Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD4564

Datum uitspraak2001-10-11
Datum gepubliceerd2001-10-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/124043-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft samen met anderen in een kort tijdsbestek gewelddadige overvallen gepleegd in woningen en een poging daartoe in een winkel. Hierbij hebben verdachte en zijn mededaders de slachtoffers met vuurwapen(s) bedreigd en daarbij tevens fysiek geweld gebruikt.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM Parketnummer: 13/124043-01 Datum uitspraak: 11 oktober 2001 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, Achtste meervoudige kamer D, in de strafzaak tegen: [verdachte], alias [M.K.D.], geboren te Paramaribo (Suriname), zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd in het Huis van Bewaring te A. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terecht-zitting van 27 september 2001. 1. Telastelegging. Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals ter terechtzitting gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen. 3. Waardering van het bewijs. 3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1. primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. 3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: Ten aanzien van het onder 1. subsidiair telastegelegde: op 2 februari 2001 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, toebehorende aan A.[M.], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen A.[M.] en A.[O.H.] en A.[G.] en A.[A.], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededader naar die belwinkel is gegaan alwaar hij verdachte een pistool aan genoemde personen heeft getoond en dat vuurwapen op die personen heeft gericht en gericht gehouden en tegen die personen heeft gezegd:"Niet bewegen anders ga ik schieten" en met dat vuurwapen heeft geschoten in de richting van A.[M.] en J.E. [K.], welk bovenomschreven feit de dood van J.E.[K.] tengevolge heeft gehad. Ten aanzien van het onder 2. telastegelegde: op 2 februari 2001 te Amsterdam, opzettelijk J.E.[K.] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een pistool een kogel op die [K.] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [K.] is overleden. en hij op 2 februari 2001 te Amsterdam, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk A.[M.] van het leven te beroven, opzettelijk met een pistool een kogel heeft afgevuurd in de richting van die [M.]. Ten aanzien van het onder 3. telastegelegde: in de periode van 12 februari 2001 tot en met 15 februari 2001 te Amsterdam en te Zwolle tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf, diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk een vuurwapen en munitie en een auto en een muts, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het onder 4. telastegelegde: op 15 februari 2001 te Amsterdam, tezamen in en in vereniging met anderen, een pistool, Smith & Wesson, model SW9F, kaliber 9mm en negen patronen, Volmantel rondneus projectiel, kaliber 9mm para, voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het onder 5. telastegelegde: op 10 februari 2001 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning, zak-telefoons, horloges, sieraden, sleutels, een portemonnee, bankpasjes, een rijbewijs, kleding en geld, toebehorende aan D.[G.] en/of F.[O.], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen D.[G.] en F.[O.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededaders een vuurwapen op die [G.] en die [O.] hebben gericht en gericht gehouden en een vuurwapen tegen het hoofd van die [O.] hebben gedrukt en gedrukt gehouden en die [G.] en die [O.] op dreigende toon hebben toegevoegd:"Don't look at me. Don't look at me" en "Don't move, we will shoot you" en de polsen en de enkels van die [G.] en die [O.] met tape hebben vastgebonden en die [G.] en die [O.] meermalen tegen het hoofd en het lichaam hebben geschopt en geslagen. Ten aanzien van het onder 6. telastegelegde: op omstreeks 23 augustus 2000 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning mobiele telefoons, een paspoort en sieraden en geld, toebehorende aan M.L.S.[E.] en/of M.M.[P.] en/of I.A.[L.] en/of N.B.[A.], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen M.L.S.[E.] en M.M.[P.] en I.A.[L.] en N.B.[A.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededaders een vuurwapen op die M.L.S.[E.] en M.M.[P.] en I.A.[L.] en N.B.[A.] hebben gericht en gericht gehouden en tegen die M.L.S.[E.] en M.M.[P.] en I.A.[L.] en N.B.[A.] hebben gezegd dat zij op de grond moesten gaan liggen en op dreigende toon tegen die M.L.S.[E.] en M.M.[P.] en I.A.[L.] en N.B.[A.] heeft gezegd: "Als een van jullie binnen tien minuten opstaat dan schiet ik je dood. Ik heb in Suriname al iemand doodgeschoten", en genoemde [L.] op de grond hebben geduwd en de polsen en de benen van die [E.] en die [P.] en die [A.] met tape hebben vastgebonden en de mond van [E.] en van [P.] met tape hebben afgeplakt en die M.L.S.[E.] en M.M.[P.] en I.A.[L.] en N.B.[A.] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam hebben geschopt en geslagen. Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn verdediging. 4. Het bewijs. