
Jurisprudentie
AD4317
Datum uitspraak2001-10-05
Datum gepubliceerd2001-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09.925.904/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09.925.904/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft in een relatief korte periode, al dan niet samen met een ander of anderen, meerdere (woning)inbraken en een vernieling gepleegd en -aldus doende- blijk gegeven andermans eigendom te minachten.
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER / MEERVOUDIGE KAMER VOOR KINDERSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer : 09.925.904/01
's-Gravenhage, 5 oktober 2001.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
Verdachte
geboren 1983 te ‘s-Gravenhage,
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 september 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr. A.M. van Kuijeren, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. W.R. Oostenbrink heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1.primair en 6.primair telastgelegde feiten wordt vrijgesproken.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1.subsidiair, 2., 3., 4.primair wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur (subsidiair 60 dagen gevangenisstraf) en dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 5., 6.subsidiair, 7.primair en 8. telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact alsmede het volgen van een cursus sociale vaardigheden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de twee benadeelde partijen.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1.primair, 1.subsidiair, 6.primair en 6.subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2., 3., 4.primair, 5., 7.primair en 8 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft in een relatief korte periode, al dan niet samen met een ander of anderen, meerdere (woning)inbraken en een vernieling gepleegd en -aldus doende- blijk gegeven andermans eigendom te minachten.
Dergelijke feiten veroorzaken -naast financiële schade- overlast bij de slachtoffers.
Voorts heeft verdachte samen met anderen met gebruikmaking van geweld op de openbare weg een jongen van zijn bromfiets beroofd, hetgeen niet alleen bij het slachtoffer maar ook in de maatschappij gevoelens van onveiligheid oproept.
Teneinde verdachte in de toekomst te weerhouden om dergelijke misdrijven te plegen zal de rechtbank, naast een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf, bepalen dat verdachte via de reclassering deel zal nemen aan een individuele sociale vaardigheidstraining.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
U.L. Antonie, wonende te Rijswijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 10.973,64.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien terzake van het telastgelegde feit 1. aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De gemeente Zoetermeer / openbaar primair onderwijs Zoetermeer, gevestigd te Zoetermeer, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 600.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien terzake van het telastgelegde feit 6. aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1.primair, 1.subsidiair, 6.primair en 6.subsidiair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2., 3., 4.primair, 5., 7.primair en 8. telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van het onder 2. bewezenverklaarde feit :
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de onder 3., 7.primair en 8. bewezenverklaarde feiten :
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 5. bewezenverklaarde feit :
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van het onder 4.primair bewezenverklaarde feit :
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte terzake van de feiten 2., 3. en 4.primair tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 90 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 45 dagen;
en terzake van de feiten 5., 7.primair en 8. tot:
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van de individuele sociale vaardigheidstraining, voor de duur van 22 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 11 dagen;
en tot:
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 11 juni 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 juni 2001,
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
bepaalt dat de benadeelde partijen U.L. Antonie en de gemeente Zoetermeer / openbaar primair onderwijs Zoetermeer niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs R. Elkerbout, voorzitter, kinderrechter-plaatsvervanger
G.F. Walgemoed en E.M.J. Raeijmaekers, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Wagter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2001, zijnde mrs
Elkerbout en Walgemoed buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.