Jurisprudentie
AD6117
Datum uitspraak2001-07-04
Datum gepubliceerd2001-11-26
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/27251
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-26
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/27251
Statusgepubliceerd
Indicatie
SAMENVATTING
Bewaring / grenscontrole.
Een Bulgaarse heeft geprobeerd op een vals paspoort via Hoek van Holland naar het Verenigd Koninkrijk uit te reizen. Na een strafrechtelijk traject is zij in vreemdelingenbewaring gesteld en uitgezet. Zij wenst schadevergoeding.
De rechtbank overweegt dat controle van de identiteitspapieren op juiste gronden heeft plaatsgevonden. Omdat het een uitreis betrof, is geen gebruik gemaakt van de bevoegdheden van artikel 47 Vw 2000 en hoofdstuk A3/2.2.3 Vc 2000. Omdat het Verenigd Koninkrijk geen partij is bij de Uitvoeringsovereenkomst-Schengen (SUO) was er sprake van een overschrijding van de buitengrens. Hoofdstuk A2/2.1 Vc 2000 is gebaseerd op artikel 6, titel 2 van hoofdstuk 2 SUO houdt in dat in principe iedereen die reist via een grensdoorlaatpost wordt gecontroleerd. De rechtbank acht deze beleidsregel niet kennelijk onredelijk. Beroep ongegrond.
Uitspraak
UITSPRAAK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
registratienummer: Awb 01/27251 VRONTO
UITSPRAAK
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdelinge genaamd, althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1978,
van Bulgaarse nationaliteit,
gemachtigde: mr. L.G. Mellens, advocaat te Stadskanaal.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1 Verweerder heeft op 23 juni 2001 aan eiseres, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring opgelegd nu de openbare orde zulks vordert (artikel 59, eerste lid en onder a, Vw2000).
1.2 Verweerder heeft op 25 juni 2001 de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, Vw2000 in kennis gesteld van het opleggen van de maatregel van bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiseres ingesteld beroep.
1.3 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres doorgestuurd en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
1.4 Het beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 2 juli 2001. Eiseres is verschenen bij haar raadsvrouwe. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen drs. M.C. Gels.
2. Rechtsoverwegingen
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming is met de wet en of deze in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is.
2.2 Op 2 juli 2001 is eiseres uitgezet naar Bulgarije en is de bewaring opgeheven. Eiseres heeft de rechtbank verzocht schadevergoeding toe te kennen.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
Op 22 juni 2001 is eiseres aangehouden in de aankomst-/vertrekhal van Stena Line te Hoek van Holland omdat zij trachtte uit te reizen naar het Verenigd Koninkrijk met een vals Spaans nationaal paspoort. Na beëindiging van het strafrechtelijk traject is eiseres staande gehouden op grond van artikel 50 Vw2000.
2.5 Door de gemachtigde van eiseres is betoogd dat de identiteitspapieren zonder goede grond zijn gecontroleerd. Het is onder meer niet duidelijk of er niet reeds vermenging met het binnenlandse reisverkeer had plaatsgevonden. Hiermee doelt de gemachtigde kennelijk op hetgeen bepaald is in artikel 47, eerste lid, Vw2000 en de ter invulling van deze bevoegdheid in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc2000), A3/2.2.3 gegeven beleidsregels. Naar het oordeel van de rechtbank is echter geen sprake geweest van toepassing van de in die bepaling genoemde bevoegdheid omdat het in casu niet een inreis doch een uitreis in de zin van artikel 4.1, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000 betrof.
2.6 Het Verenigd Koninkrijk is niet toegetreden tot de Schengen-uitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990 (Tractatenblad 1990 nr. 145). Derhalve was in casu sprake van een (beoogde) overschrijding van de buitengrenzen in de zin van Hoofdstuk 2 van Titel 2 van bovengenoemde overeenkomst. Het van deze titel deel uitmakende artikel 6 bepaalt dat het grensoverschrijdend verkeer aan de buitengrenzen onderworpen is aan de controle van de bevoegde autoriteiten. Dit dient te gebeuren volgens eenvormige beginselen die in het tweede lid worden uitgewerkt. Daaruit blijkt dat het om een verstrekkende controle gaat die echter op grond van nationale bevoegdheden en overeenkomstig het nationale recht dient plaats te vinden.
In artikel 46, eerste lid, sub a, Vw2000 wordt bepaald dat de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee belast zijn met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking. In casu vond de controle plaats door een beambte van de Koninklijke Marechaussee.
Artikel A2/2.1 Vc 2000 bepaalt dat in principe iedereen die via een grensdoorlaatpost reist, wordt gecontroleerd. Voor wat betreft zeevaart bepaalt artikel A2/2.1.1 dat de controle, onder meer, kan plaatsvinden in een in de onmiddellijke nabijheid van de desbetreffende haven daartoe ingerichte ruimte. Deze beleidsregel kan niet als kennelijk onredelijk worden aangemerkt. Van een situatie als bedoeld in artikel 4:84 Awb is niet gebleken. Er is dus geen grond om de controle waaraan eiseres is onderworpen als onbevoegd verricht aan te merken. Evenmin is gebleken van willekeur of détournement de pouvoir.
2.7 De procedure leidend tot en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring zijn in
overeenstemming met de wettelijke vereisten. De bewaring is derhalve niet op die
grond onrechtmatig.
2.8 Na de inbewaringstelling was de vrees gerechtvaardigd dat eiseres zich aan uitzetting zou onttrekken. De rechtbank laat daarbij wegen dat eiseres bij doorreis gebruik heeft gemaakt van een vals paspoort.
2.9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de voorbereiding van de uitzetting voldoende voortvarend gehandeld.
2.10 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond en bestaat geen aanleiding om schadevergoeding toe te kennen.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. H.A. Hulst als griffier op 4 juli 2001.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open (artikel 95, eerste lid, Vw2000). Daartoe dient uiterlijk een week na de uitspraak een beroepschrift te worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te 's-Gravenhage) onder vermelding van 'Hoger beroep vreemdelingenzaken'. Het beroepschrift dient ingevolge artikel 85, eerste lid, Vw2000 één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Tevens dient bij het indienen van het beroepschrift (een kopie van) deze uitspraak te worden meegezonden.