Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9893

Datum uitspraak2000-07-17
Datum gepubliceerd2004-10-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1003147499
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verkrachting (driemaal gepleegd). (Winkel-)diefstal met geweld. Afpersing. Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen. Diefstal d.m.v. inklimming.
4 jaar gevangenisstraf + TBS + schadevergoeding


Uitspraak

Rolnumer 2200130600 Parketnummer 1003147499 Datum uitspraak 17 juli 2000 Tegenspraak GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Meervoudige kamer voor strafzaken ARREST Gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 17 april 2000 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren te [plaats] op [...] 1969, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen “De schie” te Rotterdam Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2000. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Beoordeling van het vonnis Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Bijlage: 1. hij op 27 november 1993 te Rotterdam door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld eimand, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het duwen/ brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] en het laten nemen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] het geweld, en een andere feitelijkheid en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit -het belemmeren van de doorgang voor die [slachtoffer] -het vastpakken van de fiets van die [slachtoffer] -het vastpakken en/ of meetrekken van die [slachtoffer] en -het tegen een muur drukken en/ of gedrukt houden van die [slachtoffer] en -het tegen die [slachtoffer] zeggen: ”Ik heb een pistool en een mes en je moet alles doen wat ik zeg” en -het kapot trekken van de slip van die [slachtoffer] 2. hij op 13 oktober 1994 te Rotterdam door bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het laten nemen van zijn, verdachtes penis, in de mond van die [slachtoffer] en de bedreiging met geweld heeft bestaan uit het tonen van een mes aan die [slachtoffer] en het tegen die [slachtoffer] zeggen: “Ga nou niet tegenstribbelen, anders steek ik je hartstikke dood”; 3. hij op 28 september 1999 te Rotterdam in een winkel aan de Bredenoord met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (fl. 1045,-) toebehorende aan C1000 B.V., welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welke bedreiging met geweld bestond uit: -het tegen die [slachtoffer] zeggen:”Dit is een overval”, en -het hierbij tonen en/ of voorhouden van een mes aan die [slachtoffer] 4. hij op 30 september 1999 te Rotterdam door geweld iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het duwen/ brengen van zijn, verdachtes, tong en penis in de mond van die [slachtoffer] het geweld heeft bestaan uit: -het beetpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en -het trekken van het hoofd van die [slachtoffer] en zijn, verdachtes, richting en -het bij de keel grijpen van die [slachtoffer] en -het dichtdrukken, dichtknijpen van de keel van die [slachtoffer]; 5. hij op 30 september 1999 te Rotterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (fl.400,-) toebehorende aan welke bedreiging met geweld bestond uit -het tegen die [slachtoffer] zeggen:”Wil je dood of levend uit de auto komen”; 6. hij op 10 oktober 1999 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk spiritus gesprenkeld over een dekbed en een matras en een toetsenbord en vervolgens die spiritus en / of die die goederen in aanraking gebracht / aangestoken met een brandende aansteker, tengevolge waarvan brand is ontstaan en het interieur van die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de belendende panden en levensgevaar voor personen die aanwezig waren in die belendend(e) pand(en), te duchten was; 7. hij op 10 oktober 1999 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres] heeft weggenomen een videorecorder en C.D.’s en sieraden, toebehorende aan [benadeelde partij] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming, te weten door via een raam de woning in te klimmen; Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4: verkrachting, meermalen gepleegd; ten aanzien van feit 3: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden; ten aanzien van feit 5: afpersing; ten aanzien van feit 6: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is; ten aanzien van feit 7: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van voorarrest, en tot betaling van de schade geleden door de beledigde partij als nader in het vonnis omschreven. Tevens heeft de rechtbank in haar vonnis de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van de verdachte gelast. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest, en tot betaling van de schade geleden door de beledigde partij als nader in het vonnis omschreven. Voorts heeft de advocaat-generaal de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van de verdachte gevorderd. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit hel onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder in aanmerking genomen de aard en de ernst van de misdrijven zoals hier voormeld bewezenverklaard. . Door zijn handelen heeft verdachte met name bij het plegen van de verkrachtingen een grove inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het moet voor de betrokken vrouwen niet alleen een vernederende, maar ook een zeer kwetsende en angstwekkende ervaring zijn geweest. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens gesteld boven het belang van de vrouwen en heeft zich daarbij volstrekt niet bekommerd om hun gevoelens. Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven dat hij geen enkel respect kan opbrengen voor zijn medemens. