Jurisprudentie
AD5622
Datum uitspraak2001-11-15
Datum gepubliceerd2001-11-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers136768/KGZA 01-1031
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers136768/KGZA 01-1031
Statusgepubliceerd
Uitspraak
136768/KGZA 01-1031 15 november 2001
V O N N I S van de president
van de arrondissementsrechtbank
te Utrecht in het kort geding van
de vereniging
VERENIGING BEHOUD BOS BIRKHOVEN
BOKKEDUINEN, gevestigd te Amersfoort,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur: mr. J.A. Pieters,
advocaat: mr. H.A. Sarolea te Amsterdam,
- t e g e n -
de besloten vennootschappen
met beperkte aansprakelijkheid
1. REWINKEL BEHEER B.V.,
2. MIDLAND PARC COUNTRY CLUB AMERSFOORT
B.V.,
3. RECREATIEPARK BOKKEDUINEN B.V.,
alle gevestigd te Amersfoort,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur: mr. E.M. Hovenier.
Het verloop van het geding
1.1. Eiseres in conventie, hierna ook 'de vereniging' te noemen, heeft gedaagden in conventie, hierna ook - in enkelvoud - ‘Rewinkel’ te noemen, in kort geding gedagvaard. Op de dienende dag, 31 oktober 2001, heeft de vereniging van eis geconcludeerd overeenkomstig het exploot van dagvaarding, waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht.
1.2. De vereniging heeft haar vordering toegelicht, mede aan de hand van producties en een pleitnota.
1.3. Rewinkel heeft daarop verweer gevoerd, mede aan de hand van producties en een pleitnota, en een eis in reconventie ingesteld, waartegen de vereniging vervolgens verweer heeft gevoerd.
1.4. Ten slotte is vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
2.1. De vereniging heeft blijkens haar akte van oprichting d.d. 27 maart 1997 als doelstelling het behoud, het herstel en het bevorderen van de natuurwaarde van de gebieden Birkhoven en Bokkeduinen te Amersfoort en het tegengaan van ontwikkelingen in en rond deze gebieden die een bedreiging vormen voor de natuurwaarde.
2.2. Rewinkel (gedaagde sub 3) heeft op 18 juli 1996 het kampeerterrein "De Bokkeduinen" aan de Barchman Wuytierslaan 81 te Amersfoort met de zich daarop bevindende opstallen gekocht van de Gemeente Amersfoort (hierna: de gemeente), waarbij is overeengekomen dat Rewinkel zou overgaan tot herstructurering van het kampeerterrein. Sinds de 40er jaren was het kampeerterrein als gemeentelijke camping in gebruik geweest.
2.3. Een gedeelte van het kampeerterrein, hier aangeduid als terreingedeelte A, heeft op grond van het bestemmingsplan "Plan van uitbreiding in hoofdzaak voor Amersfoort" de bestemming recreatie. Op dit gedeelte zijn 29 "chaletcaravans" geplaatst na een van het college van B&W van de gemeente verkregen bouwvergunning, zulks op grond van een in het bestemmingsplan begrepen vrijstellingsbevoegdheid. Deze chaletcaravans zijn inmiddels aan particulieren verkocht.
2.4. Een ander gedeelte van het kampeerterrein, hier aangeduid als terreingedeelte B, heeft de planologische bestemming sport- en speelvelden. Op dit terreingedeelte hebben (feitelijk) steeds 100 stacaravans gestaan, totdat de staanplaatsen door Rewinkel zijn opgezegd.
2.5. De gemeente heeft bij besluit van 21 december 1999 aan Rewinkel een exploitatievergunning verleend uit hoofde van artikel 8 lid 1 van de Wet op de Openluchtrecreatie (Wet OR), op grond waarvan op gedeelte B 71 stacaravans mogen worden geplaatst met maximale afmetingen van 14 meter lang, 4,50 meter breed en 3,60 meter hoog en die zodanig moeten zijn gebouwd dat sprake is en blijft van een bouwwerk dat mede bestemd is om blijvend - als een geheel - op een daarvan deel uitmakend as/wielstelsel te kunnen worden verplaatst.
