Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD5954

Datum uitspraak2001-08-01
Datum gepubliceerd2001-12-05
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamKantongerecht Utrecht
Zaaknummers213328 CV 00-10819
Statusgepubliceerd


Uitspraak

KANTONGERECHT TE UTRECHT Vonnis in de zaak van: [eiseres] [adres] verder ook te noemen [eiseres], eisende partij, gemachtigde: mr. L.J. van Die, advocaat te Rotterdam, tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GETRONICS INSTALLATION SERVICES B.V., [adres] verder ook te noemen Getronics, gedaagde partij, gemachtigde: mr. R. Vermeulen, bedrijfsjurist bij Getronics Installation Services B.V.. Verloop van de procedure [eiseres] heeft een vordering ingesteld. Getronics heeft geantwoord op de vordering. Partijen hebben over en weer een schriftelijke toelichting (repliek respectievelijk dupliek) ingediend. Hierna is uitspraak bepaald. Beoordeling van het geschil 1. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] vanaf 14 februari 1996 als uitzendkracht werkzaam is geweest in het bedrijf van Electric Engineering Services, de rechtsvoorgangster van gedaagde, verder Getronics, en met ingang van 9 september 1997 aldaar in dienst is getreden in de functie van medewerkster Meetploegen voor bepaalde tijd, te weten 12 maanden, eindigend 9 september 1997, voor 40 uur per week tegen een brutosalaris van ƒ 2.728,-- per maand. Met ingang van 7 november 1997 is de standplaats van [eiseres] Houten geworden en met ingang van 9 september 1997 is een dienstverband voor onbepaalde tijd aangegaan en is het salaris verhoogd naar ƒ 2.819,-- bruto per maand. Met ingang van 1 februari 1998 is de arbeidstijd verminderd tot 32 uur per week en het salaris overeengekomen op ƒ 2.255,-- bruto per maand. [eiseres] heeft zich op 28 februari 1998 ziek gemeld en vanaf 28 februari 1999 een uitkering op grond van de WAO ontvangen berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 30 juni 2000 geëindigd door opzegging van de zijde van Getronics, nadat de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op 18 mei 2000 toestemming had verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. 2. [eiseres] voert aan dat zij op vrijdag 27 september 1996 ter gelegenheid van een zogenoemd happy hour op haar afdeling seksueel is geïntimideerd door haar manager [initiaal] in het bijzijn van negen mannelijke collegae. Op maandag 30 september 1996, toen [eiseres] weer is gaan werken, hoorde zij van een collega dat het incident van vrijdag uitgebreid en op hilarische wijze besproken werd door de mannen op de afdeling. [eiseres] voelde zich daardoor steeds nerveuzer en angstiger worden en is naar [initiaal] gegaan, die immers haar manager was, en heeft het incident van vrijdag met hem besproken. Daarna heeft [eiseres] besloten om naar huis te gaan. Toen [eiseres] huilend over de gang liep kwam zij nog twee mannelijke collegae tegen die haar nariepen. In de daaropvolgende dagen is een vervelende sfeer op de afdeling ontstaan. [eiseres] heeft zich toen ziek gemeld. De betrokken manager is ontslagen nadat een klachtencommissie dit incident heeft onderzocht en diverse medewerkers heeft gehoord. In deze periode van onderzoek door de commissie ontstonden bij [eiseres] klachten met slapeloosheid, problemen met de concentratie en angst. Op 28 oktober 1996 heeft [eiseres] haar werk hervat. De sfeer op de afdeling bleek veranderd en iedereen keek [eiseres] aan op het feit dat het onderzoek tegen de manager tot zijn ontslag had geleid en dat hierdoor de sfeer verpest was. [eiseres] is met ingang van 7 november 1996 overgeplaatst naar de vestiging in Houten. Aldaar is zij op 26 september 1997 opnieuw seksueel geïntimideerd door een andere medewerker. Begin 1998 is [eiseres] teruggeplaatst naar de vestiging in Nieuwegein. Zij werd daar geconfronteerd met schunnige grappen als zij mannelijke collegae op gang of trap tegenkwam. In overleg met de bedrijfsarts is besloten dat [eiseres] één dag per week minder zou gaan werken. [eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden, onder andere bestaande uit kosten in verband met therapie en inkomensverlies zowel ten gevolge van de omstandigheid dat zij één dag minder is moeten gaan werken als ook doordat het loon thans niet meer wordt aangevuld tot 100%. [eiseres] baseert haar vordering op een kennelijk onredelijke beëindiging van de zijde van Getronics, (artikel 7:681 BW) en op het niet nakomen van de zorgplicht van de werkgever ingevolge artikel 7:658 BW en artikel 3 lid 2 van de Arbo-wet. [eiseres] vordert ƒ 50.000,-- althans een zodanig bedrag als in goede justitie redelijk en billijk wordt geacht c.a.. 2. Getronics voert verweer. Zij heeft slechts weet van één seksueel intimiderend incident. Getronics betwist dat er sprake is geweest van twee incidenten. Verder voert Getronics aan dat zij vanaf 1994 maatregelen heeft getroffen om haar medewerkers en de organisatie in het geheel te doordringen van de onwenselijkheid van seksuele intimidatie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de arbeidsrelatie. Getronics heeft een commissie Seksuele Intimidatie Agressie en Discriminatie verder te noemen SIAD ingesteld. Deze SIAD heeft de klacht van [eiseres] over de haar aangedane seksuele intimidatie gegrond verklaard. Het advies van het SIAD aan de directie om de arbeidsrelatie met de manager op een zo kort mogelijke termijn te beëindigen is overgenomen door de directie. Nadat [eiseres] arbeidsongeschikt is geworden wegens ziekte heeft Getronics getracht haar reïntegratie zo veel mogelijk te bevorderen. [eiseres] heeft een passende functie aanvaard bij de vestiging van Getronics in Houten. [eiseres] heeft nagelaten haar bezwaren aan te geven tegen haar nieuwe werkomgeving en daarom kon Getronics niets doen om deze bezwaren weg te nemen. [eiseres] heeft psychologische begeleiding op kosten van Getronics ondergaan. De SIAD heeft haar zoveel mogelijk ondersteund. Dezelfde behandeling heeft [eiseres] ondervonden toen zij wederom in Nieuwegein kwam werken op een nieuwe afdeling. Per 1 maart 2000 achtte de GAK-arts [eiseres] weer in staat haar werkzaamheden te hervatten maar [eiseres] heeft duidelijk gemaakt dat zij niet meer wilde terugkeren bij Getronics omdat zij dit emotioneel niet zou aankunnen. Niet valt in te zien dat [eiseres] gelet op de huidige arbeidsmarkt en de stelling van de uitvoeringsinstelling dat zij goed bemiddelbaar is niet elders passend werk kan aanvaarden, terwijl [eiseres] niet aangeeft dat zij geen passende arbeid kan verkrijgen doordat zij arbeidsongeschikt is of door andere factoren. Ook voert Getronics aan dat het causaal verband tussen mogelijke psychische schade en de gebeurtenis in 1996 onvoldoende door [eiseres] is aangetoond. Naast de problemen door de seksuele intimidatie had [eiseres] overige sociale en financiële problemen en volgens de psychologe eveneens relatieproblemen. In voortgezet debat voert [eiseres] aan dat zij psychisch niet in staat was om de tweede klacht formeel op schrift te stellen, maar dat Getronics op de hoogte was van de tweede seksuele intimidatie. Verder voert [eiseres] aan dat zij pas in 1997 voor het eerst op de hoogte is gekomen van een actief beleid van Getronics met betrekking tot het tegengaan van seksuele intimidatie. Voorts voert [eiseres] aan dat na de tweede seksuele intimidatie en toen zij zich arbeidsongeschikt heeft gemeld, pas bij Getronics de gedachte is ontstaan om [eiseres] actief te ondersteunen. In voortgezet debat voert Getronics aan dat de beschuldiging van [eiseres] ten aanzien van het vermeende tweede incident nimmer onderzocht is omdat [eiseres] hier geen prijs op stelde. [eiseres] heeft nog een akte genomen. Tot zover de standpunten van partijen waarop de kantonrechter indien nodig hieronder terugkomt. 