Jurisprudentie
AD6420
Datum uitspraak2001-11-29
Datum gepubliceerd2001-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/005226-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/005226-01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overval op Kwantum te Dordrecht.
Hoger beroep: AI0973
Uitspraak
Parketnummer: 11/005226-01
Datum uitspraak: 29 november 2001
STRAFVONNIS VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DORDRECHT.
1.Onderzoek van de zaak.
In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht tegen
[verdachte],
[geboorteplaats en -datum verdachte],
[woonplaats verdachte],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting ‘De Dordtse Poorten’ te Dordrecht,
heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht het navolgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting van 15 november 2001 op de grondslag van de tenlastelegging.
Zij heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de verdediging, naar voren gebracht door de verdachte en zijn raadsman
mr. R.A. van der Velde, advocaat te Utrecht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, hetgeen vermeld staat in de dagvaarding, waarvan een kopie in dit vonnis is gevoegd.
3. De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 17 mei 2001 te Dordrecht in het pand van Kwantum aan de
Burgermeester de Raadtsingel aldaar opzettelijk personen, te
weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft verdachte
met dat opzet
(ten aanzien van voornoemde [slachtoffer 3])
- voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn schouder gepakt en een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp in zijn rug geduwd en daarbij tegen voornoemde [slachtoffer3]
gezegd: "Ga lopen" en
- voornoemde [slachtoffer 3] meegevoerd naar het magazijn van
voornoemd pand van Kwantum en
- voornoemde [slachtoffer 3] in voornoemd magazijn gezegd op zijn knieën te
gaan zitten met zijn handen op zijn rug en
- met tape de armen van voornoemde [slachtoffer 3] op zijn rug gebonden en
- tape over de mond van voornoemde [slachtoffer 3] geplakt en
- een verlichtingskoord om de polsen van voornoemde [slachtoffer 3] gebonden en
- gezegd te blijven zitten waar hij zat
en vervolgens
- voornoemde [slachtoffer 3] in geboeide toestand in voornoemd magazijn heeft
achtergelaten en
(ten aanzien van voornoemde [slachtoffer 4])
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de borst van voornoemde [slachtoffer 4]
gezet en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de rug van voornoemde [slachtoffer 4]
geduwd en
- voornoemde [slachtoffer 4] meegevoerd naar het magazijn van
voornoemd pand van Kwantum en
- voornoemde [slachtoffer 4] in voornoemd magazijn gezegd op zijn knieën
te gaan zitten met zijn handen op zijn rug en daarbij tegen voornoemde
[slachtoffer 4] gezegd dat hij zijn mond moest houden en
- de handen van voornoemde [slachtoffer 4] vastgetaped en
- gezegd te blijven zitten waar hij zat
en vervolgens
- voornoemde [slachtoffer 4] in geboeide toestand in voornoemd magazijn heeft
achtergelaten en
(ten aanzien van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1])
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op
en getoond aan voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en
daarbij tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of {slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] gezegd:
"Kluissleutel en meelopen" en "Gaat U ook de kluis in" en
- voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] gedwongen in de
telruimte van voornoemd pand van de Kwantum plaats te nemen en
- voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] gedwongen op hun
knieën te gaan zitten en hun hoofd naar de grond te houden en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] gezegd: "Jullie
houden je nu even gedeisd, nog vier minuten en dan ben ik terug" en
- gezegd te blijven zitten waar zij zaten en
- voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] in voornoemde telkamer
achter te laten en de deur van voornoemde telkamer te sluiten en
- bovengenoemd personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aldus
belet zich te verwijderen van de
plaats waar zij zich bevonden en belet te gaan en te staan waar
zij wilden;
2.