2.6. De gemeente heeft op 3 en 28 april 2000 Rewinkel aangeschreven dat de reeds op terreingedeelte B geplaatste chaletcaravans (type "Valken") op grond van de Woningwet bouwvergunningplichting waren, omdat geconstateerd was dat deze 14,12 meter lang, 4,62 meter breed en 3,80 meter hoog (met een overstek van 0,60 meter) waren en derhalve niet onder de exploitatievergunning vielen, en is overgegaan tot bestuursdwang.
2.7. De president van de rechtbank te Utrecht, sector bestuursrecht, heeft, oordelend op een verzoek van Rewinkel om een voorlopige voorziening, bij uitspraak van 13 oktober 2000 de besluiten van de gemeente geschorst. Zij heeft daartoe onder meer overwogen dat de geplaatste chaletcaravans weliswaar veeleer het karakter hebben van een permanent recreatieverblijf dan van een stacaravan en dat dus ten onrechte geen bouwvergunning was aangevraagd, maar dat de gemeente zozeer te kennen had gegeven de plaatsing van luxe stacaravans op deze plek te ondersteunen dat in redelijkheid niet kan worden gezegd dat Rewinkel niet mocht vertrouwen op instemming met de plaatsing van de onderhavige chaletcaravans.
2.8. Rewinkel en de gemeente hebben op 7 november 2000 een overeenkomst gesloten, waarvan artikel 4 luidt (voor zover hier van belang):
"De structuurvisie voor het gebied Birkhoven/Bokkeduinen, die deze zomer ter visie is gelegd, zal naar verwachting in december 2000 - januari 2001 ter vaststelling aan de Gemeenteraad worden voorgelegd. De Gemeente zal zich inspannen om op de kortst mogelijke termijn aan het terrein een positieve recreatieve bestemming te geven en voor de Valken inclusief veranda en overstekken alsnog bouwvergunning te verlenen (…).
De Exploitanten [Rewinkel] zullen hiertoe ten spoedigste een principeplan indienen bij de Gemeente. De Gemeente zal dit plan in overleg met de Exploitanten in behandeling nemen, zodat de aanvraag voor een bouwvergunning kan worden ingediend zodra de Structuurvisie door de Gemeenteraad is vastgesteld (naar verwachting in januari 2001).
Voorts zegt de gemeente toe geen nieuwe dwangsombesluiten te nemen indien de Exploitanten overgaan tot plaatsing van de overige Valken (…).
De inmiddels geplaatste Valken inclusief Veranda’s zullen worden gedoogd en de incassering van de dwangsommen wordt (…) tot nader order opgeschort.
2.9. Rewinkel heeft op 22 februari 2001 een bouwvergunning voor de Valken ingediend.
2.10. Bij brief van 9 oktober 2001 schrijft het college van B&W van de gemeente aan Rewinkel:
"Door de afdeling Bouw- en gebruikskwaliteit is geconstateerd dat door u en/of namens u (…) tenminste 20 chalets zijn geplaatst zonder dat hiervoor (bouw-) vergunning is afgegeven. Tevens is ondertussen gebleken dat u de intentie heeft ook de bouw van de overige recreatiewoningen/chalets voort te zetten.
Weliswaar heeft u op 22 februari jl. (…) een vergunning aangevraagd voor de plaatsing van 71 stacaravans/chalets, maar deze is vooralsnog niet verleend. Hierdoor handelt u in strijd met artikel 40 van de Woningwet. (…) Naast deze constateringen hebben wij op 3 juli jl. een verzoek om handhaving gekregen van de Vereniging Behoud Bos Birkhoven Bokkeduinen (…)."
Het college van B&W van de gemeente heeft Rewinkel bij dezelfde brief aangeschreven alle bouwwerkzaamheden te staken en gestaakt te houden totdat een bouwvergunning zal zijn verleend, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 50.000,- per illegaal, nieuw geplaatste recreatiewoning/chalet, met een maximum van ƒ 1.000.000,-.
2.11. Rewinkel heeft bij de president van de rechtbank te Utrecht, sector bestuursrecht, bij verzoekschrift een voorlopige voorziening gevraagd strekkende tot schorsing van het hiervoor bedoelde besluit van 9 oktober 2001 van het college van B&W en strekkende tot het verlenen van een bouwvergunning conform de aanvraag van 22 februari 2001. Het verzoek zal tijdens een zitting op 22 november 2001 worden behandeld.