3. De kantonrechter komt tot het volgende oordeel. Primair heeft [eiseres] aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk door Getronics is beëindigd. Zij beroept zich met name op de kennelijke onredelijkheidsgrond dat de gevolgen van de opzegging voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij opzegging, waarbij mede in aanmerking moet worden genomen de voor [eiseres] getroffen voorzieningen en de voor haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden. Getronics heeft daarop aangevoerd dat [eiseres] in elk geval ten dele weer bij een andere werkgever aan werk zou kunnen komen en dat de arbeidsongeschiktheid bij Getronics een situatieve arbeidsongeschiktheid was. Getronics heeft niet weersproken hetgeen [eiseres] in punt 7.1 van de conclusie van repliek heeft opgemerkt, te weten dat zij ook thans nog voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO. De kantonrechter maakt daaruit op dat voldoende vaststaat dat er, tot op heden, voor [eiseres] onvoldoende mogelijkheden zijn om ander passend werk te vinden. Verder heeft naar het oordeel van de kantonrechter Getronics, met name bij conclusie van antwoord, onvoldoende weersproken hetgeen [eiseres] in de brief van 8 mei 1998 aan de vertrouwenscommissie van Electric Engineering Services heeft geschreven, die als bijlage 2 bij akte overlegging producties aan de zijde van [eiseres] in deze procedure is ingebracht. [eiseres] beschrijft daarin, vanaf pagina 2 onder c en vervolgens op de pagina's 3 en 4, uitgebreid hetgeen haar is overkomen toen zij in Houten (en daarna in Nieuwegein) is te werk gesteld. Kort gezegd heeft Getronics onvoldoende weersproken dat men [eiseres] zeer kort heeft gehouden en dat [eiseres] dat heeft gevoeld als de behandeling van een klein kind. Er is, wederom kort gezegd, zozeer op haar gelet dat zij niet goed meer kon functioneren. [eiseres] heeft dit ervaren als een ziekmakende omstandigheid, tezamen met de haar overkomen en vaststaande seksuele intimidatie van 27 september 1996. Naar het oordeel van de kantonrechter is op grond van het bovenstaande voldoende komen vast te staan dat de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] door het bovenstaande is veroorzaakt en dat het derhalve op de weg van Getronics had gelegen om een schadevergoeding aan te bieden ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging na verkregen toestemming van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De kantonrechter is verder van oordeel dat de schade in het kader van een schadevergoeding ingevolge kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst bepaald dient te worden aan de hand van alle factoren die een rol spelen. Zo dient naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval geen betekenis te worden toegekend aan het verlies aan inkomen als gevolg van het feit dat [eiseres] een dag minder is gaan werken vanaf 1 februari 1998. Onvoldoende is naar het oordeel van de kantonrechter komen vast te staan dat deze vermindering van arbeidstijd tot stand is gekomen terwijl aan de zijde van [eiseres] sprake was van een wilsdiscrepantie of een wilsgebrek. Wel speelt een rol het inkomensverlies ten gevolge van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2000. Waar [eiseres] ook immateriële schade ten gevolge van het seksueel intimiderend gedrag van een medewerker van Getronics vordert zal deze door de kantonrechter in het kader van de bepaling van de schade als gevolg van kennelijk onredelijke opzegging worden afgewezen. Dit deel van de vordering zal derhalve dienen te worden behandeld in het kader van de subsidiaire vordering van [eiseres] die gebaseerd is op artikel 7:658 BW. Nu [eiseres] vier jaar bij Getronics heeft gewerkt, in 1957 is geboren, en, onder toepassing van de zogenoemde kantonrechtersformule, enig verwijt aan Getronics kan worden gemaakt, terwijl voorts uitgangspunt is een salaris van ƒ 2.255,-- bruto per maand te vermeerderen met vakantiebijslag, zal de schadevergoeding worden vastgesteld op ƒ 20.000,-- bruto, waarbij de correctiefactor C = 1,5 is toegepast. 