Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD7393

Datum uitspraak2001-12-19
Datum gepubliceerd2001-12-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05.068012-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: Verdachte. Raadsvrouwe: mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede. Parketnummer : 05.068012-00 Zittingsdatum : 05 december 2001 (tegenspraak) Uitspraak : 19 december 2001 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 05 december 2001 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.G.M. Frerix. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het 1. en 2. primair tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Verdachte en haar raadsvrouwe hebben het woord ter verdediging ge-voerd. 3. De beslis-sing inzake het bewijs De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Hiertoe overweegt de rechtbank dat X, de dochter van verdachte in deze geen aangifte heeft gedaan. Voorts heeft de revalidatiearts A.W.L. de Jong, van "Groot Klimmendaal" te Arnhem waar X van 24 juli 1995 tot 01 juli 1996 onder behandeling stond gerapporteerd dat de verschijnselen die hij bij X had geconstateerd van dusdanige aard waren dat een intoxicatie vrijwel werd uitgesloten. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdach-te het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten aanzien van de echtgenoot van aangeefster, Y en zijn kinderen tenlastegelegde. Y en zijn kinderen hebben geen aangifte gedaan en zijn niet gehoord. Evenmin worden op dit punt de bekennende verklaringen van verdachte ondersteund door medische gegevens zodat de rechtbank het feit ten aanzien van genoemde personen onvoldoende wettig en overtuigend bewezen acht. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken. De raadsvrouwe heeft ter zitting aangevoerd dat de verklaringen van verdachte niet kunnen en mogen bijdragen aan de bewijsvoering nu de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte gelet op haar psychische omstandigheden niet kan worden ingeschat en zij voorts in het kader van haar medische behandeling alles wilde vertellen wat men maar van haar wilde horen. De rechtbank overweegt hierover dat verdachte gedurende een langere periode, ten overstaan van behandelaars, politie en rechtbank, consistente en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd die ten aanzien van het bewezen verklaarde feit worden bevestigd door de verklaring van aangeefster en voorts ondersteuning vinden in een medische verklaring, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet de door verdachte afgelegde verklaringen buiten beschouwing te laten. Voorts heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat het handelen van verdachte niet was gericht op het doden van anderen, maar juist op het verzorgen van hen. Van (voorwaardelijk) opzet is bij verdachte derhalve geen sprake geweest, terwijl zij bovendien handelde in een roes en zij haar wil niet kon bepalen, zodat voorts geen sprake is geweest van voorbedachte rade. Voorts heeft zij gesteld dat van een strafbare poging tot moord niet gesproken kan worden omdat verdachte van een absoluut ondeugdelijk middel heeft gebruik gemaakt. De rechtbank overweegt hierover dat uit de rapportage van 11 maart 1997 van deskundige Dr. K.J. Lusthof blijkt dat een hoeveelheid van 5 gram carbamazepine (Tegretol) over het algemeen dodelijk is. De rechtbank stelt daarmee vast dat toediening van een éénmalige, relatief beperkte hoeveelheid Tegretol reeds dodelijk kan zijn. Aannemelijk is dat verdachte op geen moment ineens een dosis van 5 gram Tegretol heeft toegediend. Nu echter uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte haar slachtoffer gedurende een periode van een jaar bijna iedere doordeweekse dag een hoeveelheid van één of meerdere pillen van voornoemd middel toediende en deze daar ook lichamelijke klachten van heeft ondervonden is van een absoluut ondeugdelijk middel geen sprake. Voorts heeft verdachte, ook al was haar primaire bedoeling wellicht om haar slachtoffer ziek te maken en te houden, met voornoemd gedrag de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij de dood van aangeefster had kunnen veroorzaken. Dit geldt te meer nu verdachte bij de politie heeft verklaard zelf een direct verband te hebben gelegd tussen het toedienen van een hoeveelheid Tegretol aan haar schoonouders en hun steeds kort daarop gevolgde overlijden, welke gebeurtenissen vóór de onderhavige feiten hebben plaatsgevonden. Nu zij ondanks het door haar gelegde directe verband tussen het toedienen van Tegretol en het daarop volgend overlijden van haar schoonouders, bewust tot het langdurig toedienen van dit middel aan aangeefster is overgegaan, oordeelt de rechtbank dat zij met voorbedachte rade heeft gehandeld. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Poging tot moord, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte In opdracht van de rechter-commissaris hebben drs. I.M. van Woudenberg, psycholoog en D. Daniëls, forensisch psychiater omtrent verdachte beiden een pro justitia rapport uitge-bracht. De rapportages houden als conclusie in dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het tenlaste gelegde was deze gebrekkige ontwikkeling eveneens aanwezig. Op grond van deze gebrekkige ontwikkeling is verdachte dan ook in verminderde mate in staat haar wil in vrijheid te bepalen en daardoor dient zij voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar geacht te worden. De rechtbank verenigt zich met deze conclusies en maakt die tot de hare. Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij is gelet op een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 juni 2001; - een pro justitia rapportage d.d. 31 oktober 2001 van drs. I.M. van Woudenberg, psycholoog, betreffende de verdachte; - een pro justitia rapportage d.d. 09 november 2001 van D. Daniëls, forensisch psychiater, Hoofd FPD te Arnhem, betreffende verdachte. Met de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat een onwenselijk lang tijdsverloop heeft gelegen tussen het moment dat verdachte bij de politie haar bekennende verklaringen heeft afgelegd en de uiteindelijke behandeling van de strafzaak ter zitting. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden bij het bepalen van de strafmaat, evenals met de relatieve ouderdom van de feiten. Gezien vorenstaande feiten en omstandigheden is een terbeschikkingstelling met verpleging op zijn plaats, ware het niet dat verdachte reeds terbeschikking is gesteld. Het opleggen van een tweede maatregel kan geen invloed hebben op de reeds lopende behandeling en de behandelingsduur, noch is deze anderszins geboden door gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal verdachte daarom geen nieuwe maatregel terbeschikkingstelling opleggen. Zij ziet, gelet op het voorgaande, evenmin enig strafvorderlijk belang om, in afwijking van de eis van de officier van justitie, tot strafoplegging over te gaan. De rechtbank zal verdachte daarom schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wette-lijke voor-schriften, op artikel 9a, 57 en 63 van het Wetboek van Straf-recht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel. Aldus gewezen door: Mr. Th.P.E.E. van Groeningen, als voorzitter, Mr. G. Bracht, als rechter, Mr. E.A.A.M. Pfeil, als rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2001.