
Jurisprudentie
AD4481
Datum uitspraak2001-11-13
Datum gepubliceerd2002-02-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers03428/00
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-02-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers03428/00
Statusgepubliceerd
Conclusie anoniem
Nr. 03428/00
Mr Fokkens
Zitting: 2 oktober 2001
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is bij vonnis van 17 maart 2000 door de Arrondissementsrechtbank te Roermond ter zake van "als bezitter toelaten, dat met een motorrijtuig op een weg wordt gereden zonder dat hij voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van fl. 825,-- subsidiair 16 dagen hechtenis.
2. Tegen deze uitspraak heeft verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Verdachte heeft één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel komt er in de kern op neer dat verdachte niet heeft toegelaten dat een ander met zijn auto heeft gereden.
5. Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 9 april 1997 in de gemeente Venlo als bezitter van een motorrijtuig (personenauto) heeft toegelaten dat daarmede werd gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kaldenkerkerweg, zonder dat hij voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten en in stand gehouden."
6. Tot het bewijs heeft de Rechtbank - kort gezegd - gebezigd:
a) Het relaas van de verbalisant, inhoudende dat deze heeft waargenomen dat de bewuste auto op 9 april 1997 te Venlo op de Kaldenkerkerweg reed en dat uit door hem ingewonnen informatie bleek dat de auto toen niet verzekerd was.
b) De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij op 9 april 1997 de eigenaar van de betreffende auto was, dat toen een ander in de auto heeft gereden en dat de auto toen niet was verzekerd.
7. De in de bewezenverklaring overeenkomstig de tenlastelegging voorkomende term "toegelaten" is aldaar kennelijk gebezigd in de betekenis overeenkomende met die welke toekomt aan de term "toelaat" in art. 30, eerste lid, WAM. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 13 februari 1979, NJ 1979, 355 heeft geoordeeld, is van "toelaten" eerst sprake bij een uitdrukkelijk of stilzwijgend gegeven toestemming.
8. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder meer aangevoerd:
"Ten tijde van het plegen van het feit verbleef ik in Ethiopië. De auto stond gestald in een garagebedrijf voor de in- en verkoop van auto's. De sleutels voor mijn auto had ik thuis liggen. Degene die in de auto heeft gereden heeft de sleutels gepakt zonder mijn toestemming."
9. Aldus heeft verdachte ontkend dat hij heeft toegelaten dat een ander in zijn auto reed. Dit bewijsverweer vindt niet zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, aangezien daaruit niet volgt dat verdachte degene die op 9 april 1997 in zijn auto reed daartoe uitdrukkelijk of stilzwijgend toestemming heeft gegeven. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed (vgl. HR 3 oktober 1989, DD 90.049).
10. Het middel klaagt daar terecht over.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak
13 november 2001
Strafkamer
nr. 03428/00
SO/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 17 maart 2000, nummer 04/401935-97, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboortedatum] (Somalië) op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter te Venlo van 12 maart 1998 - de verdachte ter zake van "als bezitter toelaten, dat met een motorrijtuig op een weg wordt gereden zonder dat hij voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheids- verzekering motorrijtuigen heeft gesloten en in stand houden" veroordeeld tot een geldboete van achthonderd- vijfentwintig gulden, subsidiair zestien dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. De Hoge Raad verstaat het middel aldus dat het klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte heeft toegelaten dat met zijn auto werd gereden.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat
"hij op 9 april 1997 in de gemeente Venlo als bezitter van een motorrijtuig (personenauto) heeft toegelaten dat daarmede werd gereden, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kaldenkerkerweg, zonder dat hij voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten en in stand gehouden."
3.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aldaar het volgende verklaard:
"Ik ben in hoger beroep gegaan omdat ik niet zelf in die auto heb gereden, zonder dat de auto was verzekerd. Ten tijde van het plegen van het feit verbleef ik in Ethiopië. De auto stond gestald in een garagebedrijf voor de in- en verkoop van auto's. De sleutels van mijn auto had ik thuis liggen. Degene die in de auto heeft gereden heeft de sleutels
gepakt zonder mijn toestemming. Volgens mij heeft hij de auto willen wegnemen. Hij is hier ook voor veroordeeld(...)".
3.4. Voor de beoordeling van het middel moet voorop worden gesteld dat van "toelaten" in de zin van art. 30, eerste lid, WAM, zoals dat begrip in de tenlastelegging kennelijk wordt gebruikt, slechts sprake kan zijn bij een uitdrukkelijk of stilzwijgend gegeven toestemming (vgl. HR 13 februari 1979, NJ 1979, 355).
De hiervoor onder 3.3 weergegeven verklaring van de verdachte kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan dat in dit geval van zodanige toestemming geen sprake was.
Nu het aldus aangevoerde zijn weerlegging niet vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven dat de verdachte niet heeft toegelaten dat met het desbetreffende motorrijtuig werd gereden. De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd
3.5. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te
's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 13 november 2001.