Het geschil en de beoordeling in conventie
3.1. De vereniging vordert, kort gezegd, Rewinkel te verbieden bouwwerkzaamheden te verrichten ten behoeve van het plaatsen van recreatiewoningen totdat een bouwvergunning zal zijn verkregen, alsmede Rewinkel te gelasten om binnen drie weken na betekening van dit vonnis over te gaan tot verwijdering van de zonder bouwvergunning geplaatste recreatiewoningen en tot herstel van het terrein in de oude staat, een en ander op straffe van verbeurte van de in het exploot van dagvaarding genoemde dwangsommen.
3.2. De vereniging voert ter ondersteuning van haar vordering aan dat het doorgaan met plaatsen van de 71 chalets op terreingedeelte B - waarvan er inmiddels 36 zijn gebouwd - zonder bouwvergunning en ondanks het bevel van de gemeente van 9 oktober 2001 om de bouw te staken, (ook) jegens haar onrechtmatig is. De vereniging stelt dat het gebied De Bokkeduinen reeds onder grote druk staat en dat het, gelet op de aanwezige flora en fauna, gerechtvaardigd is de druk op en de aantasting van het natuurgebied niet verder te vergroten door de bouw van een bungalowpark, waarvan te vrezen valt dat het grotendeels en/of de meeste tijd permanent zal worden bewoond.
3.3. Rewinkel voert verweer. Op dat verweer en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunten voorts nog hebben aangevoerd zal in het hiernavolgende voor zover nodig worden ingegaan.
3.4. Nu de vereniging heeft gesteld dat Rewinkel jegens haar onrechtmatig handelt, is de vereniging op de voet van deze grondslag, zoals hiervoor uiteengezet onder 3.2, ontvankelijk in haar vordering. Het desbetreffende verweer wordt derhalve verworpen.
3.5. Van onrechtmatigheid jegens de vereniging, zoals door haar gesteld, zou alleen dan sprake kunnen zijn indien het plaatsen van de chaletcaravans een bedreiging vormt voor de natuurwaarde van de gebieden Birkhoven en Bokkeduinen, nu dat het belang is dat zij blijkens haar statuten poogt te beschermen.
3.6. Naar het oordeel van de president is in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat het plaatsen van de chaletcaravans afbreuk doet aan de natuurwaarde van Birkhoven en Bokkeduinen en (dus) jegens de vereniging onrechtmatig is. Rewinkel heeft onbetwist gesteld dat er sinds de 40er jaren een camping is gevestigd aan de Barchman Wuytierslaan 81 en dat er ook vóór de aankoop van de camping in 1996 reeds jarenlang stacaravans op het onderhavige terrein hebben gestaan. Voor de conclusie dat de vervanging van stacaravans door zogenaamde chaletcaravans (legaal of illegaal) negatieve gevolgen van betekenis heeft voor de natuurwaarde van het - ten zuidwesten van de camping gelegen - natuurgebied heeft de vereniging onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld.
De omstandigheid dat voor de plaatsing van de chaletcaravans, in tegenstelling tot de vroegere stacaravans, gelet op de afmetingen kennelijk een bouwvergunning is vereist noopt niet tot die conclusie, evenmin als de omstandigheid dat de chaletcaravans worden aangesloten op nutsvoorzieningen.
Bovendien heeft Rewinkel onweersproken gesteld dat de dichtheid van de caravans in het kader van de herstructurering afneemt, nu er in totaal 140 plaatsen komen, waar de camping vroeger 110 plaatsen voor passanten en 154 seizoenplaatsen kende.
Weliswaar heeft de vereniging in dit verband ter zitting betoogd dat het ook volgens het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek te Wageningen - het door hen (kennelijk) in 1998 opgestelde rapport is overigens niet ter zitting overgelegd - meer voor de hand lag om tot sanering van het gebied over te gaan dan tot herstructurering van de camping, maar dit zegt op zichzelf niets over de thans voorliggende kwestie.
Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de vereniging voldoende belang heeft bij haar vordering.