3.2. Voorzover de schadevergoeding de vergoeding van immateriële schade betreft dient ook de subsidiaire vordering van [eiseres] ter zake van strijdig handelen van de werkgever met de zorgplicht ingevolge artikel 7:658 BW worden besproken. De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat [eiseres] op 27 september 1997 op ernstige wijze seksueel geïntimideerd is. Het gedrag van de meergenoemde manager heeft veroorzaakt dat de werkprestaties van [eiseres] zijn aangetast en dat voorts een onaangename werkomgeving is gecreëerd ten gevolge waarvan [eiseres] werk op een andere werkeenheid heeft moeten aanvaarden. [eiseres] heeft ter adstructie van haar stellingen onder andere bij punt 24 van de dagvaarding aangevoerd dat Getronics onvoldoende bescherming heeft geboden nu de seksuele intimidaties zich daadwerkelijk hebben voorgedaan en dat Getronics haar onvoldoende heeft beschermd tegen de nadelige gevolgen van de seksuele intimidatie die zij heeft moeten ondergaan. Verder heeft [eiseres] aangevoerd, onder punt 3.4 van de conclusie van repliek, dat het niet volstaat aan de werkgever om wat schriftelijke informatie te verstrekken teneinde een veilige werkomgeving te verzekeren. Personeel behoort duidelijk geïnstrueerd te worden. [eiseres] meent dat zulks in 1996/1997 in elk geval niet is gebeurd. Naar het oordeel van [eiseres] betekent een goed beleid in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet dat in elk geval leidinggevenden door cursussen of informatiebijeenkomsten worden gewezen op de ontoelaatbaarheid van seksuele intimidatie. Uit het ronduit schokkende gedrag van de manager blijkt dat hij daarvan niet was doordrongen, aldus [eiseres]. De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW onder andere verplicht is om voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De invulling daarvan is mede gelegen in de Arbeidsomstandighedenwet. In artikel 4 lid 2 van deze wet is de zorgverplichting van de werkgever ten aanzien van seksuele intimidatie opgenomen. De verplichting beoogt, als uitwerking van wat redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt (7:658 lid 1 BW) seksuele intimidatie te voorkomen, maar verplicht de werkgever ook om mogelijk nadelige consequenties te bestrijden als zich toch seksuele intimidatie voordoet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Getronics voldoende aangetoond dat zij zo een preventief beleid heeft gevoerd en dat haar preventiebeleid niet alleen voorlichting heeft omvat. Dat sluit niet uit dat een manager toch seksuele intimidatie pleegt. De kantonrechter merkt evenwel op dat de seksuele intimidatie van een manager ertoe geleid heeft dat de arbeidsovereenkomst met de desbetreffende manager is ontbonden ten gevolge van het incident van 27 september 1996. Verder is de kantonrechter van oordeel dat door Getronics voldoende is aangetoond dat een klachtenbehandeling ter zake van seksuele intimidatie bestond en dat [eiseres] daar ook gebruik van heeft kunnen maken, onder andere door de contacten met mevrouw de Graaf, de vertrouwenspersoon bij Getronics. Dat [eiseres] zelf niet wist van het bestaan van een vertrouwenspersoon en een klachtencommissie doet naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende ter zake waar het gaat om het antwoord op de vraag of een klachtenbehandeling bestond. De kantonrechter is voorts van oordeel dat een goede klachtenbehandeling aan [eiseres] de garantie diende te geven dat haar zaak serieus werd behandeld en dat zij werd beschermd tegen nadelige gevolgen van de seksuele intimidatie. Hoewel [eiseres] erover klaagt dat de gesprekken met mevrouw de Graaf niet goed genoeg verliepen is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken dat Getronics haar verplichting ex artikel 7:658 BW en uit de Arbeidsomstandighedenwet onvoldoende is nagekomen. Verder is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat Getronics de reïntegratieverplichting, nadat [eiseres] op 28 februari 1998 wegens arbeidsongeschiktheid was uitgevallen, voldoende adequaat is nagekomen. Dat de gesprekken met Cenzo niet hebben geleid tot een door [eiseres] gewenst resultaat en dat ook afspraken met het Regionaal Psychiatrisch Centrum noodzakelijk waren kan uiteindelijk niet aan Getronics worden verweten in het kader van het antwoord op de vraag of Getronics tekortgeschoten is in haar verplichtingen tot nakoming van artikel 7:658 BW en de Arbeidsomstandighedenwet. De klachtenbehandeling dient een zorgvuldige procedure te zijn die ook de belangen van de aangeklaagde beschermt en derhalve acht de kantonrechter het niet onjuist van de zijde van Getronics dat een klacht pas formeel in behandeling kan worden genomen als [eiseres] deze formeel en schriftelijk indient. Op grond van