Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8671

Datum uitspraak2002-01-30
Datum gepubliceerd2002-01-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830183-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 26 juli 2001, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, [het slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de buik en/of de zij/rug, althans in het lichaam, gestoken/geprikt, tengevolge waarvan voornoemde [het slachtoffer] is overleden.


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: (verdachte) geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum), thans verblijvende (verblijfplaats). Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2001 en 16 januari 2002. De verdachte is verschenen, bijgestaan door S. Kroesbergen, advocaat te Hoogeveen. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 26 juli 2001, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, opzettelijk en met voorbedachten rade (naam slachtoffer), geboren (geboortedatum slachtoffer) te (geboorteplaats slachtoffer)van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de buik en/of de zij/rug, althans in het lichaam, gestoken/geprikt, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden; art 289 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 26 juli 2001, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, opzettelijk (naam slachtoffer), geboren (geboortedatum slachtoffer) te (geboorteplaats slachoffer), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die (naam slachoffer) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de buik en/of de rug/zij, althans in het lichaam, gestoken/geprikt, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden; art 287 Wetboek van Strafrecht althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 26 juli 2001, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, aan (naam slachoffer), geboren te (geboorteplaats slachoffer) op (geboortedatum slachoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwonden), heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of de buik en/of de rug/zij, althans in het lichaam, te steken/prikken, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachte met voorbedachten rade (naam slachoffer) van het leven heeft beroofd. Het voorhanden zijnde bewijsmateriaal sluit onvoldoende uit dat het steken - zoals de verdachte zelf heeft verklaard - het gevolg was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 26 juli 2001, te Meppel, opzettelijk (naam slachtoffer), geboren (geboortedatum slachoffer), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die (naam slachoffer) meermalen, met een mes, in de borst en de buik en de rug/zij gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het subsidiair bewezene levert op: Doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID Bij de stukken is aanwezig een psychiatrisch rapport d.d. 10 januari 2002 opgemaakt door L. Vanvuchelen, psychiater. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie, dat het tenlastegelegde feit aan verdachte volledig kan worden toegerekend. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de gebleken toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen geachte aan verdachte volledig kan worden toegerekend. De rechtbank acht de verdachte deswege strafbaar en komt tot de hierna te vermelden strafoplegging. STRAFMOTIVERING Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - het feit dat op het bewezenverklaarde een maximumstraf staat van vijftien jaar; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 27 juli 2001. Uit het laatstgenoemde uittreksel blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf - ten voordele van de verdachte - rekening met zijn jeugdige leeftijd. De factor waar de rechtbank - bij het bepalen van de straf - evenwel het meeste gewicht aan toekent betreft de aard en de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd. Verdachte heeft een 34-jarige vrouw, met wie hij een relatie had gehad, opzettelijk van het leven beroofd. Hij is naar de woning van het slachtoffer gegaan en toen zij weigerde hem binnen te laten is hij dwars door een ruit van de woonkamer de woning binnengedrongen. Het slachtoffer en haar vijfjarige zoontje waren op dat moment in de woonkamer aanwezig. Zij zijn gillend de woning uitgevlucht. Verdachte is hen achterna gerend en heeft het slachtoffer in de brandgang achter de woning achterhaald. Op dat moment had hij een mes in zijn hand. Het slachtoffer heeft zich hevig verzet tegen de verdachte en is met hem in een worsteling geraakt. Onderwijl hebben zij en haar zoontje om hulp geschreeuwd. Toen verdachte zich had losgerukt heeft hij het slachtoffer vastgepakt en haar vervolgens acht keer met het mes gestoken. Het jongetje is hiervan getuige geweest. Door toedoen van verdachte heeft het slachtoffer de laatste ogenblikken van haar leven in doodsangst verkeerd. Verder heeft verdachte niet alleen een jonge vrouw van het leven beroofd, maar ook een kind zijn moeder afgenomen. Ook moet verdachte hebben geweten dat het jongetje getuige was van de steekpartij. Het opzettelijk van het leven beroven van een medemens geldt als een der zwaarste vergrijpen die in ons rechtssysteem denkbaar is. De hierboven geschetste omstandigheden nopen tot het opleggen van een zeer zware straf. Ten aanzien van de omstandigheden laat de rechtbank verder zwaar meewegen dat de verdachte korte tijd voor 26 juli 2001 het slachtoffer als gevolg van relationele spanningen heeft mishandeld en haar met een mes heeft bedreigd. Hij was dus bekend met het feit dat hij agressief reageerde op relationele spanningen. Die spanningen waren bovendien na 22 juli 2001 duidelijk toegenomen, omdat verdachte er toen achter kwam dat het slachtoffer contact had met een andere man. Ondanks die toegenomen spanning en de wetenschap van verdachte dat hij daar agressief op reageert, is hij toch - met een mes op zak - naar de woning van het slachtoffer gegaan. Ten aanzien van de persoon van de verdachte sluit de rechtbank zich aan bij de conclusie van de deskundigen. De rechtbank gaat er dus vanuit dat verdachte volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor het leed dat hij heeft aangericht. Dat de verdachte slechts als gevolg van relationele spanningen een ander van het leven heeft beroofd, getuigt van een grove minachting voor hetgeen in Nederland en in veel andere landen als hoogste rechtsgoed wordt beschouwd, namelijk het recht op leven. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel, dat aan de verdachte een zware gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit begaan is, zouden naar het oordeel van de rechtbank oplegging van de maximale straf rechtvaardigen. Vanwege de leeftijd van de verdachte en het feit dat hij in Nederland niet eerder veroordeeld is, zal de rechtbank die straf iets matigen. De hoogte van de gevangenisstraf waarop de rechtbank dan uitkomt en die zij aan de verdachte oplegt bedraagt veertien jaar. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt verdachte mitsdien daarvan vrij; verklaart bewezen, dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan; stelt vast, dat het aldus subsidiair bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld; verklaart verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van 14 jaren; beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mrs. J.D. den Hartog en A.M.E. van der Sluijs, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 januari 2002.