Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD8362

Datum uitspraak2000-06-19
Datum gepubliceerd2002-01-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000474-99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 24-000474-99 Arrest d.d. 19 juni 2000 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen d.d. 4 mei 1999 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op 1 juli 1966 te Arbil, thans zonder bekende woonplaats hier te lande thans verblijvende in Penitentiaire Inrichtingen Groningen, Helperlinie 2 9722 AZ Groningen verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr dr J. Boksem, advocaat te Leeuwarden. Het vonnis waarvan beroep. De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De officier van justitie en de verdachte zijn beiden d.d. 7 mei 1999 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzittingen van 29 februari 2000, 18 mei 2000 en 6 juni 2000 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Telastelegging. Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding. Bewezenverklaring. Het hof acht bewezen dat verdachte in de periode van 17 tot en met 18 januari 1998, in de gemeente Winschoten, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, bekend onder de naam [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en verdachtes mededader(s) opzettelijk en volgens hun daartoe tevoren opgevat plan en genomen besluit, met een mes en/of met een bijl op die [slachtoffer] ingestoken en/of ingehakt en vervolgens met een mes en/of een bijl het hoofd en de handen van de romp gescheiden, tengevolge van welk handelen die [slachtoffer] toen is overleden. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie. Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op het misdrijf: medeplegen van moord. Strafbaarheid. Namens verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er sprake is van psychische overmacht. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er sprake was van een situatie waarin de druk die door anderen - waaronder het slachtoffer zelf - op verdachte werd gelegd zo groot was geworden dat hij daaraan in alle redelijkheid geen weerstand kon bieden. De culturele context - zonder dat "eerwraak" als zodanig een strafuitsluitingsgrond oplevert- kan een rol van betekenis spelen bij dit beroep op psychische overmacht. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Vaststaat dat van buitenaf grote druk is uitgeoefend op verdachte. Het hof is echter van oordeel dat de druk niet zodanig groot is geweest, dat deze ertoe moest leiden [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft ter 's hofs terechtzitting immers verklaard dat andere mogelijkheden om het latere slachtoffer uit zijn leven uit te bannen optioneel waren, zo heeft hij onder meer verklaard dat hij [slachtoffer] geld heeft geboden om naar Zweden te gaan. Uit bovenstaande leidt het hof af dat er voor verdachte andere mogelijkheden openstonden om zijn eer te wreken. Nu het hof dit aanneemt dient het beroep op psychische overmacht te worden verworpen. Nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte te dezer zake strafbaar. Strafmotivering. De rechtbank heeft de verdachte ter zake van medeplegen van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren. De verdachte en de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, eveneens ter zake van medeplegen van moord, wordt veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen staf bepaald op grond van de ernst van het feit, moord, en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft samen met (een) ander(en) zijn neef, tevens de minnaar van zijn echtgenote, op gruwelijke wijze gedood. Hij heeft samen met (een) ander(en) het slachtoffer met een bijl en/of mes om het leven gebracht, waarna het hoofd en de handen van het lichaam van het slachtoffer zijn verwijderd. Het nemen van het leven van een ander is een zo enstig misdrijf dat alleen een vrijheidsbenemende straf van zeer lange duur in aanmerking komt. Uit de stukken komt naar voren dat het slachtoffer en de echtgenote van verdachte een openlijke liefdesrelatie met elkaar hadden. Verdachte stond onder grote - door zijn cultuur bepaalde - druk van buiten af om zijn eer en die van zijn familie vanwege dit gepleegde overspel te redden. Het hof zal bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf, rekening houden met deze uitgeoefende druk. Onder deze omstandigheden is een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren gerechtvaardigd. Toepassing van wetsartikelen. Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld primair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren; beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij. - Dit arrest - Dit arrest is aldus gewezen door mrs Brouwer, vice-president, voorzitter, Huisman en Van Zant, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Bakker als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2000 door de vice-president mr Brouwer voornoemd, zijnde mr Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. type: KB