Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3914

Datum uitspraak2001-09-19
Datum gepubliceerd2001-10-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/00707
Statusgepubliceerd


Uitspraak

-IV Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. 99/00707 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : [X] te : [Z] ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift d.d. 22 maart 1999 naheffingsaanslagnummer : [1.Y9] dagtekening aanslagbiljet : 12 februari 1999 soort belasting : motorrijtuigenbelasting tijdvak : 6 maart 1997 tot en met 5 maart 1999 mondelinge behandeling : op 5 september 2001 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Inspecteur] Gronden: 1. Belanghebbende staat, naar de inspecteur stelt en het Hof aannemelijk acht, sedert 13 december 1996 én bij de aanvang van het tijdvak waarover de belasting is nageheven als houder van het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] ingeschreven in het kentekenregister. De inrichting van het motorrijtuig is beslissend voor de vraag welk tarief van toepassing is. 2. De Inspecteur maakt met de door hem overgelegde kopie van een formulier betreffende een visuele controle aannemelijk dat op 10 augustus 1998 van de weg in de gemeente Hardenberg, gebruik werd gemaakt met het motorrijtuig, merk Mercedes-Benz, kleur groen, kenteken [AA-00-BB] en dat dit motorrijtuig niet voldeed aan de in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 ( hierna: de Wet) aan bestelauto's gestelde inrichtingseisen. Bij het nader ingesteld onderzoek op 24 september 1998 is gebleken dat het vrachtgedeelte geen 98 cm hoog was en dat in het vrachtgedeelte een raam was aangebracht. 3. Een aldus ingericht motorrijtuig moet voor de toepassing van de belastingwetgeving worden beschouwd als een personenauto. 4. Nu het motorrijtuig ten tijde van de controle niet voldeed aan de in artikel 3 van de Wet gestelde eisen, heeft de Inspecteur terecht de naheffingsaanslag opgelegd. 5. Het Hof merkt nog op dat het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 augustus 1998, rolnummers 33078 en 33079, inzake de ongelijke behandeling van houders met één of enkele auto's en houders met auto's die deel uitmaken van een omvangrijk - honderd auto's of meer - wagenpark alleen betrekking heeft op motorrijtuigen waarvan de dagtekening van deel II van het kentekenbewijs is gelegen voor 1 januari 1994. Het kenteken van het onderhavige motorrijtuig is op 13 december 1996 ten name van belanghebbende gesteld. Het hierboven vermelde arrest is derhalve op de onderhavige zaak niet van toepassing. Belanghebbendes na de mondelinge behandeling ingekomen brief met dagtekening 7 september 2001 werpt geen nieuw licht op de zaak. 6. Belanghebbendes beroep is ongegrond. Proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Beslissing: Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2001 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (I.B.Vermeulen-Post) (T.J.Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 september 2001 Tegen deze mondelinge behandeling is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.