Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD7810

Datum uitspraak2001-07-11
Datum gepubliceerd2002-01-07
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 01/45
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG Enkelvoudige Kamer Bestuursrecht Reg.nr.: Awb 01/45 Uitspraak inzake: Kwekerij [eiser] B.V. i.o., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres, gemachtigde: mr. J. Van Groningen, advocaat te Middelharnis, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal, verweerder. 1. Procesverloop. Eiseres heeft met een verzoek van 19 april 2000, aangevuld op 11 mei 2000, verweerder verzocht vergunning te verlenen voor het bouwen van een bedrijfswoning en een bedrijfs-ruimte voor de nieuwvestiging van een bloementeeltbedrijf op een perceel aan de [adres] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [vestigingsplaats], sectie […], nummers […] . Verweerder heeft over deze aanvraag het advies gevraagd van de Agrarische Adviescommissie Zeeland (AAZ). Deze commissie heeft op 20 juni 2000 advies uitgebracht. Mede naar aanleiding van dit advies heeft verweerder bij besluit van 18 juli 2000 de gevraagde vergunning geweigerd. Hiertegen heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij besluit van 7 december 2000, verzonden 12 december 2000, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is op 31 mei 2001 behandeld ter zitting. Voor eiseres is verschenen [eiser] bijgestaan door mr. A. P. Cornelissen, kantoorgenoot van bovengenoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden P.C.E. Kil en J.R. Snoek, medewerkers afdeling Organisatie- en Personeelszaken van de gemeente Reimerswaal. 2. Overwegingen. Ingevolge artikel 44 van de Woningwet - voor zover hier van belang - mag alleen en moet de bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met een bestemmingsplan of krachtens zodanig plan gestelde eisen. Ingevolge het geldende bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het onderhavige perceel de bestemming "Agrarische doeleinden, klasse D". Deze bestemming laat de vestiging van een bloementeeltbedrijf met de daarbij behorende gebouwen toe. Op grond van artikel 20 eerste lid aanhef en onder a van de planvoorschriften is de grond van klasse D bestemd voor bedrijven met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken, met dien verstande dat: a. per bedrijf de gebouwen, met uitzondering van de gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 40m² en staand glas, zullen worden gebouwd binnen een bouwperceel met een oppervlakte van ten hoogste 1 ha, waarbij de langste zijde ten hoogste 150 m. zal bedragen Ingevolge artikel 20, eerste lid aanhef en onder e van de planvoorschriften is op gronden met de voornoemde bestemming de bouw van één eengezinshuis (bedrijfswoning) toegestaan, onder meer ten behoeve van een bloemkwekerij mits de bedrijfsgrootte tenminste 4 ha. bedraagt, tenzij er een oppervlakte is van tenminste 3000m² staand glas. Onder bedrijfswoning wordt in artikel 1, onder k van de planvoorschriften verstaan: "een woning in of bij een bedrijf of op een terrein kennelijk slechts bestemd voor (het gezin van) één persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is". Blijkens de stukken beslaat het bedrijf een totale oppervlakte van 4.70 hectare en is inmiddels aan eiseres bouwvergunning verleend voor de bouw van 5 tuinbouwkassen met een oppervlakte van 2, 4 hectare. Verweerder stelt zich op het standpunt, dat geen sprake is van een zelfstandig en volwaardig bedrijf, waarvoor de aanwezigheid van bedrijfsgebouw en een bedrijfswoning noodzakelijk is. Hij stelt daartoe dat de Kwekerij [eiser] BV geëxploiteerd zal worden door de broers [eiser A] en [eiser B]. [eiser A] exploiteert een pluimveebedrijf aan de [straat] te [vestingsplaats]. Beide broers exploiteren gezamenlijk het bloementeeltbedrijf Kwekerij [eiser] C.V. op 10,50 ha grond, waarvan de in geding zijnde 4,70 ha grote percelen deel uit maken. De overige gronden van deze C.V. zijn gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats]. Gelet hierop is sprake van een zodanige verwevenheid tussen beide kwekerijbedrijven dat moet worden geconcludeerd dat feitelijk - voor de toepassing van de bestemmingsplanbepalingen - sprake is van voortzetting van één en hetzelfde bedrijf, zij het in een andere rechtsvorm. Ten behoeve van de C.V. zal met medewerking van verweerder op de gronden te [vestigingsplaats] een gebouwencomplex gerealiseerd worden en is al een bedrijfswoning aanwezig. Volgens verweerder is er daarom geen noodzaak voor de bouw van nog een bedrijfsgebouw. Aan de bouw van een bedrijfswoning kan ook geen medewerking