Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD9546

Datum uitspraak2002-02-21
Datum gepubliceerd2002-02-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/080299-01vev
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 21 februari 2002 Parketnummer: 17/080299-01 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans gedetineerd in HvB Doetichem te Doetichem, Hogenslagweg 8. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 7 februari 2002. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M.E. Hamming, advocaat te Drachten. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. PARTIËLE VRIJSPRAAK De verdachte moet van het onder 2. telastegelegde worden vrijgesproken, omdat weliswaar uit de stukken blijkt dat het busje Pepperspray bij gelegenheid van een doorzoeking in de kamer die verdachte wel gebruikte is aangetroffen, maar daardoor nog niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte dit busje voorhanden heeft gehad. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het onder 1. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 oktober 2001 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en alleen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd aan personen telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne elk een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: 1. Medeplegen van de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister; - het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden met aftrek, onttrekking aan het verkeer van het stuk plastic met cocaïneresten en de pepperspray, verbeurdverklaring van de andere op de beslaglijst vermelde goederen met uitzondering van de persoonlijke bescheiden en de teruggave van deze persoonlijke bescheiden aan verdachte. De verdachte heeft gedurende een zo lange periode en in zo grote mate gehandeld in verdovende middelen, dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De verdachte heeft niet willen meewerken aan de totstandkoming van een reclasseringsrapport, zodat met zijn persoonlijke omstandigheden slechts in beperkte mate, namelijk voor zover deze ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, rekening kan worden gehouden, hetgeen meebrengt dat er voor de rechtbank geen redenen zijn af te wijken van het eerder genoemde uitgangspunt van de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. INBESLAGGENOMEN GOEDEREN De rechtbank acht de inbeslaggenomen pepperspray en het stuk plastic met cocaïneresten vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het feit is begaan met behulp van het stuk plastic met cocaïneresten en dit voorwerp aan verdachte toebehoort. De rechtbank acht het inbeslaggenomen busje pepperspray vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Weliswaar is verdachte van het onder 2. telastegelegde vrijgesproken, maar de rechtbank stelt vast dat met betrekking tot het busje pepperspray een strafbaar feit is begaan, te weten Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II. Het voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank acht het, aan verdachte toebehorende, inbeslaggenomen dubbeltje vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit door middel van het strafbare feit is verkregen en de rechtbank acht de na te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring nu het feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en deze voorwerpen aan verdachte toebehoren. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder 1. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart de volgende inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd: een dubbeltje, een Nokia telefoontoestel met lader, een Ericsson telefoontoestel met lader, een "Hi" SIM kaart, vier SIM kaarten, een Nokia telefoontoestel met "Hi" SIM kaart, drie Nokia batterijen, twee Nokia telefoontoestellen, het verpakkingsmateriaal van een weegschaal en een Tanita weegschaal. Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen stuk plastic met cocaïneresten en de inbeslaggenomen pepperspray. Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goudkleurige halsketting met hanger, goudkleurige halsketting, trouwring met inscriptie "SATIE", smalle gouden ring en gouden ring met hoog model en letter "H". Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen W-document ten name van verdachte en de inbeslaggenomen VD-stempelkaarten ten name van verdachte. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en mr. B. Kuizenga, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2002. Mr. Kuizenga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING Parketnummer: 17/080299-01 Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank op 7 februari 2002. Tegenwoordig: mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en mr. B. Kuizenga, rechters, mr. G. Veenstra, officier van justitie en mr. F.F. van Emst, griffier. De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen. De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek. Het onderzoek vindt plaats met bijstand van A. Soleimani, wonende te Drachten, tolk in de Farsi taal, nu verdachte heeft aangegeven de Nederlandse taal onvoldoende te beheersen. De tolk legt in handen van de jongste rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte af zijn taak als tolk naar zijn geweten te zullen vervullen. Het ter terechtzitting gesprokene is vertolkt. De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans gedetineerd in HvB Doetichem te Doetichem, Hogenslagweg 8. Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.M.E. Hamming, advocaat te Drachten. De officier van justitie deelt bij zijn requisitoir mede voornemens te zijn een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken. De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 21 februari 2002 te 13:30 uur. Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.