Jurisprudentie
AD8158
Datum uitspraak2001-12-06
Datum gepubliceerd2002-01-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.002755.00
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-01-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.002755.00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
parketnummer : 20.002755.00
uitspraakdatum : 6 december 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 21 juli 2000 in de strafzaak onder parketnummer 04/610041-99 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
PRO MEMORIE.
De bewezenverklaring
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van de computerafbeeldingen ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt ten aanzien van deze vrijspraak het volgende:
Verdachte had de harde schijven van zijn computer, bevattende de ten laste gelegde afbeeldingen, op zo'n manier geformatteerd dat de afbeeldingen definitief verwijderd waren en derhalve voor verdachte niet meer zonder vergaande ingrepen toegankelijk waren. Aldus kan niet meer worden gesproken van in voorraad hebben.
parketnummer : 20.002755.00
datum uitspraak: 6 december 2001
Vervolgens zou wel gezegd kunnen worden dat verdachte deze afbeeldingen op enig moment in voorraad heeft gehad. Het hof kan echter uit de bewijsmiddelen niet afleiden of de bestanden destijds bewust door verdachte zijn gedownload dan wel dat deze bestanden automatisch zijn geplaatst bij het openen van een internetpagina en/of een nieuwsgroep. Voor het hof ontbreken eveneens de gegevens om vast te stellen of verdachte de afbeeldingen enige tijd heeft vastgehouden of de bestanden met deze afbeeldingen direct heeft verwijderd. Nu niet kan worden vastgesteld of verdachte kennis heeft genomen van de in de tenlastelegging omschreven afbeeldingen kan de opzet van het op enig moment in voorraad hebben niet worden bewezen verklaard.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van hetgeen aan hem ten laste is gelegd, een gewoonte heeft gemaakt, zodat de verdachte daarvan eveneens moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het overige ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
- in de periode van 24 april 1997 tot en met 24 april 1999 in de gemeente [woonplaats], in voorraad heeft gehad, gegevensdragers, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij telkens (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt, waren/ was betrokken, te weten:
* een videoband, geen titel, [code 1], waarop onder andere een volwassen man en een naakt meisje zijn afgebeeld en waarbij de man het meisje met zijn geslachtsdeel oraal, vaginaal en anaal penetreert en de man cunnilingus pleegt ten opzichte van het meisje en hij ejaculeert in de mond van het meisje;
* een videoband, getiteld Original Gero Video Kopie, [code 2], waarop onder andere twee jongens met ontbloot onderlichaam zijn afgebeeld en waarbij ze onder andere elkaars geslachtsdeel betasten;
* een videoband, geen titel, [code 3], waarop onder andere een naakte jongen en een naakt meisje zijn afgebeeld, waarbij onder andere door middel van een camera de aandacht vooral is gericht op de geslachtsdelen van de jongen en het meisje;
* een videoband, geen titel, [code 4], waarop onder andere twee naakte jongens zijn afgebeeld en waarbij deze jongens elkaars geslachtsdelen manueel, oraal en anaal stimuleren en
waarop onder andere twee naakte jongens zijn afgebeeld en waarbij die jongens masturberen en waarbij een jongen bij de andere jongen een vinger in diens anus steekt.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Ad 1.Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadman van verdachte namens de verdediging het volgende verweer gevoerd:
Verdachte heeft ooit pornobanden gekocht. Verdachte heeft de pornobanden waarop andere beelden stonden dan hij dacht dat erop zouden staan, direct overgespoeld met gewone televiseopnamen (voornamelijk met MTV). Verdachte heeft de banden derhalve ook nooit afgekeken maar ze direct overgespoeld. Als de tenlastegelegde beelden worden bekeken, blijkt dat de lezing van verdachte juist is. De belastende fragmenten worden steeds voorafgegaan door opnamen van MTV, en na afloop van de belastende fragmenten worden de beelden van MTV ook weer voortgezet, althans bij twee van de vier videobanden.
parketnummer : 20.002755.00
datum uitspraak: 6 december 2001
Verdachte heeft op de videobanden, die bij hem in beslag zijn genomen, nimmer de beelden gezien die thans ten laste zijn gelegd. Verdachte heeft het tenlastegelegde videomateriaal nooit eerder gezien dan op het moment dat de politie hem met deze beelden confronteerde.
Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de politie de belastende beelden op de banden heeft gezet, nadat de banden bij verdachte in beslag waren genomen.
Voorts voert de verdachte nog aan dat de beelden, die hij vandaag ter terechtzitting in hoger beroep heeft gezien, niet de beelden waren die hij destijds bij de politie heeft gezien.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende:
Het hof constateert dat er bij de verdachte videobanden ([code 1], [code 2], [code 3] en [code 4]) in beslag zijn genomen. Deze videobanden zijn vandaag door het hof bekeken en het hof constateert dat deze videobanden deels zijn overgespoeld met MTV- en nieuws beelden. Het hof constateert dat de banden zijn overgespoeld en dat bij het overspoelen sommige fragmenten zijn blijven staan. Deze fragmenten bevatten kinderpornografische afbeeldingen.
Het hof acht de suggestie, dat de politie de beelden later op de in beslag genomen videobanden heeft gezet, volstrekt onaannemelijk en verwerpt het verweer van de raadsman. Deze suggestie vindt geen enkele steun in het proces-dossier waarvan de videobanden onderdeel uitmaken.
Ad 2.
Voorts heeft de raadsman van verdachte het verweer gevoerd dat de verdediging betwist dat de personen op de videobanden [code 2] en [code 4]. kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt. Volgens de verdediging zijn voornoemde personen zestien jaar en/ of ouder en dient verdachte van het aan hem tenlastegelegde in voorraad hebben van deze videobanden te worden vrijgesproken.
Mocht het hof echter menen dat deze personen kennelijk de leeftijd van zestien jaar niet hebben bereikt, verzoekt de raadsman het hof een nader onderzoek te laten verrichten naar de leeftijd van de op de videobanden zichtbare personen.
Het hof overweegt ten aanzien dit verweer dat het zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, zodat het wordt verworpen.
Een nader onderzoek wijst het hof derhalve af.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
PRO MEMORIE
parketnummer : 20.002755.00
datum uitspraak: 6 december 2001
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 240B, eerste lid, juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan op zich niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het feit dat door het kopen van kinderporno de vraag naar kinderporno blijft bestaan en derhalve het seksueel misbruik van kinderen en de exploitatie daarvan in stand wordt gehouden.
Het hof acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op zich genomen passend.
In plaats daarvan zal het hof aan de verdachte het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte opleggen voor het hieronder te vermelden aantal uren.
De verdachte heeft een daartoe strekkend aanbod gedaan en met de op te leggen straf ingestemd. Ook overigens is aan de wettelijke eisen voldaan.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, maar de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 57, en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart deels niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het overige ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad hebben, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van honderdenveertig uren onbetaalde arbeid ten algemenen nutte, zulks in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde straf van het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uur per dag.
Bepaalt dat deze arbeid zal bestaan in het verrichten van onderhoudswerkzaamheden en/of verzorgingswerkzaamheden en/of administratieve werkzaamheden, uit te voeren bij een door de Stichting Reclassering Nederland, unit Roermond, na overleg met veroordeelde aangewezen project uit het overzicht dienstverleningsprojecten van de Stichting Reclassering Nederland, unit Roermond.
Bepaalt dat de veroordeelde de werkzaamheden ter uitvoering van dat project zal verrichten overeenkomstig de door of namens de Stichting Reclassering Nederland, unit Reormond gegeven aanwijzingen en overeenkomstig de geldende Standaardregels Werkstraffen.
Bepaalt dat de veroordeelde deze arbeid zal aanvangen binnen drie maanden nadat het arrest onherroepelijk is geworden en dat -met inachtneming van het hiervoor bepaalde- de arbeid door de veroordeelde dient te worden verricht binnen één jaar na de aanvang ervan.
Veroordeelt de verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie maanden.
Beveelt dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Dit arrest is gewezen door Mr. Denie, als voorzitter
Mrs. Koster-Vaags en de Poorter, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Pentinga, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 december 2001