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ervan ondervinden. Uit het dossier blijkt zulks ook in deze gevallen. De omstandigheid dat de feiten zich hebben afgespeeld op de openbare weg, heeft in de samenleving grote gevoelens van onveiligheid met zich mee gebracht. Het hof rekent verdachte de verkrachtingen het zwaarst aan, maar ook aan de andere - gewelddadige - feiten kent het hof groot gewicht toe. Op dergelijke ernstige feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur. Omtrent verdachte is op 10 februari 2000 door de psycholoog dr. A. van der Donk en op 26 januari 2000 door de psychiater prof. dr. A.M.H. van Leeuwen gerapporteerd. Volgens de deskundige dr. Van der Donk is er bij verdachte sprake van een duidelijke karakterneurotische persoonlijkheidsontwikkeling. Bij verdachte kan worden gesproken van een zwak geïntegreerde persoonlijkheid met borderlineachtige trekken. Hij komt naar voren als een introverte, negatief ingestelde en zeer depressieve man die veel last heeft van somatische klachten. Hij is in sociaal opzicht inadequaat te noemen. Obsessieve gedachten en fantasieën over het vernederen en verkrachten van vrouwen lijken centraal te staan. Wanneer verdachte, naar hij zegt om spanningen te beheersen, in drugsgebruik vlucht, is echter door dat gebruik een verdere ontremming van agressieve en sexuele impulsen het gevolg. De deskundige komt tot de conclusie dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde delicten weliswaar geen ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, maar wel een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens waardoor betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. De deskundige acht, gezien de ernst van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, de kans groot dat hij zal recidiveren en soortgelijke delicten zal plegen. Reguliere behandelingsmethoden resteren er naar het oordeel van de deskundige niet meer, nu verdachte in het recente verleden een aantal malen in behandeling is geweest en deze behandelingen zonder substantiële verbeteringen zijn gebleven. De deskundige acht een klinische opname noodzakelijk, met name omdat zonder adequate behandeling de spanningen bij verdachte weer hoog oplopen en hij onvoldoende weerstand kan bieden aan zijn impulsen, en adviseert verdachte een langdurige behandeling in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. Ook de deskundige prof. dr. Van Leeuwen is van oordeel dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, afhankelijke anti-sociale kenmerken, waarbij ook deze deskundige een relatie legt met het gebruik van verdovende middelen. In verband met zijn stoornis wordt verdachte ten aanzien van het hem tenlastegelegde vrij sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De deskundige komt tot de conclusie dat bij verdachte ten tijde van de tenlastegelegde delicten zowel een gebrekkige ontwikkeling als een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Ook deze deskundige adviseert verdachte de maatregel van TBS met verpleging op te leggen, waarbij de op de persoonlijkheidspathologie van verdachte gerichte behandeling niet alleen intensief, maar ook langdurig zal moeten zijn (minstens een jaar of vier à vijf), nu de ervaring leert dat verdachte de neiging heeft om zich voortijdig aan een behandeling te onttrekken. De deskundige stelt tenslotte dat ieder verantwoord alternatief voor een behandeling binnen het gedwongen kader van een TBS met verpleging ontbreekt. Het hof neemt deze conclusies over en is van oordeel dat op grond daarvan de bewezenverklaarde misdrijven aan de verdachte slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven en de hiervoor weergegeven overwegingen van de deskundigen met betrekking tot de noodzaak van klinische behandeling en de kans dat verdachte opnieuw tot het plegen van zulke misdrijven zal vervallen, komt het hof tot het oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eist. Niet onbelangrijk is daarbij het gegeven dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep volledig inzicht heeft getoond in het verkeerde van zijn handelen zoals bewezenverklaard en daarbij het besef heeft getoond van de noodzaak van behandeling in het kader van een op te leggen terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege; zijn bereidheid en medewerking daartoe zijn voldoende gebleken. Voor wat betreft de daarnaast aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf en de duur daarvan zijn doorslaggevend de sterk verminderde toerekenbaarheid, het getoonde inzicht en besef als voormeld en de te verwachten duur van de terbeschikkingstelling met verpleging, die zo spoedig mogelijk dient te beginnen, gelet op verdachtes motivatie. Anderzijds dient ook acht te worden geslagen op eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven, daarbij ook gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van een en ander is naast oplegging van de vorengemelde maatregel een gevangenisstraf op zijn plaats voor de duur van vier jaar als zijnde hier gerechtvaardigd en geboden. Vordering tot schadevergoeding De bijzondere gevolmachtigde mr. De Groot heeft zich namens de beledigde partij [beledigde partij] gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 1.500,-. De verdachte heeft deze vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarom moet die vordering worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de beledigde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 63, 157, 242, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING. Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN. Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de bijzondere gevolmachtigde mr. De Groot namens de beledigde partij tot een bedrag van f 1.500,- (zegge: duizend en vijfhonderd gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de beledigde partij. Veroordeelt de verdachte in de kosten die de beledigde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Dit arrest is gewezen door mrs. Horstink, Van der Bruggen en Wurfbain, in bijzijn van de griffier mr. Van Griensven. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juli 2000. Mr. Wurfbain is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.