Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD7566

Datum uitspraak2001-09-24
Datum gepubliceerd2001-12-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/45102
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / staandehouding / redelijk vermoeden illegaal verblijf. Naar het oordeel van de rechtbank was er ten tijde van de staandehouding van de vreemdeling, een Liberiaan, door beambten van de vreemdelingendienst sprake van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De ambtenaren van de vreemdelingendienst konden dit vermoeden ontlenen aan hen blijkens het proces-verbaal door ambtenaren van het GAK verstrekte informatie. Uit het dossier blijkt echter niet welke bevoegdheid door de ambtenaren van het GAK werd uitgeoefend toen zij voorafgaand aan die staandehouding de controle in het bedrijf waar de vreemdeling werkzaam was verrichtten en hem controleerden en of zij bijzondere opsporingsambtenaren in de zin van artikel 142 Wetboek van strafvordering (WvSv) zijn. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd over deze drie punten geen opheldering kunnen geven. Op het na de zitting gedane schriftelijk verzoek opheldering te geven heeft verweerder als volgt gereageerd: "…de rechter in vreemdelingenzaken (kan) niet oordelen over de aanwending van niet bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 toegekende bevoegdheden. Een en ander volgt uit de uitspraken van de Raad van State van 23 juli 2001 (200102662/1) respectievelijk 26 juli 2001 (20010202650/1). Gezien de bovengenoemde jurisprudentie is verweerder van mening dat het onderhavige procesdossier toereikend is en zal daarom niet voldoen aan het verzoek van de rechtbank om een drietal vragen te beantwoorden…" De rechtbank volgt verweerder niet in zijn aldus verwoorde standpunt. Immers, indien verweerder zich erop beroept dat er voorafgaand aan de toepassing van bevoegdheden toegekend onder de Vw 2000 sprake is van een voortraject waarin andere dan op de Vw 2000 gebaseerde bevoegdheden zijn gebruikt, is het aan verweerder om zulks aannemelijk te maken. Door op bovenvermelde drie punten geen opheldering te bieden heeft verweerder dat in dit geval niet gedaan. Beroep gegrond, toewijzing verzoek om schadevergoeding


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudig __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb) beroep vrijheidsontnemende maatregel __________________________________________________ Reg.nr : AWB 01/45102 VRWET Inzake : A, crv nummer 170.024.7362, thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling,gemachtigde mr. W.L. Catsman, advocaat te Capelle aan den IJssel, tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde mr. M. Verweij, ambtenaar ten departemente. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING 1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1962 en de Liberiaanse nationaliteit te hebben. 2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 10 september 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 7 september 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel. 3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 17 september 2001. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig P.J. van Raalte, tolk in de Engelse taal. 4. De rechtbank heeft aanleiding gezien het onderzoek te heropenen om verweerder gelegenheid te geven de rechtbank nader te berichten. Verweerder heeft de rechtbank bericht bij brief van 21 september 2001. Bij brief van 24 september 2001 is namens de vreemdeling hierop een reactie gegeven en is tevens om schadevergoeding verzocht. Partijen hebben toestemming gegeven voor behandeling van het beroep zonder vervolgzitting op grond van het bepaalde in artikel 8:57 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na het onderzoek te hebben gesloten, doet de rechtbank uitspraak als onder III vermeld. II. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, Vw2000. 2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. 3. De gemachtigde van de vreemdeling heeft ter zitting aangevoerd dat niet duidelijk is op grond waarvan de ambtenaren van het GAK aanwezig waren in het bedrijf waar de vreemdeling is staandegehouden. De staandehouding is onrechtmatig geschied en daarom dient de bewaring te worden opgeheven, aldus de gemachtigde van de vreemdeling. 4. Naar het oordeel van de rechtbank was er ten tijde van de staandehouding van de vreemdeling door beambten van de Vreemdelingendienst sprake van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De ambtenaren van de Vreemdelingendienst konden dit vermoeden ontlenen aan hen blijkens het proces-verbaal door ambtenaren van het GAK verstrekte informatie. Uit het dossier blijkt echter niet welke bevoegdheid door de ambtenaren van het GAK werd uitgeoefend toen zij voorafgaand aan die staandehouding de controle in het bedrijf waar de vreemdeling werkzaam was verrichtten en hem controleerden en of zij bijzondere opsporingsambtenaren in de zin van artikel 142 van het Wetboek van strafvordering (WvSv) zijn. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd over deze drie punten geen opheldering kunnen geven. Op het na de zitting gedane schriftelijk verzoek opheldering te geven heeft verweerder als volgt gereageerd: "...de rechter in vreemdelingenzaken (kan) niet oordelen over de aanwending van niet bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 toegekende bevoegdheden. Een en ander volgt uit de uitspraken van de Raad van State van 23 juli 2001 (200102662/1) respectievelijk 26 juli 2001 (20010202650/1). Gezien de bovengenoemde jurisprudentie is verweerder van mening dat het onderhavige procesdossier toereikend is en zal daarom niet voldoen aan het verzoek van de rechtbank om een drietal vragen te beantwoorden..." De rechtbank volgt verweerder niet in zijn aldus verwoorde standpunt. Immers, indien verweerder zich erop beroept dat er voorafgaand aan de toepassing van bevoegdheden toegekend onder de Vw2000 sprake is van een voortraject waarin andere dan op de Vw2000 gebaseerde bevoegdheden zijn gebruikt, is het aan verweerder om zulks aannemelijk te maken. Door op bovenvermelde drie punten geen opheldering te bieden heeft verweerder dat in dit geval niet gedaan. 5. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring van de vreemdeling vanaf 7 september 2001 onrechtmatig was. Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 24 september 2001. 6. Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 17 dagen onrechtmatige bewaring, zijnde 10 dagen à f. 200,- voor de tijd dat de vreemdeling in een politiecel heeft doorgebracht en 7 dagen à f. 150,- voor de tijd dat de vreemdeling in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht. Derhalve komt de vreemdeling een schadevergoeding toe ten bedrage van f. 3.050,-. 7. De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1.065,- (0,5 punt voor het nader commentaar en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt f 710,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank. III. BESLISSING De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage: RECHT DOENDE: 1. verklaart het beroep gegrond; 2. beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring; 3. wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan de vreemdeling een schadevergoeding toe, groot f. 3.050,- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank; 4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1.065,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden. IV. RECHTSMIDDEL Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open. Aldus gedaan door mr. J.TH. Drop en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2001 in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.