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van het feit. Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aan-nemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met anderen in een kort tijdsbestek gewelddadige overvallen gepleegd in woningen en een poging daartoe in een winkel. Hierbij hebben verdachte en zijn mededaders de slachtoffers met vuurwapen(s) bedreigd en daarbij tevens fysiek geweld gebruikt. Bij de poging tot overval in de winkel heeft de verdachte een doorgeladen vuurwapen in zijn hand gehad en daarmee een kogel afgevuurd in de richting van A. [M.] en zijn mededader J.E. [K.], waarbij hij [K.] heeft neergeschoten. Door verdachtes toedoen heeft [K.] het leven verloren, waarbij verdachte tevens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [M.] ook door de kogel zou zijn geraakt. Deze schokkende gebeurtenis heeft verdachte er niet van weerhouden om acht dagen later wederom een gewelddadige overval te plegen waarbij hij en zijn mededaders op brute wijze onder het tonen van vuurwapens in een woning zijn binnengedrongen en daar meerdere mensen hebben bedreigd, geboeid en beroofd. Door het handelen van verdachte wordt de samenleving ernstig geschokt en draagt dit handelen ertoe bij dat de reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, en in het bijzonder bij de slachtoffers, worden versterkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van voornoemde delicten veelal traumatische gevolgen daarvan ondervinden. Vooral indien, zoals hier het geval is geweest, de feiten hebben plaatsgehad woningen of op de werkplek van mensen, waardoor zij dagelijks herinnerd worden aan de gebeurtenissen. Vervolgens is verdachte 5 dagen later aangehouden terwijl hij onderweg was naar Zwolle alwaar hij met anderen wederom een overal zou gaan plegen. Verdachte had in die auto een vuurwapen voorhanden, hetgeen op zich al een gevaarzettende situatie is. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in zo’n korte tijd zoveel leed heeft veroorzaakt. Nu verdachte gebruik maakt van meerdere aliassen is niet duidelijk of en hoe vaak hij reeds is veroordeeld voor andere misdrijven. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de opgemaakte rapportages betreffende verdachte van [deskundige 1], psychiater d.d. 24 september 2001 en deskundige 2, psycholoog d.d. 17 september 2001. Beide deskundigen concluderen dat, gezien de gewelddadige aard van de delicten, de gebrekkig functionerende agressieregulatie van verdachte, zijn ontwijkende houding en zijn justitieel verleden, de kans op recidive levensgroot lijkt te zijn. Indien verdachte niet illegaal in Nederland had verbleven hadden voornoemde deskundigen een ter beschikkingstelling met dwangverpleging geadviseerd. De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, een onvoorwaardelijke vrijheids-benemende straf van lange duur passend en geboden. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij J.C. [K.], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1. subsidiair bewezen geachte feit alsmede het onder 2, eerste volzin bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van ƒ 21.108,20 (eenentwintigduizend eenhonderd en acht gulden en twintig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. In het belang van J.C. [K.] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Ten aanzien van de overige benadeelde partijen. De vorderingen van de benadeelde partijen A. [G.] en A. [M.] zijn niet zo eenvoudig van aard dat deze vorderingen zich lenen voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de arti-kelen 36f, 45, 46, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart het onder 1 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1. subsidiair: Poging tot diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of de andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft; Ten aanzien van feit 2.: Doodslag en Poging tot doodslag; Ten aanzien van feit 3.: Medeplegen van het voorbereiden van diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of de andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of afpersing door twee of meer verenigde personen. Ten aanzien van feit 4.: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III. Ten aanzien van feit 5. en 6.: Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, [verdachte] [alias M.K.D.]), daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESTIEN JAREN. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Wijst de vordering van de benadeelde partij J.C. [K.], wonende te A. toe en veroor-deelt verdachte aan J.C. [K.] voornoemd te betalen fl. 21.108,20( eenentwintig-duizend eenhonderd en acht gulden en twintig cent). Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer J.C. [K.] voornoemd, te betalen de som van fl. 21.108,20( eenentwintigduizend eenhonderd en acht gulden en twintig cent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen. Bepaalt dat de benadeelde partijen A. [G.] en A. [M.], niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn. Dit vonnis is gewezen door Mr M.J.C. van Kamp, voorzitter, mrs. L.H. Waller en J.M. Schouwenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr A.B. Boukema, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2001.