op 17 mei 2001 te Dordrecht in het pand van de Kwantum aan
de Burgermeester de Raadtsingel aldaar,
- met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld personen, die
zich in het pand van de Kwantum aldaar bevonden, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] heeft
gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld
toebehorende aan Kwantum,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht
op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn schouder heeft gepakt en een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp in zijn rug heeft geduwd en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de borst van voornoemde [slachtoffer 4]
heeft gezet en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de rug van voornoemde [slachtoffer 4]
heeft geduwd en
- met tape de armen van voornoemde [slachtoffer 3] op zijn rug heeft gebonden en
- tape over de mond van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geplakt en
- een verlichtingskoord om de polsen van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gebonden en
- de handen van voornoemde [slachtoffer 4] heeft vastgetaped en
- voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] heeft gedwongen op
hun knieën te gaan zitten en hun hoofd naar de grond
te houden en daarbij tegen
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Kluissleutel
en meelopen" en "Geld, ik moet geld hebben" en doelend op een
seals-bag "Die moet ook mee" en "Vullen",
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens
poging tot afpersing en afpersing opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen verklaard, is niet bewezen. Verdachte dient hiervan derhalve te worden vrijgesproken.
4. De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in wettige bewijsmiddelen.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
5. De benoeming van de feiten.
Het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde levert op:
1.
OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN, MEERMALEN GEPLEEGD,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
AFPERSING, MEERMALEN GEPLEEGD, TERWIJL NOG GEEN VIJF JAREN ZIJN VERLOPEN SEDERT DE SCHULDIGE EEN HEM WEGENS POGING TOT AFPERSING EN AFPERSING OPGELEGDE GEVANGENISSTRAF HEEFT ONDERGAAN,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht.
6. Strafbaarheid van de verdachte.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn, zodat verdachte strafbaar is voor de door hem gepleegde feiten.
7. De straf.
7.1 De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen en heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede onttrekking aan het verkeer, verbeurdverklaring en teruggave van diverse aan Kwantum respectievelijk aan de verdachte toebehorende inbeslaggenomen goederen.
7.2 De verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd.
7.3 De door de rechtbank op te leggen straf.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte heeft op 17 mei 2001 een overval gepleegd bij Kwantum. Daarbij heeft verdachte vijf werknemers van Kwantum wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd. Daarnaast heeft de verdachte op een levensbedreigende manier van een aantal werknemers en de vestigingsmanager van Kwantum geld afgeperst. Verdachte heeft daarbij slechts oog gehad voor de vervulling van zijn eigen financiële wensen zonder daarbij ook maar enigszins rekening te houden met de gevolgen van de vrijheidsberoving, de afpersing en de daarmee gepaard gaande bedreiging voor zijn slachtoffers. Een dergelijke overval maakt op een zeer ingrijpende wijze inbreuk op de gevoelens van privacy en veiligheid van de slachtoffers. De wetenschap dat men op een werkplek, nota bene tijdens werkuren, niet meer veilig is, heeft ingrijpende gevolgen voor de slachtoffers. Bovendien leiden dergelijke misdrijven tevens tot grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen. In casu is een direct gevolg geweest dat alle verkeer in de omgeving van Kwantum ten tijde van de overval volledig moest worden lamgelegd. De omstandigheid dat verdachte deze misdrijven pleegt terwijl er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte wegens soortgelijke delicten een gevangenisstraffen van twee en vier jaren heeft ondergaan maakt de verdachte zwaarder strafbaar. Kennelijk hebben deze straffen verdachte er niet van kunnen onthouden opnieuw fors in de fout te gaan.
Er is sprake van zeer ernstige misdrijven die bestraft dienen te worden met een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden zoals ter terechtzitting zijn gebleken. Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat betrokkene weigert mee te werken aan enig psychologisch of psychiatrisch onderzoek. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte op advies van zowel de Reclassering Nederland als de Forensisch Psychiatrische Dienst Dordrecht, op bevel van de rechter-commissaris, klinisch geobserveerd moest worden in het Pieter Baan Centrum. Uit deze observatie is, blijkens het briefrapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 31 oktober 2001, door de besliste weigering tot medewerking van verdachte, onvoldoende informatie verkregen om een gedragskundig onderzoek te kunnen doen. Wel hebben de gedragskundige rapporteurs aangegeven dat zij bij de verdachte geen pathologie hebben geconstateerd op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat verdachtes weigering tot medewerking voortkomt uit een ernstige psychiatrische stoornis. De weigerachtige houding van de verdachte bemoeilijkt in ernstige mate de beoordeling van de persoon van verdachte, de mate van zijn strafbaarheid en de bepaling van de op te leggen straffen of maatregelen. De rechtbank rest niets anders dan het oordeel dat de enige mogelijkheid tot bescherming van de maatschappij en van de algemene veiligheid is de verdachte zo lang mogelijk uit te sluiten van deelname aan het maatschappelijke leven, door middel van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximale duur.
