Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4835

Datum uitspraak2001-10-25
Datum gepubliceerd2001-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/080019-01vev
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 31-jarige asielzoeker veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf nadat hij zijn slaapkamer in het asielzoekerscentrum in brand had gestoken. Een grote uitslaande brand was het gevolg waardoor de andere bewoners groot gevaar hadden gelopen. Verdachte had uit pure wanhoop over zijn uitzichtloze situatie gehandeld. Verdachte wordt enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 25 oktober 2001 Parketnummer: 17/080019-01 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], wonende te [adres], thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 oktober 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 23 januari 2001, te Dokkum, in de gemeente Dongeradeel, opzettelijk brand heeft gesticht in een beneden verdieping van Unit G van het Asielzoekerscentrum, te weten in slaapkamer 4 van Unit G, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (in genoemde kamer) een gedeelte van de vloer en/of een doos met papier besprenkeld met benzine, en vervolgens met een aansteker (een prop) papier in brand gestoken en vervolgens hiermee die met benzine besprenkelde doos met papier in brand gestoken, ten gevolge waarvan die slaapkamer en het merendeel van de andere (slaap)kamers van Unit G zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inventarissen in Unit G en de belendende (slaap)kamers in Unit G en de belendende andere woonunits van het Asielzoekerscentrum, en levensgevaar voor de in Unit G verblijvende personen en de in andere units verblijvende personen te duchten was. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister; - het voorlichtingsrapport; - de psychiatrische rapportage; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Verdachte heeft 's nachts brand gesticht in de unit van het asielzoekerscentrum waar hij woonachtig is. Uiteraard is naast forse schade groot gevaar ontstaan voor andere units en voor degenen die daar lagen te slapen. Door adequaat optreden van anderen is een rampzalige afloop voorkomen. Uiteraard rekent de rechtbank verdachte zijn handelen in beginsel zeer zwaar aan en zou zij de officier van justitie wel hebben willen volgen in zijn eis van drie jaren gevangenisstraf. De rechtbank wil echter meer rekening houden met het feit dat verdachte door de deskundigen als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. Verdachte zou wanhopig zijn geweest door de uitzichtloze situatie waarin hij was komen te verkeren. Dit leidt de rechtbank ertoe verdachte een gevangenisstraf op te leggen van dertig maanden. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG MAANDEN. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Wegener Sleeswijk, voorzitter, mr. C.E.M. Daan-van Brink en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2001. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.