Jurisprudentie
AD9758
Datum uitspraak2002-01-10
Datum gepubliceerd2002-03-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsArnhem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/69588, 01/69928
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-03-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsArnhem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/69588, 01/69928
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / categoriewijziging.
De vreemdelinge is in bewaring gesteld op 15 november 2001. Bewaring is gehandhaafd bij uitspraak van 28 november 2001. De vreemdelinge heeft op 21 december 2001 beroep ingesteld. De bewaring is opgeheven op 27 december 2001. De presentatie van de vreemdelinge bij de Chinese autoriteiten vond plaats op 23 november 2001.
De rechtbank acht de bewaring vanaf die dag onrechtmatig omdat door de presentatie de gegevens van de vreemdelinge bekend gemaakt zijn bij de Chinese autoriteiten terwijl toen een asielprocedure liep. Het is verweerder - behoudens uitzonderingssituaties die zich in casu niet voordoen - niet toegestaan uitzettingshandelingen te verrichten, terwijl deze vreemdelinge een aanvraag om toelating heeft ingediend waarop nog geen beslissing is genomen. Omdat de gegevens over de presentatie van de vreemdelinge tijdens de behandeling van de vorige zaak op de zitting van 26 november 2001 niet bekend waren, acht de rechtbank het gerechtvaardigd een schadevergoeding toe te kennen gerekend vóór de datum van de vorige uitspraak van 28 november 2001.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: AWB 01/69588 en AWB 01/69928
Datum uitspraak: 10 januari 2002
Uitspraak
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 93, eerste lid, en artikel 96, eerste en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) op het beroep tegen voortduring van de bewaring op grond van artikel 59 van de Vw 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdelinge genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1975,
van Chinese nationaliteit,
verblijvende in de penitentiaire inrichting te Zwolle,
gemachtigde mr. J. Singh,
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verweerder,
gemachtigde drs. H.W. Pieters,
ambtenaar bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND).
Het procesverloop
Op 15 november 2001 is de vreemdelinge in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Het beroep tegen de maatregel van bewaring is laatstelijk bij uitspraak van 28 november 2001 van deze rechtbank ongegrond verklaard.
De vreemdelinge heeft op 21 december 2001 beroep ingesteld tegen het voortduren van de inbewaringstelling. Daarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding. Het beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 01/69588.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is ingevolge artikel 96, eerste lid, Vw 2000 op 27 december 2001 aan de rechtbank kennis gegeven dat de bewaring van de vreemdelinge voortduurt sinds de uitspraak van 28 november 2001.
Deze kennisgeving, bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 01/69928, wordt gelijkgesteld met een door de vreemdelinge ingesteld beroep tegen de maatregel van bewaring.
Op 27 december 2001 is de bewaring van de vreemdelinge opgeheven.
De openbare behandeling van beide beroepen heeft gevoegd plaatsgevonden ter zitting van 3 januari 2002. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De vreemdelinge noch haar gemachtigde is - met kennisgeving - verschenen.
De beoordeling
1. Aangezien de rechtbank de kennisgeving van het voortduren van de inbewaringstelling van de vreemdelinge ná het beroepschrift heeft ontvangen, en het beroep dat is ingesteld middels het beroepschrift door de rechtbank wordt behandeld, heeft de vreemdeling naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij het beroep dat is ingeleid middels de kennisgeving, zodat dit niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Bij uitspraak van 28 november 2001 heeft de rechtbank het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig geoordeeld.
3. In een schrijven van 2 januari 2002, ter griffie bij fax ingekomen op 3 januari 2002, is door de gemachtigde van de vreemdelinge verzocht, een schadevergoeding toe te kennen.
4. De bewaring is met ingang van 27 december 2001 opgeheven, zodat de rechtbank nog slechts heeft te beslissen op het verzoek om schadevergoeding.
5. De rechtbank stelt de volgende feiten vast. Het belang van de openbare orde heeft op 15 november 2001 de inbewaringstelling gevorderd op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000. Op 21 november 2001 heeft de vreemdelinge een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag is op 21 november 2001 aan de vreemdeling een nieuwe maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, onder b, van de VW 2000 opgelegd. De aanvraag van een laissez passer bij de Chinese autoriteiten is op 23 november 2001 in behandeling genomen. Op 28 november 2001 heeft de vreemdelinge de asielaanvraag tijdens het gehoor ingetrokken. De grondslag van de bewaring is vervolgens niet gewijzigd. De bewaring is door de Staatssecretaris van Justitie op 27 december 2001 opgeheven. De behandeling van het vorige beroep tegen de maatregel van bewaring heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 november 2001 waarvan uitspraak is gedaan op 28 november 2001.
6. De gemachtigde van verweerder heeft het volgende aangevoerd. De bewaring van de vreemdelinge op de b-grond had niet langer dan vier weken mogen duren zodat de zesendertig dagen waarop de vreemdeling op de b-grond in bewaring heeft verbleven, te weten van 21 november tot 27 december 2001, op zich te lang is. Nadat de vreemdelinge de asielaanvraag had ingetrokken is de categorie ten onrechte niet gewijzigd. De vreemdelinge is op 23 november 2001 bij de Chinese autoriteiten gepresenteerd toen de categoriewijzing naar de b-grond op 21 november 2001 al had plaatsgevonden. Een categoriewijzing had weliswaar moeten plaatsvinden maar dit hoeft niet op dezelfde datum als die waarop de asielaanvraag - op 28 november 2001 - is ingetrokken. Verweerder had tot 19 december 2001, te weten vier weken na de indiening van de asielaanvraag, de tijd een beslissing te nemen op het verzoek om asiel. De vreemdelinge heeft na zes dagen de asielaanvraag al weer ingetrokken en frustreert daarmee de uitzettingsprocedure.