De rechtbank zal de duur van deze gevangenisstraf echter matigen door rekening te houden met het feit dat verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten geen gebruik heeft gemaakt van een echt vuurwapen en derhalve kennelijk niet de intentie heeft gehad zijn slachtoffers daadwerkelijk lichamelijk leed te berokkenen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
imitatie vuurwapen (1.G.1, volgnummer 7), patroonhouder (1.G.2, volgnummer 18) en plastic (1.G.2, volgnummer 25) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
tapeband (1.G.1, volgnummer 8), tapeband (1.G.2, volgnummer 9), mes (1.G.2, volgnummer 10) en gasmasker (1.G.2, volgnummer 11) dienen te worden verbeurdverklaard aangezien de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan Kwantum gelasten van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen: moker (1.G.2, volgnummer 12), hamer (1.G.2, volgnummer 14), geld (1.G.2, volgnummer 20), schroevendraaier (1.G.2, volgnummer 21), geld (1.G.2, volgnummer 30), mes (1.G.2, volgnummer 32), etui (1.G.2, volgnummer 33), mondkap (1.G.2, volgnummer 34), geld (1.G.2, volgnummer 35), geld (1.G.3, volgnummer 5) en videoband (1.G.5, volgnummer 36).
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen: portemonnee (1.G.2, volgnummer 13), treinkaart (1.G.2, volgnummer 15), sigaret (1.G.2, volgnummer 16), rugzak (1.G.2, volgnummer 17), jack (1.G.2, volgnummer 19), sigaret (1.G.2, volgnummer 22), aansteker (1.G.2, volgnummer 23), deodorant (1.G.2, volgnummer 24), broek (1.G.2, volgnummer 27), trui (1.G.2, volgnummer 28), sigaret (1.G.2, volgnummer 29), telefoon (1.G.2, volgnummer 31), hemd (1.G.3, volgnummer 1), polo shirt (1.G.3, volgnummer 2), trainingsbroek (1.G.3, volgnummer 3), sportschoen(1.G.3, volgnummer 4), aansteker (1.G.3, volgnummer 6) en pet (1.G.4, volgnummer 37).
8. De vordering van de benadeelde partij
1. [benadeelde partij 1], [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ter vergoeding van de schade die geleden is door de in de dagvaarding onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten. De vordering heeft betrekking op de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van fl. 4400,- bij wijze van voorschot.
2. [benadeelde partij 2], [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ter vergoeding van de schade die geleden is door de in de dagvaarding onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten. De vordering heeft betrekking op de vergoeding van immateriële schade ten bedrage van fl. 4400,- bij wijze van voorschot.
De officier van justitie acht beide vorderingen geheel toewijsbaar waarbij hij tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel heeft gevorderd. De raadsman van verdachte heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht -op grond van het onderzoek ter terechtzitting- de benadeelde partijen ontvankelijk in hun vorderingen, omdat aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de bewezenverklaarde strafbare feiten toegebrachte schade.
Gelet op de ernst van de gevolgen van de afpersing, de bedreiging en de vrijheidsberoving voor de slachtoffers en de omstandigheden waaronder deze door de verdachte aan benadeelden zijn toegebracht, acht de rechtbank de gevorderde bedragen als voorschotten op vergoeding van immateriële schade billijk. Zij zal dan ook de gevorderde bedragen integraal toewijzen bij wijze van voorschot.
Naast toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoedingen tevens de maatregel tot schadevergoeding ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Een en ander met dien verstande dat (gedeeltelijke) voldoening aan de maatregel de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen (voor dat gedeelte) doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de geleden schade tot het toegewezen bedrag door de verdachte de opgelegde maatregel doet vervallen.
