
Jurisprudentie
AD3966
Datum uitspraak2001-09-25
Datum gepubliceerd2001-10-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100658/1.
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100658/1.
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Raad
van State
200100658/1.
Datum uitspraak: 25 september 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant 1a en 1b], wonend te [woonplaats 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Bungalowbouw Nederland B.V", de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Bouw en Exploitatiemaatschappij 't Laaksche Hoogh B.V." en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Het Lentse Veld B.V.", alle gevestigd te Driel, gemeente Overbetuwe,
3. de stichting "Stichting Dorpsraad Lent", gevestigd te Lent,
4. [appellant 4a], wonend te [woonplaats 4a], [appellant 4b], wonend te [woonplaats 4b] en [appellant 4c], wonend te [woonplaats 4c],
appellanten,
en
gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2000 heeft de gemeenteraad van Nijmegen, op voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2000, gewijzigd vastgesteld het bestemmingsplan "Landschapszone".
Verweerders hebben bij hun besluit van 19 december 2000, RE2000.52133, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 22 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2001, appellanten sub 2 bij brief van 6 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2001, appellante sub 3 bij brief van 25 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2001, en appellanten sub 4 bij brief van 7 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2001, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 mei 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
2. Overwegingen
2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).
Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
2.2. Het doel van het bestemmingsplan "Landschapszone" is het bieden van een juridisch-planologisch kader voor de realisering van een deel van de Nijmeegse VINEX-locatie "Waalsprong" ten noorden van de rivier de Waal. Het plan voorziet in een stedelijk uitloopgebied voor de omringende nieuwe woongebieden Dorpenzone en Stadseiland Lent. Het betreft een nieuw stedelijk natuur- en recreatiegebied, alsmede de ontwikkeling van twee watergebonden woonwijken, het Zand en Oosterhoutse Plas, met respectievelijk circa 250 en circa 300 woningen. De totale VINEX-locatie voorziet in de bouw van 6.500 woningen vóór het jaar 2005 en de uiteindelijke realisatie van 12.000 woningen. Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan gedeeltelijk goedgekeurd.
2.3. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op de verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.4. Ingevolge artikel 7.2 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2, eerste lid, van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 en categorie 11.1 van onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit is bij de bouw van woningen in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen buiten de bebouwde kom of 4000 of meer woningen binnen de bebouwde kom omvat, in het kader van de vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke bouw voorziet, het maken van een milieu-effectrapport verplicht.
2.4.1. Bij de vaststelling van het onderhavige plan bestaat, nu dit het eerste ruimtelijk plan is dat het mogelijk maakt te beginnen met woningbouw in het kader van het meer dan 4000 woningen tellende project in het Waalspronggebied, de verplichting een milieu-effectrapport te maken. Een dergelijk rapport is voorafgaand aan de vaststelling van het voorliggende plan niet gemaakt, terwijl evenmin een ontheffing krachtens artikel 7.2 van de Wet milieubeheer is verleend.
2.4.2. De Afdeling verwijst in deze verder naar de uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2001, nummer 200002213/1 (aangehecht) en in het bijzonder de overwegingen 2.5 en 2.6 van die uitspraak. [redactie: url('AB1717',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=25457)
2.5. Gezien het vorenstaande is het plan in strijd met artikel 7.27 van de Wet milieubeheer tot stand gekomen. Door het plan desalniettemin goed te keuren hebben verweerders in strijd gehandeld met deze bepaling in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5.1. De beroepen zijn daarom kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met de wet te worden vernietigd.
2.5.2. Aangezien rechtens slechts één te nemen besluit mogelijk is, ziet de Afdeling tevens aanleiding zelf in de zaak te voorzien op de in het dictum vermelde wijze.
2.6. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten van appellanten sub 2 en appellanten sub 4 te worden veroordeeld. Ten aanzien van appellanten sub 1 en appellante sub 3 is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Gelderland van 19 december 2000, kenmerk RE2000.52133;
III. onthoudt goedkeuring aan het bestemmingsplan "Landschapszone";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt gedeputeerde staten van Gelderland in de door appellanten sub 2 en appellanten sub 4 in verband met de behandeling van hun beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 710,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Gelderland aan appellanten sub 2 en appellanten sub 4 afzonderlijk te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Gelderland aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (ƒ 225,00 voor appellanten sub 1, ƒ 450,00 voor appellanten sub 2, ƒ 450,00 voor appellante sub 3, en ƒ 225,00 voor appellanten sub 4) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.E. van der Does en dr. J.C.K.W. Bartel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Klein Nulent
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2001
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
218.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,