Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3930

Datum uitspraak2001-10-02
Datum gepubliceerd2001-10-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers132941 KG ZA 01-711
Statusgepubliceerd


Uitspraak

VONNIS van de president van de arrondissementsrechtbank te Utrecht in de zaak van: 1. de vereniging GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG NEDERLAND, gevestigd te Utrecht, 2. de vereniging NEDERLANDSE VERENIGING VAN ARTSEN, SOMATISCH WERKZAAM BINNEN DE PSYCHIATRIE, gevestigd te Amersfoort, 3. [eiser sub 3], wonende te [woonplaats], eisers, procureur : mr. E.N. Bouwman, advocaten: mr. K. van Lessen Kloeke, te Amsterdam, mr. A.J.H.W.M. Versteeg, te Amsterdam, - tegen - 1. DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT), gezeteld te 's-Gravenhage, gedaagde sub 1, procureur: mr. M. Nuyten, advocaat : mr. M.B. de Witte-van den Haak, te 's-Gravenhage, 2. de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST, gevestigd te Utrecht, gedaagde sub 2, procureur: prof. mr. W.R. Kastelein. 1. Het verloop van de procedure 1.1 Eisers (hierna ook: GGZ Nederland, NVASP en eiser sub 3) hebben gedaagden (hierna ook: de Staat en KNMG) in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 18 september 2001, hebben eisers van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van de gelijkluidende exploten van dagvaarding, waarvan er één in kopie aan dit vonnis is gehecht. 1.2 Eisers hebben hun vordering bij monde van hun advocaten doen toelichten, mede aan de hand van op voorhand toegezonden producties en overgelegde pleitnotities. De Staat en KNMG hebben daarop elk afzonderlijk verweer doen voeren. Zowel de advocaat van de Staat als de procureur van KNMG hebben op voorhand producties toegezonden en ter zitting pleitaantekeningen overgelegd. 1.3 Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. 2. De feiten 2.1 In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (verder: Wet BIG) is een systeem opgenomen van constitutieve registratie en titelbescherming. Registratie in het zogeheten BIG-register vindt (bij gebreke aan formele beletselen) plaats na voldoening aan de voor de beroepsgroep, waaronder artsen, geldende opleidingseisen en slechts geregistreerden zijn gerechtigd de desbetreffende beroepstitel te voeren. Ook kent de Wet BIG een regeling van bescherming van specialistentitels. De betreffende specialismen worden erkend en geregeld door de beroepsorganisaties zelf. 2.2 KNMG is de overkoepelende beroepsorganisatie voor artsen. De KNMG heeft op 30 juni 1998 een regeling in het leven geroepen inzake de opleiding en de registratie van specia-listen, als bedoeld in Wet BIG. Dit besluit is op 1 september 1998 goedgekeurd door de Minister van VWS. Voormelde regeling voorziet onder meer in organen die het vaststellen van de regelgeving ten aanzien van de opleiding en registratie van specialisten tot taak hebben. Het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde (hierna: CHVG) is als zodanig ingesteld. Het hoofdbestuur van de KNMG dient op grond van artikel 14, derde lid van de regeling te beoordelen of een door een orgaan genomen besluit bijdraagt tot de bevordering van de volksgezondheid en een kwalitatief goede gezondheidszorg. 2.3 Het CHVG heeft op 25 mei 2000 het Besluit no. 7-2000 genomen. Daarbij is de in voormelde regeling voorgeschreven procedure gevolgd. De minister van VWS heeft het Besluit no. 7-2000 goedgekeurd op 29 november 2000. Het Besluit is vervolgens op 27 december 2000 in werking getreden en op 28 februari 2001 gepubliceerd in de Staatscourant. 2.4 Het CHVG-besluit is gebaseerd op het beroepsprofiel opgesteld door het Nederlands Huisartsen Genootschap, zoals dit voorheen ook was neergelegd in de Uitvoeringsregeling Herregistratie Huisartsen uit 1995. Daarbij wordt onder werkzaam zijn als huisarts verstaan dat een ingeschreven arts persoonlijk beschikbaar is voor het verlenen van huisartsgeneeskundige zorg en deze zorg ook daadwerkelijk wordt verleend en dat onder huisartsgeneeskundige zorg wordt verstaan de algemeen medische zorg welke wordt verleend in- en vanuit huisartspraktijken ten aanzien van : - een in beginsel vaste groep van de bevolking ter plaatse; - zonder selectie naar leeftijd, geslacht en aard van de ziekte of klacht; - waarbij de zorg zich als regel over jaren uitstrekt; - waarbij de continuïteit door een goede waarneming is gewaarborgd; - waarbij de zorg zich uitstrekt over tenminste 800 op naam ingeschreven patiënten. Evenals in de Uitvoeringsregeling (en het Huishoudelijk Reglement van de KNMG) is bepaald dat inschrijving in het register van erkende huisartsen steeds geschiedt voor een periode van maximaal 5 jaar. 2.5 Huisartsen, werkzaam in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis (hierna: APZ), voldoen niet aan bovenvermelde normen. In de Uitvoeringsregeling Herregistratie Huisartsen uit 1995 was een regeling opgenomen voor geclausuleerde inschrijving. Bepaald was dat de geclausuleerde inschrijving, als huisarts, geldig bleef voor zover en voor zolang de arts desbetreffende werkzaamheden bleef verrichten en dat de registratie zou vervallen op het moment dat de arts deze werkzaamheden beëindigde. Pas nadat de huisarts aan de vastgestelde eisen voldeed, kon ongeclausuleerde herregistratie plaatsvinden. De uitvoeringsregeling vermeldde daarbij nadrukkelijk, dat de geclausuleerde inschrijving in feite neerkwam op een uitschrijving als huisarts in het huisartsenregister op termijn. 