voormelde omstandigheden, voor de totale duur van dertien jaren passend en geboden zou hebben gevonden.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
9. Vorderingen tot schadevergoeding en schadevergoedingsmaatregelen
De volgende benadeelde partijen hebben zich opnieuw in hoger beroep gevoegd dan wel lopen hun vorderingen van rechtswege door in hoger beroep. De overige door de rechtbank genoemde benadeelde partijen hebben zich niet opnieuw gevoegd in hoger beroep.
Interpartes Incasso B.V., [postbus], [vestigingsplaats], heeft zich, als gemachtigde voor de !NG Postbank N.V., als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 4.703,24.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij, behoudens na te noemen reeds teruggegeven bedrag, niet betwist.
Uit de opgemaakte rapporten van de bedrijfsrechercheur [naam] blijkt dat er als gevolg van het onder 1 (zaak 1) bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is geleden in de vorm van kassatekorten tot een bedrag van f 2.513,98, en dat er als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit (zaak 4) schade is geleden tot een bedrag van f 2.189,26.
Uit het dossier (proces-verbaal 20/04/2000-542-1-133, ordner "Vervolg zaken 1 tot en met 4") blijkt dat bedragen van f 2.014,90 en f 170,70 reeds aan de bedrijfsrechercheur [naam] zijn teruggegeven.
Naar het oordeel van het hof dient de vordering van de benadeelde partij derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van f 2.517,64.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geboden is.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 635,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De benadeelde partij heeft voldoende aangetoond dat de gestelde schade door deze is geleden. Aannemelijk is dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 9 (zaak 11) bewezen verklaarde feit.
De vordering van de benadeelde partij kan dus worden toegewezen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36fvan het Wetboek van Strafrecht geboden is.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 299,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De benadeelde partij heeft voldoende aangetoond dat de gestelde schade door deze is geleden. Aannemelijk is dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 4 (zaak 6) bewezen verklaarde feit.
De vordering van de benadeelde partij kan dus worden toegewezen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36fvan het Wetboek van Strafrecht geboden is.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van f 5.000,-. De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit (zaak 4) rechtstreeks schade heeft ondervonden. Het hof zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de immateriële schade vaststellen op f 2.500,-.
De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is het overige deel van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geboden is.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en een vordering ingediend tot vergoeding van schade tot een bedrag van f 7.500,-, welke vordering hij ter terechtzitting in hoger beroep nader heeft toegelicht. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij verklaard dat zijn vordering uitsluitend betrekking heeft op de door hem geleden immateriële schade.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde feit (zaak 8) rechtstreeks schade heeft ondervonden. Het hof zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de immateriële schade vaststellen op f 2.500,-.
De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is het overige deel van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geboden is.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van (im)materiële schade tot een bedrag van f 4.378,50.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit (zaak 1) rechtstreeks schade heeft ondervonden. Het hof zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de immateriële schade vaststellen op f 2.500,-.
De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is het overige deel van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Tenslotte dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden vastgesteld op een bedrag van f 1.825,-) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof is van oordeel dat daarnaast het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geboden is.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45,56,57,63,310,312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
11. BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 9 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ING Postbank N.V., gemachtigde Interpartes Incasso B.V., [postbus], [vestigingsplaats], tot een bedrag van f 2.517,64 (zegge: vijfentwintighonderdenzeventien gulden en vierenzestig cent) en veroordeelt de
verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 419,60 (zegge: vierhonderdennegentien gulden en zestig cent) ten behoeve van ING Postbank N.V., gemachtigde Interpartes Incasso B.V., [postbus], [vestigingsplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van NEGEN DAGEN.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van eenzelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of een van zijn mededaders, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 635,- (zegge: zeshonderdenvijfendertig gulden) en
veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 127,- (zegge: honderdenzevenentwintig gulden) ten behoeve van [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van TWEE DAGEN.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van eenzelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of een van zijn mededaders, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 299,- (zegge: tweehonderdennegenennegentig gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 99,67 (zegge: negenennegentig gulden en zevenenzestig cent) ten behoeve van [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van TWEE DAGEN.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van eenzelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of een van zijn mededaders, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 2.500,- (zegge: vijfentwintighonderd gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 416,67 (zegge: vierhonderdenzestien gulden en zevenenzestig cent) ten behoeve van [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van ACHT DAGEN.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van eenzelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of een van zijn mededaders, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 2.500,- (zegge: vijfentwintighonderd gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 833,33 (zegge: achthonderdendrieëndertig gulden en drieëndertig cent) ten behoeve van [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van ZESTIEN DAGEN.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van eenzelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of een van zijn mededaders, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 2.500,- (zegge: vijfentwintighonderd gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt de verdachte eveneens in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op f 1.825,- (zegge: achttienhonderdenvijfentwintig gulden) - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 833,33 (zegge: achthonderdendrieëndertig gulden en drieëndertig cent) ten behoeve van [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van ZESTIEN DAGEN.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van eenzelfde bedrag doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen, telkens in zoverre dat bij betaling door de verdachte of een van zijn mededaders, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd.
Dit arrest is gewezen door mrs Von Brucken Fock, Aler en Korvinus,
in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juni 2001.
Mr Korvinus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.