
Jurisprudentie
AD4785
Datum uitspraak2001-10-17
Datum gepubliceerd2001-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200005449/1.
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200005449/1.
Statusgepubliceerd
Indicatie
Appellant heeft burgemeester en wethouders verzocht met bestuurlijke sanctiemiddelen een einde te maken aan de geluidsoverlast veroorzaakt door kikkers in een kikkerpoel op het naast zijn woning gelegen perceel.
Hoger beroep van AD4783.
Hoger beroep van AD4783.
Uitspraak
Raad
van State
200005449/1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel.
1 Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 1998 hebben burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel (hierna: burgemeester en wethouders) afwijzend beschikt op het verzoek van appellant om bestuursdwang toe te passen ter zake van de geluidsoverlast van kikkers in een kikkerpoel op het naastgelegen perceel.
Bij besluit van 22 juli 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie bezwaar en beroep van 28 april 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 9 oktober 2000, verzonden op 11 oktober 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 november 2000, bij de Raad van State ingekomen op 21 november 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 december 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 30 maart 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2001, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. C.F.A.M. van Grotel ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft burgemeester en wethouders verzocht met bestuurlijke sanctiemiddelen een einde te maken aan de geluidsoverlast veroorzaakt door kikkers in een kikkerpoel op het naast zijn woning gelegen perceel, toebehorend aan de familie [buurman] (hierna: [buurman]).
2.2. De rechtbank heeft de weigering van de toepassing van bestuursdwang allereerst getoetst aan artikel 2.4.20 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: de APV). Ingevolge het eerste lid van dit artikel zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot aanwijzing van gedeelten van de gemeente of plaatsen waar het verboden is - kort gezegd - hinderlijke of schadelijke dieren te houden. Ingevolge het tweede lid is het verboden om in strijd met die aanwijzing te handelen. Deze bepaling kan echter geen grondslag vormen voor toepassing van bestuursdwang, nu blijkens hetgeen ter zitting is meegedeeld een aanwijzing op grond van dit artikel niet heeft plaatsgevonden. Appellant heeft noch bij zijn eerste verzoek, noch in zijn bezwaarschrift gevraagd om een aanwijzing als hier bedoeld. Burgemeester en wethouders hebben derhalve terecht geweigerd, wegens overtreding van het bepaalde in dit artikel over te gaan tot toepassing van bestuursdwang.
2.3. De Afdeling is van oordeel dat burgemeester en wethouders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat [buurman] niet in de zin van artikel 4.1.7.1 van de APV de zorg heeft voor de kikkers in de poel. Dat de kikkers zonder de activiteiten van [buurman] niet in de poel zouden zijn gekomen, betekent, wat hier ook van zij, niet dat hij de zorg voor de kikkers heeft. De rechtbank heeft dan ook terecht geconcludeerd dat burgemeester en wethouders op goede gronden afwijzend op het verzoek om bestuursdwang hebben beslist.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient met verbetering van gronden te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Haverkamp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2001
306.
Verzonden: 17 oktober 2001
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,