2.6 De Wet BIG kent geen grondslag voor geclausuleerde registratie anders dan expliciet in de artikelen 41, 48 en 80 is bepaald. 2.7 Artikel 14 van het Besluit 7-2000 bepaalt: a. Ingeschreven huisartsen van wie de inschrijving voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Besluit op grond van de Uitvoeringsregeling herregistratie huisartsen van de HVRC in geclausuleerde vorm is verlengd en die op grond van dit Besluit niet voor vernieuwing van de inschrijving als huisarts in aanmerking komen, kunnen de inschrijving in geclausuleerde vorm behouden tot uiterlijk drie jaar na de datum van de inwerkingtreding van dit Besluit. b. Om voor hernieuwing van de inschrijving als huisarts na het in het eerste lid genoemde tijdstip in aanmerking te komen, kunnen zij zich melden bij de HVRC voor een individueel op de praktijk gericht scholingsprogramma zoals bepaald in het addendum bij dit Besluit teneinde weer een ongeclausuleerde inschrijving te kunnen verwerven. c. De in het eerste lid bedoelde hernieuwing van de inschrijving in geclausuleerde vorm is na de datum van de inwerkingtreding van dit Besluit niet meer mogelijk, behalve voor de artsen van wie de inschrijving in het verleden reeds in geclausuleerde vorm is verlengd en van wie de inschrijving expireert na de datum van inwerkingtreding van dit Besluit en voor het einde van de in lid a van dit artikel genoemde termijn. 3. De vordering 3.1 Eisers vorderen de buiten werking stelling van: - het besluit no. 7-2000 van 25 mei 2000 van het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde; - het goedkeuringsbesluit van 29 november 2000 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van het besluit no. 7-2000; dan wel zo'n voorlopige voorziening te treffen als in goede justitie geboden is; een en ander met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding. 3.2 De grondslagen van de vordering alsmede de daarop gevoerde verweren, worden hierna, voor zover nodig, besproken. 4. De beoordeling van het geschil 4.1 Eisers stellen kort weergegeven dat de KNMG en de Staat onrechtmatig jegens eisers hebben gehandeld door respectievelijk het Besluit no.7-2000 te nemen en door dat besluit goed te keuren. Daartoe hebben zij aangevoerd dat de inwerkingtreding van het Besluit meebrengt dat een aantal huisartsen die een APZ werken, zich niet langer kunnen laten registreren als huisarts. Voor eiser sub 3 zal dat er toe leiden dat hij na het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn huidige registratie, zijn specialistische bevoegdheid op het terrein van de huisarts-geneeskunde verliest. Eisers hebben verder aangevoerd dat het Besluit nadelig zal uitwerken voor de somatische zorg aan psychiatrische patiënten en dat het aantal huisartsen dat in dergelijke instellingen zal willen werken, zal afnemen. Ook brengt het Besluit uit praktisch en financieel oogpunt onacceptabele verplichtingen met zich mee voor de thans geclausuleerd geregistreerde huisartsen. Bij gebreke aan een goede overgangsregeling die de belangen van de thans getroffen groep huisartsen afdoende zou beschermen, en wegens strijd met de wet en het algemeen belang, had de Minister van VWS derhalve niet tot goedkeuring van het Besluit mogen overgaan. Het CHVG heeft haar besluit genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel en het algemeen belang. Dit kan aan het KNMG worden toegerekend. 4.2 Zowel KNMG als de Staat hebben in de eerste plaats het spoedeisend belang van de door eisers gevraagde voorziening betwist. 4.3 In dit geding wordt vooropgesteld dat de gevraagde voorziening een dermate ingrijpend karakter heeft en ook de belangen van een zeer groot aantal niet in deze procedure betrokken huisartsen raak, dat enige terughoudendheid is geboden. Van onverwijlde spoed is slechts sprake indien van betrokkenen, mede in verband met de daarvan door hen te verwachten schade, in redelijkheid niet kan worden gevergd een uitspraak ten principale af te wachten. 4.4 Een dergelijk spoedeisend belang is niet gesteld of aannemelijk geworden. Immers niet is gesteld of gebleken dat de gestelde belangen direct, dan wel op zeer korte termijn worden bedreigd. Eiser sub 3 heeft niet weersproken dat zijn registratie als huisarts pas eind 2003 zal komen te vervallen. Eisers hebben geen gronden aangevoerd waarom een vrij complexe materie thans in kort geding beoordeeld zou moeten worden. Derhalve valt niet in te zien waarom een beslissing in een bodemprocedure (mogelijk meervoudig) niet kan worden afgewacht. De gevraagde voorziening wordt reeds om die reden geweigerd. 4.5 Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden. 5. De beslissing De president: 5.1 weigert de gevraagde voorziening; 5.2 veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, tot aan de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de Staat begroot op f 1.550,-- voor salaris van de procureur en op f 400,-- voor verschotten, en aan de zijde van KNMG begroot op f 1.550,-- voor salaris van de procureur en op f 400,-- voor verschotten, en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E. van der Burg-van Geest, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2001.