het bovenstaande lijkt de conclusie te zijn dat de werkgever voldoende heeft gedaan aan de in artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet bedoelde voorlichting en onderricht en de in artikel 4 lid 2 Arbeidsomstandighedenwet bedoelde verplichting om mogelijk nadelige consequenties te bestrijden door middel van een goede klachtenbehandeling. Daarnaast evenwel is naar het oordeel van de kantonrechter ook van belang dat de Arbeidsomstandighedenwet het zogenoemde plan van aanpak kent waarin training van management en leidinggevenden in het signaleren van seksuele intimidatie van groot belang is alsmede de in artikel 5 van die wet bedoelde inventarisatie en evaluatie van risico's. Naar het oordeel van de kantonrechter is Getronics juist in de combinatie van deze inventarisatie en evaluatie enerzijds en in het plan van aanpak anderzijds tekortgeschoten in haar verplichting ex artikel 7:658 BW. De kantonrechter heeft hierbij het oog op de bijlage 6 bij het rapport van de commissie SIAD, waarin enkele citaten, die zijn samengesteld uit meervoudige verklaringen, worden gebezigd. Daaruit blijkt dat er bij de afdeling Electric Engineering Services (EES), waar zowel de voornoemde manager als mevrouw [eiseres] werkte, meer dubbelzinnige opmerkingen worden gemaakt dan bij andere afdelingen en dat een medewerker zich wel eens heeft afgevraagd, toen hij bij EES werkte, waarom op andere afdelingen niet zo met elkaar wordt omgegaan, (hetgeen negatief was bedoeld). Voorts is vermeld dat EES het meest ongeregelde rotzooitje is, hetgeen op andere afdelingen niet gekend wordt. Op grond van dit alles is de kantonrechter van oordeel dat Getronics gefaald heeft bij haar risico-inventarisatie en evaluatie ter zake van seksuele intimidatie op de afdeling EES. Naar het oordeel van de kantonrechter had Getronics bij haar onderzoek naar slechte arbeidsomstandigheden kunnen en moeten te weten komen dat op EES een ander atmosfeer, in de zin van een ter zake van seksuele intimidatie onveilige werkplek, bestond. Zou deze risico-inventarisatie en evaluatie goed zijn uitgevoerd dan zou het plan van aanpak ter zake van seksuele intimidatie op deze afdeling tot een intensievere begeleiding van de manager hebben moeten leiden. Deze manager is evenwel juist degene geweest die mevrouw [eiseres] in ernstige mate seksueel heeft geïntimideerd door niet alleen op vrijdag 27 september 1997 zijn broek te laten zakken, maar bovendien schunnige opmerkingen te maken en, nadat mevrouw [eiseres] had geweigerd op zijn avances in te gaan, ƒ 25,-- op tafel te leggen en de anderen negen aanwezige mannelijke collegae uit te nodigen dit bedrag te verhogen teneinde te bezien of mevrouw [eiseres] bereid was tot door haar niet gewenste handelingen, terwijl deze manager voorts op de maandag daarna hetgeen is voorgevallen heeft ontkend en met name daardoor mevrouw [eiseres] in een onmogelijke positie heeft gebracht. De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat Getronics onvoldoende heeft aangetoond de in lid 1 van artikel 7:658 BW bedoelde verplichtingen te zijn nagekomen en dat Getronics daarom jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die zij in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft geleden. Onvoldoende is gebleken dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiseres]. De kantonrechter stelt de schade vast als immateriële schade omdat voldoende gebleken is dat [eiseres] op andere wijze dan in eer of goede naam in haar persoon is aangetast. De kantonrechter stelt de schadevergoeding vast op ƒ 15.000,--. Getronics dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden veroordeeld. Beslissing De kantonrechter: veroordeelt Getronics om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen f 20.000,-- bruto ter zake van schadevergoeding, uit kennelijk onredelijk ontslag en ƒ 15.000,-- op grond van artikel 7:658 lid 2 BW; veroordeelt Getronics tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op f 1.809,01, waarin begrepen ƒ 1.400,-- als salaris gemachtigde, te voldoen aan de griffier van dit kantongerecht; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2001. AvdP