verleend worden nu op grond van het bestemmingsplan slechts één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan is. Eiseres voert aan, dat verweerder vereisten in het bestemmingsplan leest, die daarin niet gesteld worden, met name de eis van een zelfstandig en volwaardig bedrijf. Eiseres stelt dat sprake is van de oprichting van een reëel en zelfstandig agrarisch bedrijf. De in geding zijnde grond te [plaats is niet meer in gebruik bij Kwekerij [eiser] C.V. Daarnaast benadrukt eiseres dat voor een doelmatige exploitatie van het bedrijf noodzakelijk is dat ter plaatse een bedrijfsruimte - voor het veilingklaar maken van de bloemen - aanwezig is alsmede een bedrijfswoning omdat de aard en omvang van het bedrijf permanent toezicht vereisen. Dat blijkt ook uit het door verweerder gevraagde advies van de AAZ. Eiseres wijst erop dat het bestemmingsplan voor wat betreft de bouw van bedrijfsgebouwen alleen de bepalingen genoemd in artikel 20, eerste lid, met name onder a, bevat. Ingevolge die bepaling mag gebouwd worden per agrarisch bedrijf binnen een bouwperceel. Andere eisen worden niet gesteld. Nu verweerder al vergunning heeft verleend voor de foliekassen heeft hij daarmee in feite erkend dat er sprake is van een bedrijf. Daaruit vloeit voort dat ook vergunning voor een bedrijfsgebouw kan worden verleend. Ten aanzien van een bedrijfswoning is in artikel 1 onder k van de planvoorschriften daarnaast het noodzaakvereiste gesteld. Nu ook uit het AAZ-advies blijkt dat een bedrijfswoning noodzakelijk is, verzet het plan zich ook niet tegen vergunning. De rechtbank overweegt als volgt. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte de eis heeft gesteld dat sprake moet zijn van een volwaardig en zelfstandig bedrijf. Die eisen worden in het onderhavige bestemmingsplan "Buitengebied" niet gesteld. Op grond van de hierboven genoemde bestemmingsplanbepalingen is op de in geding zijnde gronden de vestiging van een agrarisch bedrijf met de daarbij horende gebouwen toegestaan. De door eiseres gestelde vereisten van volwaardigheid en zelfstandigheid worden niet in het plan gesteld en kunnen ook op basis van de jurisprudentie terzake niet gesteld worden. Relevant is slechts, mede gelet op de jurisprudentie, of sprake is van een reëel agrarisch bedrijf, dat wil zeggen agrarische activiteiten met een bedrijfsmatig karakter. Het door verweerder ingewonnen AAZ-advies concludeert dat bij realisering van de bedrijfs-opzet sprake zal zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Blijkens de stukken is er geen aanleiding om te veronderstellen dat die bedrijfsopzet niet gerealiseerd zal worden. Derhalve is aan de eis van een reëel agrarisch bedrijf voldaan. Gelet op de oppervlakte van de reeds gebouwde foliekassen is ook de bouw van een bedrijfswoning op grond van art.20, eerste lid onder e toegestaan. Blijkens het AAZ-advies is de aanwezigheid van een bedrijfswoning voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en ontwikkeling voor dit bedrijf noodzakelijk. Daarmee is derhalve ook voldaan aan het noodzaaksvereiste genoemd in artikel 1 onder k. Verweerder heeft ter zitting nog gesteld dat voor de foliekassen op basis van het bestemmingsplan gelet op de uitzondering genoemd in artikel 20, eerste lid onder a, in ieder geval bouwvergunning moest worden gegeven onafhankelijk van de vraag of er sprake was van een bedrijf. Deze stelling kan de rechtbank niet volgen. Naar het oordeel van de rechtbank kan die uitzonderingsbepaling gelet op de context niet anders gelezen worden dan in verband met het bestaan van een bedrijf als onder a bedoeld en niet als een algemene uitzonderingsbepaling. De uitzondering betekent alleen dat de nadere eisen aan oppervlakte en lengte niet gelden ten aanzien van - onder meer - staand glas. Gelet op het vorenstaande had verweerder de gevraagde vergunning niet mogen weigeren. Het beroep is daarom gegrond. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van f 1420,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen. 3. Uitspraak. De Arrondissementsrechtbank te Middelburg, verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat de de gemeente Reimerswaal aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van f 450,- (vierhonderdvijftig gulden) vergoedt; veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op f 1420,- (veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de gemeente Reimerswaal aan eiseres. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2001 door mr. A. van Wamel, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol-Enklaar, griffier. Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.