
Jurisprudentie
AD4984
Datum uitspraak2001-10-31
Datum gepubliceerd2001-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-925851/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-925851/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol was, een hem onbekend persoon vele malen met een mes in het lichaam, waaronder het hoofd en gezicht, gestoken.
Verdachte heeft diezelfde avond een ander, hem eveneens onbekend persoon, samen met anderen aangevallen. Dit slachtoffer is met een mes gestoken, geschopt en geslagen.
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925850/01
's-Gravenhage, 31 oktober 2001.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
Verdachte
geboren te ‘s-Gravenhage,
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 oktober 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr Seedorf-Monpellier, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Paulides heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair en 2 subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 meer subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot fl 9.856,- subsidiair 90 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer .
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 primair en 2 subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 meer subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt voorts met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf als volgt.
Verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol was, een hem onbekend persoon vele malen met een mes in het lichaam, waaronder het hoofd en gezicht, gestoken.
Verdachte heeft diezelfde avond een ander, hem eveneens onbekend persoon, samen met anderen aangevallen. Dit slachtoffer is met een mes gestoken, geschopt en geslagen.
De rechtbank rekent verdachte dit agressieve en gewelddadige gedrag ernstig aan.
Dergelijke feiten, bovendien gepleegd op de openbare weg, zijn ontoelaatbaar en veroorzaken en versterken gevoelens van onrust en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de maatschappij.
Het hiervoor overwogene, alsmede de agressieve en gewelddadige wijze waarop verdachte op het slachtoffer heeft ingestoken, brengen de rechtbank ertoe een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister is verdachte niet eerder wegens geweldsmisdrijven met justitie in aanraking geweest.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank merkt hierbij op dat zij, gelet op de zeer jeugdige leeftijd van verdachte en mede als stok achter de deur teneinde verdachte van het plegen van verdere strafbare feiten af te houden, een fors deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen.
Vordering van de benadeelde partij.
Slachtoffer, wonende te 's-Gravenhage, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl 9.856,-.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de kosten genoemd onder 1, 2, 3 en 11 (broek a fl 200,-, respectievelijk T-shirt a fl 100,-, jas a fl 250,- en voorschot immateriële schade a fl 5.000,-), is door de verdediging niet inhoudelijk weersproken, terwijl dat deel van de vordering eenvoudig van aard is en rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij te dien aanzien ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze bedragen toewijzen, waarbij zij de hoogte van het voorschot op de immateriële schadevergoeding bepaalt op fl 3.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering verklaren, aangezien dat deel van de vordering geen schade betreft die rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten, danwel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot fl 3.550,- ten behoeve van het slachtoffer en bepalen dat, in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 42 dagen;
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57,141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 2 primair en 2 subsidiair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 meer subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
POGING TOT DOODSLAG;
ten aanzien van feit 2 meer subsidiair:
HET OPENLIJK MET VERENIGDE KRACHTEN GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN OF GOEDEREN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 12 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 3 juni 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 6 juni 2001.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van fl 3.550,- en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan slachtoffer, wonende te ’s-Gravenhage, een bedrag van fl 3.550,- met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
fl 3.550,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 42 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Engelen, voorzitter,
Houweling en Van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2001.
Mr Van Engelen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.