3.7. Voorts wordt overwogen dat Rewinkel ter zitting heeft verklaard dat zij de uitspraak van de bestuursrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening zal afwachten alvorens verder te gaan met de plaatsing van de chaletcaravans. Gelet hierop heeft de vereniging derhalve onvoldoende (spoedeisend) belang bij haar vordering tot het opleggen van een verbod tot het verrichten van verdere bouwwerkzaamheden. Met betrekking tot de vordering tot afbraak van de reeds zonder bouwvergunning geplaatste chaletcaravans is evenmin van enig spoedeisend belang gebleken, nu Rewinkel niet heeft aangegeven waarom de afbraak daarvan op korte termijn in het belang is van de natuurwaarde van het bos Birkhoven/Bokkeduinen.
3.8. Gelet op het voorgaande zal de gevraagde voorziening worden geweigerd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de vereniging in de kosten van het geding in conventie worden veroordeeld.
Het geschil en de beoordeling in reconventie
4.1. Rewinkel vordert in reconventie in de eerste plaats veroordeling van de vereniging tot betaling van ƒ 50.000,- als schadevergoeding, alsmede de vereniging te verbieden nog enige negatieve uitlating over Rewinkel of over de activiteiten van Rewinkel te doen, op straffe van een dwangsom van ƒ 50.000,- per overtreding. Rewinkel voert hiertoe aan dat de vereniging in de afgelopen jaren diverse negatieve stukken in de krant heeft laten afdrukken en een ware hetze tegen haar is begonnen, ten gevolge waarvan Rewinkel tot genoemd (begroot) bedrag schade heeft geleden.
4.2. Het is de vereniging geoorloofd om zich op het standpunt te stellen het niet eens te zijn met de plannen voor herstructurering van de camping, wat daar verder ook van zij, en in beginsel ook om die mening in de publiciteit te brengen. Eerst indien uitlatingen in de pers feitelijke onjuistheden bevatten of jegens Rewinkel onnodig grievend zijn kan Rewinkel daartegen met succes in rechte optreden. Rewinkel heeft ter zitting weliswaar diverse krantenartikelen overgelegd, maar zij heeft daarbij niet aangegeven welke daarvan - laat staan op welke punten - feitelijke onjuistheden bevatten of onnodig grievend zijn. Het gevraagde verbod met betrekking tot het doen van negatieve uitlatingen moet derhalve worden afgewezen, evenals de gevraagde vergoeding van - niet aannemelijk gemaakte - schade.
4.3. Rewinkel vordert in reconventie voorts veroordeling van de vereniging tot vergoeding van de aan haar zijde daadwerkelijk (in conventie en in reconventie) gemaakte kosten van rechtsbijstand, alsmede de vereniging te verbieden om nog verdere procedures die verband houden met de ontwikkeling van het recreatiepark te entameren. Rewinkel voert ter ondersteuning van dit onderdeel van de reconventionele vordering aan dat de vereniging haar in conventie rücksichtslos heeft gedagvaard, zonder enige aankondiging vooraf en ondanks de toezegging dat de beslissing van de bestuursrechter zou worden afgewacht, en dat de vereniging niet bereid is geweest enig uitstel te verlenen.
4.4. De aard van een kort geding brengt met zich mee dat op korte termijn kan worden gedagvaard en dat een eisende partij niet akkoord hoeft te gaan met een verzoek om uitstel. Niet kan derhalve worden gezegd dat de vereniging misbruik van procesrecht heeft gemaakt en deswege jegens Rewinkel onrechtmatig heeft gehandeld, laat staan dat de vereniging op grond daarvan van een rechtsgang naar de rechter zou kunnen worden afgehouden.
4.5. Gelet op het voorgaande wordt beslist als volgt. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Rewinkel in de kosten van het geding in reconventie worden veroordeeld.
De beslissing
De president
in conventie:
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt de vereniging in de kosten van het geding aan de zijde van Rewinkel gevallen, waarin begrepen ƒ 1.000,00 voor salaris van de procureur en ƒ 427,00 griffierecht;
in reconventie:
5.3. wijst de vordering af;
5.4. veroordeelt Rewinkel in de kosten van het geding aan de zijde van de vereniging gevallen, waarin begrepen ƒ 550,00 voor salaris van de procureur.
Aldus gewezen door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2001.