7. Voorts is de gemachtigde van verweerder van mening dat de presentatie van de vreemdelinge bij de Chinese autoriteiten niet had mogen plaatsvinden. De presentatie op 23 november 2001 heeft plaatsgevonden na de categoriewijziging naar de b-grond doch dit is geen reden de bewaring op te heffen. Met de aanvraag om asiel heeft de vreemdelinge uitsluitend en alleen beoogd de procesgang te frustreren. Binnen zes dagen, te weten op 28 november 2001, heeft de vreemdelinge immers de asielaanvraag weer ingetrokken. Verweerder ziet geen reden om de bewaring om deze reden onrechtmatig te achten.
8. De vreemdelinge heeft, aldus de gemachtigde van verweerder, tot 19 december 2001 geen recht op schadevergoeding wegens de hiervoor genoemde termijn van vier weken. Ook over de periode van 19 december 2001 tot 27 december 2001 komt de vreemdelinge daarvoor niet in aanmerking, omdat de opheffing van de bewaring al ruimschoots is gecompenseerd nu de vreemdelinge niet rechtmatig in Nederland verblijft, de vreemdelinge het asielverzoek al na zes dagen weer heeft ingetrokken en daarmee beoogd heeft de uitzettingsactiviteiten van verweerder te frustreren.
9. De rechtbank is van oordeel dat de bewaring vanaf vrijdag 23 november 2001 onrechtmatig is. De vreemdelinge is ten onrechte ten tijde van de asielaanvraag gepresenteerd bij de Chinese autoriteiten. Het is verweerder – behoudens uitzonderingssituaties die zich in casu niet voordoen – niet toegestaan uitzettingshandelingen ten behoeve van een vreemdelinge te verrichten, terwijl deze vreemdelinge een aanvraag om toelating als vluchteling heeft ingediend waarop nog geen beslissing is genomen. Immers, de vreemdelinge wordt op die manier geconfronteerd met de autoriteiten van haar land van herkomst, terwijl zij stelt vrees voor vervolging van die zijde te ondervinden. Verweerder had geen dergelijke verwijderingsactiviteiten mogen verrichten nu de vreemdelinge op 23 november 2001 op de b-grond in bewaring was gesteld.
10. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat de vreemdelinge het onderzoek frustreert uitsluitend en alleen door haar asielaanvraag al na zes dagen in te trekken. Vervolgens is niet gebleken, althans onvoldoende, dat de vreemdelinge met haar asielaanvraag en de intrekking hiervan binnen zes dagen de procedure als zodanig heeft willen frustreren. Omdat de presentatie op 23 november 2001, nadat wijziging van de categorie van de a-grond naar de b-grond heeft plaatsgevonden, is de bewaring vanaf genoemde datum onrechtmatig.
11. Hetgeen meer of anders door partijen is aangevoerd leidt niet tot een ander standpunt.
12. De bewaring is inmiddels opgeheven. Het beroep met kenmerk AWB 01/69588 dient gegrond te worden verklaard.
13. Indien de rechtbank de opheffing van bewaring beveelt, dan wel de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing daarvan is opgeheven, kan zij aan de vreemdelinge schadevergoeding toekennen op grond van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank acht de bewaring vanaf vrijdag 23 november 2001 onrechtmatig omdat de gegevens over de vreemdelinge op die datum ten onrechte zijn bekend gemaakt bij de Chinese autoriteiten terwijl er ten tijde van de bekendmaking een asielprocedure liep.
14. Nu de gegevens over de presentatie van de vreemdelinge tijdens de vorige zitting van 26 november 2001 niet bekend waren acht de rechtbank gerechtvaardigd een schadevergoeding inzake dossiernummer AWB 01/69588 toe te kennen gerekend vóór de datum van de vorige uitspraak op 28 november 2001.
15. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van de vreemdelinge, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om haar ten laste van de Staat een schadevergoeding van EUR 68,-- per dag toe te kennen voor de 34 dagen die zij vanaf 23 november 2001 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van EUR 2312,-- zal worden toegekend.
16. Nu het beroep, geregistreerd onder kenmerk AWB 01/69588 gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op in totaal €EUR 322,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
· 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
· waarde per punt EUR 322,--;
· wegingsfactor 1.
Aangezien ten behoeve van de vreemdelinge een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van deze rechtbank.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep met het registratienummer AWB 01/69588 gegrond;
verklaart het beroep met het registratienummer AWB 01/69928 niet-ontvankelijk;
kent aan de vreemdelinge ten laste van de Staat der Nederlanden een schadevergoeding toe van EUR 2312,--.
veroordeelt verweerder in de proceskosten van EUR 322,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.A.P. van der Roest en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2002 in tegenwoordigheid van J.A.M. Rijntjes-van Zuilen als griffier.
de griffier de rechter
De voorzitter van deze rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van EUR 2312,--.
de voorzitter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden.