Jurisprudentie
AD9302
Datum uitspraak2002-01-25
Datum gepubliceerd2002-02-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsArnhem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/1889, 02/1893
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-02-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsArnhem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/1889, 02/1893
Statusgepubliceerd
Indicatie
AC-procedure / 48-uurstermijn.
Noch uit de Vw 2000, noch uit Vb 2000 noch uit de door verzoeker overgelegde uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 december 2001 en 21 december 2001 valt eenduidig af te leiden wat de aanvangtijd van de 48-uurstermijn is. In de uitspraken van de ABRS wordt in dit verband vermeld dat alle uren sedert de aanmelding van een vreemdeling tot aan de uitreiking van het besluit als procesuren zijn aan te merken. Het beleid (zoals is neergelegd in hoofdstuk C3/12 paragraaf 2.2.3 Vc 2000), dat de 48-uurstermijn in het aanmeldcentrum Zevenaar aanvangt op het moment dat de vreemdelingendienst begint met het eerste onderzoek van de eerste fase (en derhalve niet op moment van de zogenoemde slagboomtijd), is niet kennelijk onredelijk. Immers, vanaf dat moment vangt het onderzoek naar de aanvraag in een aanmeldcentrum feitelijk aan. Nu echter namens verweerder geen feiten en/of omstandigheden zijn aangevoerd waarom in onderhavige zaak de procesuren die uitkwamen boven de Vc 2000 gegunde aantal van twee procesuren voor de voorbespreking van het nader gehoor en de in artikel 3.117, tweede lid, Vb 2000, gegunde drie procesuren voor het schriftelijk naar voren brengen van de zienswijze, niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag, is de aanvraag niet binnen 48 procesuren afgewezen. Beroep gegrond, afwijzing verzoek.
Uitspraak
Rechtbank ’s-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
Registratienummers: AWB 02/1889 en AWB 02/1893
Datum uitspraak: 25 januari 2002
Uitspraak
ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in de zaak van
A,
geboren op [...] 1980,
van Turkse nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde mr. F.A.M. te Braake,
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. L.M. Vogel,
ambtenaar in dienst van de IND.
Het procesverloop
Op 4 januari 2002 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gedaan. Bij besluit van 7 januari 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Dit besluit is bekendgemaakt in het Aanmeldcentrum te Zevenaar.
Verzoeker heeft daartegen bij brief van 8 januari 2002 beroep ingesteld.
Verzoeker is medegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten.
Bij verzoekschrift van 8 januari 2002 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het beroep is beslist.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 januari 2002. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De omvang van het geschil
1. Gelet op de namens verzoeker ingediende gronden van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening, staat enkel ter beoordeling of verweerder het besluit binnen 48 proces-uren heeft afgewezen.
De standpunten van partijen
2. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de het besluit binnen 48 proces-uren is afgewezen. Daartoe is het volgende aangevoerd. De aanvangtijd is niet de zogenoemde slagboomtijd, maar het moment dat de vreemdelingendienst begint met het eerste onderzoek van de eerste fase, de zogenoemde intake. Dit blijkt immers uit hoofdstuk C3/12 paragraaf 2.2.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000. De 48-uurstermijn is derhalve niet aangevangen op 4 januari 2002 om 10.40 uur maar om 13.15 uur. De tweede fase is aangevangen op 6 januari 2002 om 8.05 en het besluit had derhalve op 7 januari 2002 om 18.05 dienen te worden uitgereikt. De Stichting Rechtsbijstand Asiel (SRA) heeft echter voor de voorbereiding op het nader gehoor de gegunde twee proces-uren overschreden met 1 uur een 3 kwartier. Tevens heeft de SRA voor de nabespreking van het nader gehoor de gegunde tijd van drie proces-uren overschreden met 7 uur en 35 minuten. Deze uren van termijnoverschrijding dienen niet voor rekening van verweerder te komen. Het besluit had derhalve uiterlijk op 8 januari 2002 om 13.25 moeten worden uitgereikt. Het besluit is evenwel op 8 januari 2002 om 11.00, en derhalve tijdig, uitgereikt.
3. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder het besluit niet binnen 48 proces-uren heeft afgewezen. De 48-uurstermijn is op 4 januari 2002 om 10.40, zijnde de zogenoemde slagboomtijd, aangevangen. Het besluit diende derhalve op 7 januari 2002 om 15.40 doch uitelijk om 17.40 te worden uitgereikt. Verwezen is naar de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 december 2001 (zaak no. 200105777/1) en van 21 december 2001 (zaak no. 200104937/1).
De beoordeling
4. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Indien nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling, kan ingevolge artikel 8:86 van de Awb na de zitting onmiddellijk uitspraak worden gedaan in de hoofdzaak.
6. Hier doet zich een situatie voor als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb zodat daarom uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak.
7. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient het bestreden besluit - de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen - te worden getoest aan de hand van de tegen dit besluit aangevoerde beroepsgronden.
8. Het beroep is gericht tegen het besluit van 7 januari 2002 waarbij de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in het Aanmeldcentrum te Zevenaar is afgewezen binnen 48 proces-uren.
9. Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vw 2000 draagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren is afgewezen.
10. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a van dat artikel is het eerste lid niet van toepassing, indien het besluit inhoudt de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren.
11. Ingevolge artikel 3.117, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 wordt, indien de Onze Minister voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, binnen 48 proces-uren af te wijzen, het schriftelijk voornemen daartoe aan de vreemdeling uitgereikt.
12. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 wordt onder proces-uren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag in een aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren van 22.00 tot 08.00 niet meetellen.
13. Uit de gedingstukken – met name het zogenoemde ACLIS-formulier – en het verhandelde ter zitting, blijkt het volgende. Conform de op 18 december 2001 gemaakte afspraak is verzoeker op 4 januari 2002 om 10.40 aangekomen op het Aanmeldcentrum te Zevenaar. Dit tijdstip wordt door partijen aangemerkt als de zogenoemde slagboomtijd. Op 4 januari 2002 om 13.15 heeft een medewerker van de Vreemdelingendienst van het Aanmeldcentrum te Zevenaar een intake afgenomen. De eerste fase van de 48-uurs-procedure is geëindigd op 6 januari 2002 om 8.05. De tweede fase is aangevangen op 6 januari 2002 om 8.05 en is geëindigd op 8 januari 2002 om 11.00. De voorbereiding van het nader gehoor door de SRA heeft 3 uur en 40 dan wel 45 minuten geduurd. De nabespreking van het nader gehoor heeft geduurd van 7 januari 2002 om 10.05 tot en met 7 januari 2002 om 20.40, derhalve 10 uur en 35 minuten.
14. De Afdeling heeft bij voormelde uitspraken van 20 december 2001 en van 21 december 2001 geoordeeld dat uit artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 voortvloeit dat, buiten de uren van 22.00 tot 08.00 uur, in beginsel alle uren die sedert de aanmelding van een vreemdeling tot de uitreiking van de beschikking verstrijken, als proces-uren zijn aan te merken, met uitzondering van de uren die ten gevolge van door verweerder aan te voeren en aannemelijk te maken feiten en/of omstandigheden redelijkerwijs niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag. Het is aan verweerder om gemotiveerd aan te voeren dat en waarom welke van de door de vreemdeling gebruikte uren, voorzover die uitkwamen boven het in de Vreemdelingencirculaire 2000 gegunde aantal van twee proces-uren voor de voorbespreking van het nader gehoor en de in artikel 3.117, tweede lid, van het Vb 2000, gegunde drie proces-uren voor het schriftelijk naar voren brengen van de zienswijze, redelijkerwijs niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag.
15. Noch uit de Vw 2000, noch uit Vb 2000 noch uit de door verzoeker overgelegde uitspraken van de Afdeling valt eenduidig af te leiden wat de aanvangtijd van de 48-uurstermijn is. In de uitspraken van de Afdeling wordt in dit verband vermeld dat alle uren sedert de aanmelding van een vreemdeling tot aan de uitreiking van het besluit als proces-uren zijn aan te merken. Evenwel moet worden geoordeeld dat het beleid, dat de 48-uurstermijn in het aanmeldcentrum Zevenaar aanvangt op het moment dat de vreemdelingendienst begint met het eerste onderzoek van de eerste fase, niet kennelijk onredelijk is. Immers, vanaf dat moment vangt het onderzoek naar de aanvraag in een aanmeldcentrum feitelijk aan. Nu tussen de aankomsttijd van 10.40 uur en de feitelijk opname van 13.15 uur niet meer dan 4 uur is gelegen, wordt vastgesteld dat de aanvangtijd van de 48-uurstermijn derhalve 13.15 uur is.
16. De gemachtigde van verweerder heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waarom in onderhavige zaak de proces-uren de uitkwamen boven de voormelde vijf proces-uren niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag. Zij heeft ter zitting immers slechts in algemene bewoordingen - verweerder heeft deze tijd niet heeft kunnen benutten voor het onderzoek naar de aanvraag aangezien de zorgvuldigheid in de 48-uursprocedure vereist dat verweerder wacht op de reactie van de SRA alvorens zij verder gaat met het onderzoek naar de aanvraag - naar voren gebracht waarom die uren niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag.
17. Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de 48-uurstermijn op 7 januari 2002 om 19.15 is verstreken. Het besluit is op 8 januari 2002 om 11.00 aan verzoeker uitgereikt. Dit brengt met zich dat verweerder de aanvraag niet binnen 48 proces-uren heeft afgewezen. Het besluit is derhalve genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3.111, eerste lid, en artikel 3.115, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000.
18. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder wordt opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen.
19. Nu het beroep gegrond is verklaard, heeft verzoeker geen belang meer bij de gevraagde voorziening. Het verzoek wordt reeds om die reden afgewezen.
20. Gelet op het voorgaande zijn er termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 966 (3 punten voor het indienen van het beroepschrift alsmede het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322, wegingsfactor 1) voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Aangezien er van mag worden uitgegaan dat de gevraagde toevoeging verleend zal worden, dient de vergoeding betaald te worden aan de griffier.
De beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 8 januari 2002;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
wijst het verzoek af;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van EUR 966 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten dient te voldoen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Arnhem.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2002 in tegenwoordigheid van mr. drs. Z. Zuidema als griffier.
de griffier de voorzieningenrechter
Tegen de uitspraak in beroep kunnen partijen binnen een week na de verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt onder meer dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak dient te bevatten en dat artikel 6:6 van de Awb niet van toepassing is. Bij het beroepschrift dient een afschrift van de uitspraak overgelegd te worden. Tegen de uitspraak op het verzoek staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 25 januari 2002