
Jurisprudentie
AD3839
Datum uitspraak2001-08-15
Datum gepubliceerd2001-09-25
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers01-97
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-09-25
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers01-97
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Uitspraak : 15 augustus 2001
Rekestnummer : 214-R-01
Rekestnr. rechtbank : FA 01-97
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats man],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP
De man is op 16 maart 2001 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 5 maart 2001.
Op 6 juni 2001 is de zaak mondeling behandeld door mr. Pannekoek-Dubois als raadsheer-commissaris. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
VASTSTAANDE FEITEN
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 9 januari 2001 heeft de man, gehuwd met de vrouw op [datum huwelijk] te Mogadishu, Somalië, naar zijn stelling in algehele gemeenschap van goederen, de rechtbank te Rotterdam verzocht op grond dat het huwelijk duurzaam is ontwricht de echtscheiding uit te spreken en een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige kinderen van partijen vast te stellen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank overwogen dat aan de man bij brief van 23 januari 2001 is meegedeeld, dat het exploot van betekening uiterlijk op 21 februari 2001 ter griffie moest zijn ontvangen en dat, indien dat niet het geval zou zijn, niet-ontvankelijkverklaring zou volgen, tenzij tijdig klemmende redenen zijn meegedeeld. Voorts wordt overwogen onder de beoordeling dat het betekeningsexploot niet binnen de gestelde termijn ter griffie is ontvangen noch enige mededeling omtrent klemmende redenen. Om die reden is het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
BEOORDELING
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en, hetzij met terugverwijzing van de zaak naar de rechtbank te bepalen dat alsnog op het door de man ingediende echtscheidingsverzoek zal worden beslist, hetzij de zaak dienovereenkomstig zelf af te doen.
2. De man acht de voren aangehaalde overweging van de rechtbank onjuist, omdat de griffie de ontvangst van het verzoekschrift bij schrijven van 23 januari 2001 heeft bevestigd, waarbij is verzocht het betekeningsexploot zo spoedig mogelijk aan de rechtbank te doen toekomen. Anders dan in de uitspraak is gesteld is daarbij geen termijn genoemd, noch is daarbij vermeld dat niet ontvankelijkverklaring zou volgen, noch is iets vermeld over klemmende redenen.
3. De man stelt in ( bedoeld zal zijn: gezien ) deze omstandigheden ten onrechte niet in de gelegenheid te zijn gesteld voor de eindbeschikking het exploot van betekening over te leggen.
4. Bij de overgelegde stukken bevindt zich een brief van de sector Familie- en Jeugdrecht van de rechtbank van 23 januari 2001 met de inhoud als door de man gesteld, zodat het hof deze stelling als juist aanvaardt. De gegeven motivering is dus onjuist.
5. Hoewel de bestreden beschikking en ook de vorenvermelde brief van de griffier daarnaar niet verwijzen, is de motivering van de bestreden beschikking gelijk aan artikel 4.2 van het in de Staatscourant van 18 december 2000, nr 245 gepubliceerde Procesreglement scheidings-procedure. Blijkens de aanhef is dit een landelijk model; dat is vastgesteld op 14 april 2000 door de vergadering van voorzitters van de familiesectoren van de rechtbanken in Nederland. Artikel 10 van dit reglement bevat een overgangsbepaling o.m. inhoudende, dat het reglement van toepassing is op alle (scheidings)procedures vanaf 1 januari 2001.
6. In het Advocatenblad van januari 2001, in de rubriek mededelingen van de Nederlandse Orde van Advocaten, is de mededeling opgenomen dat bedoeld reglement per 1 januari 2001 in werking is getreden, met de opgave van de vindplaats van het reglement. Het is het hof voorts bekend dat het model als PVRO-project in ruime kring is voorbereid en dat aan de totstandkoming daarvan en aan het feit dat alle rechtbanken dit model als reglement van hun college hebben overgenomen grote bekendheid is gegeven. Uit het voorgaande volgt dat het reglement op de juiste wijze is vastgesteld en behoorlijk bekend is gemaakt zodat de regels in beginsel jegens de betrokkenen kunnen worden toegepast.
7. In het onderhavige geval is niet meegedeeld dat het exploot binnen vier weken na de indiening van het verzoekschrift moest worden overgelegd, zoals bepaald in artikel 4.2 van het reglement en evenmin is meegedeeld dat niet-ontvankelijkverklaring de sanctie op het niet nakomen daarvan zou zijn. De advocaat was op 23 januari 2001 nog niet op de hoogte van het reglement, hoewel hij dit strikt genomen wel had kunnen zijn, maar de enkele mededeling dat het exploot zo spoedig mogelijk overgelegd diende te worden, had, als hij wel daarvan op de hoogte was geweest, de indruk kunnen wekken dat het reglement nog niet in zijn volle zwaarte werd toegepast. In ieder geval hoefde hij er niet op verdacht te zijn dat er zonder mondelinge behandeling een beschikking zou volgen, waarvan de datum van uitspraak hem kennelijk ook niet tevoren was meegedeeld.
8. Het hof is van oordeel dat de wet in een geval als het onderhavige niet de mogelijkheid kent de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen. Als deze was gehouden had van de discrepantie tussen het reglement en de door de griffie verstuurde brief van 23 januari 2001 kunnen blijken en had de rechtbank, als tijdens deze behandeling het exploot was overgelegd en gebleken was dat dat op de juiste wijze betekend was, naar het oordeel van het hof in dit geval niet tot niet-ontvankelijkverklaring kunnen besluiten.
9. In hoger beroep heeft wel een mondelinge behandeling plaats gevonden, maar daar is geconstateerd dat het exploot ook in hoger beroep nog niet was overgelegd. Intussen had de advocaat op de hoogte moeten zijn van het reglement. Weliswaar zijn aan de vrouw alle processtukken waaronder het inleidend verzoek door het hof toegestuurd, maar het hof heeft niet kunnen vaststellen of er aan de betekening in eerste instantie gebreken kleven. Om die reden zal ook het hof de man niet ontvankelijk verklaren in zijn inleidend verzoek, zodat, zij het met verbetering van gronden, de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Hehemann en Van den Wildenberg, bijgestaan door mr. Verkuil als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2001.