Jurisprudentie
AD9515
Datum uitspraak2002-02-22
Datum gepubliceerd2002-02-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers00/1201 WOW44
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-02-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers00/1201 WOW44
Statusgepubliceerd
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 00/1201 WOW44
Inzake het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. E.M.J. van Gestel, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim, verweerder,
gemachtigden: J.S. Bos en J.M. Wiersma, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2000 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit van 19 april 2000, waarbij verweerder aan [naam vergunninghouder] vergunning heeft verleend voor het bouwen van een woning, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep doen instellen.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 19 februari 2002. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij bovengenoemde gemachtigden.
Motivering
Eiser bezit een recreatiewoning aan [adres].
Bij besluit van 19 april 2000, verzonden op 9 mei 2000, heeft verweerder aan [naam vergunninghouder] te [woonplaats] vergunning verleend voor de bouw van een woning aan [adres].
Tegen dit besluit heeft eiser een bezwaarschrift doen indienen.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard, onder overneming van het advies van de commissie voor de beroep- en bezwaarschriften van de gemeente Boarnsterhim (verder: de commissie).
Eiser stelt zich op het standpunt dat de onderhavige bouwvergunning in strijd met artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet is verleend. Op grond artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de planvoorschriften is slechts één bouwlaag met kap toegestaan, terwijl het bouwplan een tweede bouwlaag bevat. Daarnaast wordt de toegestane oppervlakte van 120 m² voor een hoofdgebouw en van 30 m² voor een bijgebouw overschreden, omdat het bouwplan voorziet in een woning van 120 m² en een garage van 30 m² met een glazen verbinding daartussen. Het bouwplan is qua hoofdvorm niet afgestemd op de omringende woningen. Ook is de woning dichtbij de waterlijn gepland, hetgeen niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van de planvoorschriften, waarin is bepaald dat de inrichting van het terrein tenminste het huidige kwaliteitsniveau dient te behouden en dat om die reden geen medewerking wordt verleend aan bebouwing voor de huidige rooilijn en aan bebouwing dichtbij de waterkant. Ten behoeve van het bouwplan moet een aantal bomen gekapt, terwijl uit de laatstaangehaalde bepaling eveneens volgt dat de houtopstand moet worden gespaard. Eiser is voorts van mening dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Verweerder stelt dat de bouwvergunning niet kon worden geweigerd, aangezien de bouwaanvraag voldoet aan alle in artikel 44 van de Woningwet gegeven criteria. Volgens verweerder voldoet het bouwplan aan de bepaling "één bouwlaag met kap". Hierbij hanteert verweerder de definitie van bouwlaag, zoals die is geformuleerd in de uitgave "Op dezelfde leest" van het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV). Daarnaast moet volgens verweerder rekening worden gehouden met de interpretatie en de intentie van het bestemmingsplan. Verder stelt verweerder dat het huidige kwaliteitsniveau van het gebied gehandhaafd blijft en verwijst hierbij naar het welstandsadvies. Ook voldoet het bouwplan aan de ingevolge de planvoorschriften maximaal toegestane oppervlakten voor een hoofdgebouw en een bijgebouw. Zowel in functioneel als ruimtelijk opzicht is sprake van een duidelijk onderscheid tussen het hoofdgebouw en het bijgebouw. Ten behoeve van het bouwplan moeten enkele bomen worden gekapt, maar het bestemmingsplan voorziet hierin, gelet op het vastgestelde bouwvlak. Realisatie van de woning zonder bomenkap is onmogelijk. Het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand en verweerder stelt dat hij zich in dezen heeft mogen baseren op het advies van de welstandscommissie. Ten slotte wijst verweerder er op dat een eventuele waardedaling in deze procedure geen rol speelt.
In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet mag alleen en moet de bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwwerk in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen.
Ter plaatse is van kracht het bestemmingsplan "Dorpsvernieuwingsplan Terherne". Op het in geding zijnde perceel rust de bestemming "Recreatiewoningen". Ingevolge artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van de planvoorschriften dient de bebouwing te bestaan uit één bouwlaag al dan niet met kap.
Uit de bij de in geding zijnde vergunning behorende bouwtekening blijkt dat de te bouwen woning als volgt is ingedeeld: een begane grond (met onder meer een woonkamer, een keuken en een hal), een verdieping (met drie slaapkamers, een badkamer en een overloop) en daarboven een ongedefinieerde ruimte onder een schuin dak met een maximale inwendige hoogte van ongeveer 1,60 meter.
Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 8 augustus 1996 (gepubliceerd in Bouwrecht 1997/37) moet onder een bouwlaag worden verstaan: "een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen".
Verweerder heeft in dit verband bij het bestreden besluit aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip bouwlaag zoals verwoord door het NIROV in de uitgave "Op dezelfde leest", ondertitel: "Standaardisering van bestemmingsplanvoorschriften". Volgens dit geschrift moet onder bouwlaag worden verstaan: "een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder".
Zowel op grond van de definitie van de AbRS als die van het NIROV kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie worden getrokken dan dat het in geding zijnde bouwplan de bouw van een woning met twee bouwlagen (met kap) behelst. De rechtbank kan verweerder niet volgen in diens zienswijze dat de eerste verdieping, waar voor woonfuncties geschikte ruimtes zijn getekend, niet als bouwlaag moet worden geteld. Nog daargelaten dat een zodanige uitleg zich niet verdraagt met de in de jurisprudentie ontwikkelde definitie van het begrip bouwlaag, de rechtbank verwijst nog naar de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 16 oktober 1980 (gepubliceerd in Bouwrecht 1981/338), is bovendien niet gebleken dat de planwetgever bij de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan een van de definitie van de AbRS en het NIROV afwijkende interpretatie van het begrip bouwlaag voor ogen heeft gehad.
Uit het vorenstaande volgt dat het bouwplan niet voldoet aan het bestemmingsplan, zodat de gevraagde bouwvergunning moest worden geweigerd. Dit betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard, het bestreden besluit moet worden vernietigd en het besluit van 19 april 2000 moet worden herroepen. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de bouwvergunning alsnog te weigeren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van eiser, welke met toepassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op €€€euro 644,- (indienen beroepschrift, verschijnen ter zitting, gewicht van de zaak gemiddeld).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van verweerder van 19 april 2000;
- weigert de bouwvergunning en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van
het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de gemeente Boarnsterhim het door eiser betaalde griffierecht van euro€ 102,10 aan
hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van €euro 644,-, te betalen door
de gemeente Boarnsterhim.
Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2002 in tegenwoordigheid van mr. T. Hoekstra als griffier.
w.g. T. Hoekstra w.g. E. de Witt
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 22 februari 2002