9. De toegepaste wetsartikelen.
De opgelegde straf en maatregel berust op - naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften - op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
10. DE BESLISSING.
De rechtbank beslist als volgt:
Zij verklaart het door de officier van justitie aan verdachte ten laste gelegde bewezen zoals onder 3. omschreven;
Zij verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem hiervan vrij;
Zij verklaart, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 5. vermelde strafbare feiten;
Zij verklaart verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde feiten;
Zij veroordeelt verdachte tot EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN TIEN (10) JAAR.
Zij bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd:
tapeband (1.G.1, volgnummer 8), tapeband (1.G.2, volgnummer 9), mes (1.G.2, volgnummer 10), gasmasker (1.G.2, volgnummer 11)
Verklaard onttrokken aan het verkeer:
een imitatie vuurwapen (1.G.1, volgnummer 7), een patroonhouder (1.G.2, volgnummer 18) en plastic (1.G.2, volgnummer 25)
Gelast de teruggave aan de Kwantum van de volgende voorwerpen:
moker (1.G.2, volgnummer 12), hamer (1.G.2, volgnummer 14), geld (1.G.2, volgnummer 20), schroevendraaier (1.G.2, volgnummer 21), geld (1.G.2, volgnummer 30), mes (1.G.2, volgnummer 32), etui (1.G.2, volgnummer 33), mondkap (1.G.2, volgnummer 34), geld (1.G.2, volgnummer 35), geld (1.G.3, volgnummer 5) en videoband (1.G.5, volgnummer 36).
Gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
portemonnee (1.G.2, volgnummer 13), treinkaart (1.G.2, volgnummer 15), sigaret (1.G.2, volgnummer 16), rugzak (1.G.2, volgnummer 17), jack (1.G.2, volgnummer 19), sigaret (1.G.2, volgnummer 22), aansteker (1.G.2, volgnummer 23), deodorant (1.G.2, volgnummer 24), broek (1.G.2, volgnummer 27), trui (1.G.2, volgnummer 28), sigaret (1.G.2, volgnummer 29), telefoon (1.G.2, volgnummer 31), hemd (1.G.3, volgnummer 1), polo shirt (1.G.3, volgnummer 2), trainingsbroek (1.G.3, volgnummer 3), sportschoen(1.G.3, volgnummer 4), aansteker (1.G.3, volgnummer 6) en pet (1.G.4, volgnummer 37).
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van fl. 4400,- (vierduizend vierhonderd gulden) ten behoeve van [benadeelde partij 1], [woonplaats].
Bepaalt dat in geval noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag zal volgen - onder handhaving van voormelde verplichting -vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 45 dagen.
Veroordeelt de verdachte om bij wijze van voorschot tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], [woonplaats], de som van fl. 4400,- (vierduizend vierhonderd gulden), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken - daaronder begrepen de eventuele incassokosten - tot op heden begroot op nihil met bepaling dat de verdachte bij betaling door een ander of anderen ten opzichte van [benadeelde partij 1] zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Bepaalt dat (gedeeltelijke) voldoening aan de maatregel de toegewezen vordering van de benadeelde partij (voor dat gedeelte) doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de geleden schade tot het toegewezen bedrag door de verdachte de opgelegde maatregel doet vervallen.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van fl. 4400,- (vierduizend vierhonderd gulden) ten behoeve van [benadeelde partij 2], [woonplaats].
Bepaalt dat in geval noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag zal volgen - onder handhaving van voormelde verplichting -vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 45 dagen.
Veroordeelt de verdachte om bij wijze van voorschot tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], [woonplaats], de som van fl. 4400,- (vierduizend vierhonderd gulden), met veroordeling tevens van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken - daaronder begrepen de eventuele incassokosten - tot op heden begroot op nihil met bepaling dat de verdachte bij betaling door een ander of anderen ten opzichte van [benadeelde partij 2] zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Bepaalt dat (gedeeltelijke) voldoening aan de maatregel de toegewezen vordering van de benadeelde partij (voor dat gedeelte) doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de geleden schade tot het toegewezen bedrag door de verdachte de opgelegde maatregel doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. H.A.C. Smid, voorzitter,
S.R.B. Walther en W.P. Sprenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Verspaget, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 november 2001.
Mr. Walther is wegens afwezigheid buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen