Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3616

Datum uitspraak2001-08-16
Datum gepubliceerd2001-09-24
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAwb 01/392
Statusgepubliceerd


Indicatie

Honorering dan wel weigering van een verzoek tot wijziging van een voorontwerp-bestemmingsplan is geen besluit als bedoeld in art. 1:3, eerste lid Awb. Bezwaarschrift tegen afwijzing van het verzoek tot wijziging van het voorontwerp-bestemmingsplan N 348 ongegrond verklaard. Rechtbank: Eiseres heeft met haar verzoek kennelijk beoogd verweerder te bewegen het op dat moment bij verweerder nog in voorbereiding zijnd en in een stadium van voorontwerp verkerend bestemmingsplan N 348 zodanig te wijzigen dat op het haar in eigendom toebehorend perceel een brandstofverkooppunt kan worden gerealiseerd. Honorering dan wel weigering van een zodanig verzoek is niet aan te merken als een besluit in de zin van art. 1:3, eerste lid Awb. Immers de planologische keuzen die worden gemaakt in het kader van het opstellen van een ontwerp-bestemmingsplan zijn niet gericht op enig rechtsgevolg. Datzelfde geldt voor de weigering om bij het opstellen van het ontwerpplan op verzoek voor een bepaalde planologische invulling te kiezen. Met toepassing van art. 8:72, vierde lid Awb bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder. mr. H.C. Moorman


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZWOLLE Sector Bestuursrecht Enkelvoudige Kamer Reg.nr.: Awb 01/392 UITSPRAAK ex artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen: V.o.f Loon-, Sproei,- en Grondverzetbedrijf A, gevestigd te B, eiseres, gemachtigde: G.L.M. Damhuis, werkzaam bij Aardema Rentmeesters Adviseurs B.V. te Nieuwleusen, en het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder. 1. Overwegingen Bij brief dd. 21 april 2000 heeft eiseres verweerder verzocht het voorontwerp-bestemmingsplan N 348 zodanig te wijzigen dat vestiging van een brandstofverkoop- punt op het haar in eigendom toebehorend perceel […]weg 2 te B mogelijk wordt. Verweerder heeft dit verzoek bij brief dd. 19 mei 2000, verzonden 24 mei 2000, afgewezen. Namens eiseres is tegen die afwijzing bij brief dd. 4 juli 2000 een bezwaarschrift ingediend. Bij het bestreden besluit dd. 13 februari 2001, verzonden 22 februari 2001, heeft verweerder op dat bezwaarschrift beslist en het ongegrond verklaard. Namens eiseres is tegen dat besluit bij beroepschrift dd. 3 april 2001 beroep ingesteld. Bij brief dd. 5 juli 2001 heeft verweerder een verweerschrift met op deze zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in zijn verweerschrift terecht gesteld dat hij het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk behoorde te achten. De rechtbank baseert zijn oordeel evenwel op andere gronden dan verweerder. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Oordelend op grond van stukken is het anders dan verweerder heeft aangenomen niet aannemelijk dat het inleidend verzoek van eiseres betrekking had op een herziening als bedoeld in de artikelen 34 jo 25 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van het alsdan ter plaatse geldend bestemmingsplan "Buitengebied". Tot het beslissen op een zodanig verzoek is overigens de raad van verweerders gemeente bij uitsluiting bevoegd en bezwaren tegen de afwijzing van een dergelijk verzoek -zoals in het verweerschrift terecht is opgemerkt- stuiten af op artikel 8:5 van de Awb jo C 2 van de bij die wet horende bijlage. Blijkens de stukken en met name blijkens verweerders brief dd. 19 mei 2000 en het daarop aansluitend bezwaarschrift van 4 juli 2000 heeft eiseres met haar verzoek kennelijk beoogd verweerder te bewegen het op dat moment bij verweerder nog in voorbereiding zijnd en in een stadium van voorontwerp verkerend bestemmingsplan N 348 zodanig te wijzigen dat op het haar in eigendom toebehorend perceel […]weg 2 een brandstofverkooppunt kan worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de rechtbank is honorering dan wel weigering van een zodanig verzoek niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Immers de planologische keuzen die worden gemaakt in het kader van het opstellen van een ontwerp-bestemmingsplan zijn niet gericht op enig rechtsgevolg. Datzelfde geldt voor de weigering om bij het opstellen van het ontwerpplan op verzoek voor een bepaalde planologische invulling te kiezen. Opgemerkt zij dat het eiseres vrij staat -zoals zij blijkens de stukken ook heeft gedaan- om de gemeenteraad rechtstreeks op grond van artikel 23 van de WRO, ter bereiking van het door haar gewenste doel met een zienswijzegeschrift te benaderen. Uit het vorenoverwogene volgt dat verweerder het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk had behoren te verklaren. Nu verweerder dat heeft nagelaten, komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking en is het beroep kennelijk gegrond. Omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is, sluit de rechtbank het onderzoek. Met toepassing van haar bevoegdheid ex artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zal de rechtbank -zelf voorziend- doen hetgeen verweerder behoorde te doen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. 2. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; - verklaart het bezwaarschrift dd. 4 juli 2000 alsnog niet-ontvankelijk; - bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; - gelast dat de gemeente Deventer aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad ƒ 450,00 vergoedt. Gewezen door mr. H.C. Moorman en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2001 in tegenwoordigheid van F. van Halem als griffier. Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de rechtbank. Dit verzet dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een verzetschrift bij de rechtbank, sector bestuursrecht, in te dienen. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. afschrift verzonden op