Jurisprudentie
AD5926
Datum uitspraak2001-06-25
Datum gepubliceerd2001-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/18687
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/18687
Statusgepubliceerd
Indicatie
SAMENVATTING
Bewaring / schadevergoeding.
Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, is samen met zijn neef aangehouden. De reden voor aanhouding was dat eisers neef ervan werd verdacht te zijn doorgereden na een aanrijding. Eiser is niet meegedeeld wat de reden was voor zijn aanhouding. Eisers aanwezigheid als bijrijder in auto die betrokken is bij een ongeval is geen strafbaar feit en is dus geen reden voor bedoelde aanhouding. Evenmin is gebleken dat eiser is aangehouden om als getuigen inlichtingen te verschaffen over het ongeval omdat hij nimmer is gehoord omtrent de aanrijding. De aanhouding is derhalve onrechtmatig. Het beroep is gegrond. Toekenning schadevergoeding.
Uitspraak
UITSPRAAK
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 01/18687 VRONTN
UITSPRAAK ex artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 106
van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op het beroep tegen de maatregel van bewaring
op grond van artikel 59 Vw toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans
zich noemende:
A alias A, geboren op [...] 1969, van
Marokkaanse nationaliteit, eiser,
verblijvende te Algerije,
gemachtigde: mr. C.E. Stassen-Buijs, advocaat te Amsterdam,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen, werkzaam bij de
onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
--------------------------------------------------------------------------
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Verweerder heeft op 4 mei 2001 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, onder a, Vw opgelegd.
1.2 Eiser heeft hiertegen op 7 mei 2001 beroep ingesteld bij deze rechtbank.
1.3 Verweerder heeft op 12 mei 2001 de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring opgeheven teneinde eiser uit te zetten naar Algerije.
1.4 Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 14 mei 2001. Eiser is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Nu de bewaring is opgeheven, strekt het beroep nog uitsluitend tot toekenning van de gevraagde schadevergoeding. Daarvoor dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de bewaring op enig moment onrechtmatig is geweest.
2.2 Namens de vreemdeling is aangevoerd dat de oplegging van de vrijheidsbenemende maatregel onrechtmatig was. Meer in het bijzonder heeft de gemachtigde van eiser daartoe aangevoerd dat de strafrechtelijke staandehouding onrechtmatig was omdat eiser
niet werd verdacht van enig strafbaar feit. De daaropvolgende vreemdelingenrechtelijke staandehouding en inbewaringstelling zijn om die reden eveneens onrechtmatig. Namens eiser is voorts aangevoerd dat de oplegging van een vrijheidsbenemende maatregel
een onevenredig zware maatregel was omdat hij in het bezit was van een paspoort, een retourticket Barcelona-Algiers en bereid was op eigen gelegenheid Nederland te verlaten.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd dat de vrijheidsbenemende maatregel rechtmatig was en dat het verzoek om schadevergoeding derhalve dient te worden afgewezen.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Eiser is op 4 mei 2001 samen met zijn neef aangehouden. De reden voor deze aanhouding was gelegen in de omstandigheid dat de neef van eiser ervan werd verdacht te zijn doorgereden na een aanrijding. Eiser, die als passagier in de auto werd
aangetroffen, werd eveneens overgebracht naar het politiebureau. Eiser heeft van 3.05 uur tot aan 13.30 uur op het politiebureau verbleven. Hem is niet meegedeeld wat de reden was voor zijn aanhouding.
Met eiser is de rechtbank van oordeel dat eisers aanwezigheid als bijrijder in een auto die is betrokken bij een aanrijding op zichzelf geen strafbaar feit is en dat eiser dus om die reden niet kon worden aangehouden.
Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat eiser is aangehouden teneinde nadere inlichtingen te verstrekken in het kader van het politieonderzoek naar de aanrijding. Eiser zou met name zijn aangehouden ter verificatie van de verklaringen van zijn neef,
die - zoals blijkt uit het procesverbaal van 4 mei 2001, dat is opgemaakt naar aanleiding van de aanhouding- onder invloed was van alcohol. De rechtbank kan dit betoog van verweerder niet volgen, nu uit het dossier van eiser niet is gebleken dat eiser
op enig moment is gehoord in het kader van de strafrechtelijke aanhouding van zijn neef. Nu er geen grond aanwezig was eiser aan te houden vanwege de verdenking van een strafbaar feit, noch vanwege het verschaffen van inlichtingen omtrent een door een
derde gepleegd strafbaar feit, is de aanhouding onrechtmatig.
2.6 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de daaropvolgende vreemdelingenrechtelijke staandehouding en oplegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser eveneens onrechtmatig is. De overige grieven van eiser behoeven
geen bespreking meer.
2.7 Het beroep dient derhalve gegrond verklaard te worden.
2.8 Ingevolge artikel 106 Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, dan wel de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan eiser een schadevergoeding
ten laste van de Staat toekennen.
2.9 De rechtbank acht voldoende gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 8 dagen onrechtmatige bewaring ten bedrage van 3 x ƒ 200,-- en 5 x ƒ 150,-- = ƒ 1.350,--.
2.10 De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. $$N UITSPRAAK
Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op ƒ 1.065,-- (½ punt voor het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt ƒ 710,-- en wegingsfactor 1). $$N UITSPRAAK
2.11 Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier.
3. BESLISSING
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser een schadevergoeding toe ten bedrage van ƒ 1.350,-- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht; $$N UITSPRAAK
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad ƒ 1.065,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten dient te vergoeden aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2001, in tegenwoordigheid van mr. M.E.C. Bakker, als griffier.
Voornoemd lid beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van ƒ 1.350,-- (zegge: dertienhonderdvijftig gulden).
Aldus gedaan op 25 juni 2001 door mr. I.M.J. Hilhorst-Hagen, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.
afschrift verzonden op: 28 juni 2001
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 95 Vw staat tegen deze uitspraak, binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag.