Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3607

Datum uitspraak2001-09-14
Datum gepubliceerd2001-09-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100654/4.
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Raad van State 200100654/4. Datum uitspraak: 14 september 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: de vereniging "Belangenvereniging Binnenstad Gorinchem", gevestigd te Gorinchem, verzoekster, en gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 april 2000 heeft de gemeenteraad van Gorinchem het bestemmingsplan "Binnenstad binnen de Wal" vastgesteld. Bij besluit van 12 december 2000, kenmerk DRGG/ARB/00/5169A, hebben verweerders beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 2 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2001, beroep ingesteld. Bij brief van 5 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2001, heeft onder meer verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 1 juni 2001, nos. 200100654/2 en 200100654/3 heeft de Voorzitter dit verzoek ingewilligd en is bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van gedeputeerde staten geschorst, voorzover het betreft de plandelen nader aangegeven op de bij die uitspraak behorende gewaarmerkte kaart (deze uitspraak is aangehecht). Bij brief van 6 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2001, heeft verzoekster de Voorzitter wederom verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 augustus 2001, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. de Jong, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. C. Verwijs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Binnenstad" en de interim-herziening "Binnenstad" en ziet op een deel van het gebied dat is aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Met het plan wordt blijkens de plantoelichting beoogd het cultuurhistorische karakter van het gebied te beschermen alsmede een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Bij het bestreden besluit hebben verweerders gedeeltelijk goedkeuring verleend aan het plan. 2.3. Verzoekster is van mening dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan het plangedeelte dat ziet op het zogenoemde Den Haan-terrein. Zij heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat met name door de bouwhoogten en de massaliteit van de in het plan voorziene bebouwing op dit terrein het cultureel erfgoed onaanvaardbaar wordt aangetast. In de uitspraak van 1 juni 2001 heeft de Voorzitter ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening onder meer overwogen dat hij er, gelet op de in het plan opgenomen bouwhoogten en bouwmassa in samenhang met de ligging van dit plandeel ten opzichte van de stadswal alsmede gelet op de overwegingen hieromtrent in de loop van de planprocedure, onvoldoende van overtuigd is dat uit het onderzoek in de bodemprocedure niet kan blijken dat het plan op dit punt een onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke waarden van het beschermd stadsgezicht tot gevolg heeft. In verband hiermee heeft de Voorzitter het besluit van verweerders bij wijze van voorlopige voorziening gedeeltelijk geschorst. 2.4. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift van 6 juni 2001 gesteld dat blijkens de gewaarmerkte kaart behorende bij deze uitspraak het besluit van verweerders niet is geschorst voorzover dit betreft het noordelijke deel van de bestemming "Woondoeleinden, gestapeld - W(s) -". Dit betreft het plandeel nabij de Wolpherenwal dat in het bastion is gesitueerd. Verzoekster stelt in haar verzoekschrift dat ten aanzien van dit plandeel wellicht het misverstand is ontstaan dat dit niet in het eerdere verzoek was opgenomen omdat voorheen de nadruk is gelegd op de andere plandelen. Voorts heeft haar verzoek betrekking op de aanduiding "brug of onderdoorgang" op het plandeel aangegeven op het door haar bijgevoegde kaartje. Thans verzoekt zij de Voorzitter om het bestreden besluit ook voorzover dit ziet op deze planonderdelen te schorsen. 2.5. Ter zitting is door verweerders het standpunt ingenomen dat deze planonderdelen in planologisch opzicht samenhangen met de plandelen ten aanzien waarvan het besluit bij de uitspraak van 1 juni 2001 is geschorst. Inmiddels is in de bodemprocedure een deskundigenbericht uitgebracht door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening gedateerd 17 juli 2001. Dit is naar partijen verzonden. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting en mede in aanmerking genomen het deskundigenbericht, is de Voorzitter van oordeel dat de planonderdelen in verband waarmee verzoekster thans een voorlopige voorziening heeft verzocht soortgelijke bezwaren kunnen oproepen als de plandelen ten aanzien waarvan het besluit bij de uitspraak van de Voorzitter van 1 juni 2001 is geschorst. Mede gelet op hetgeen in het deskundigenbericht is vermeld omtrent de beoogde bebouwing ter plaatse, is de Voorzitter er niet van overtuigd dat het besluit op dit punt in de bodemprocedure in stand kan blijven. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek in te willigen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 12 december 2000, kenmerk DRGG/ARB/00/5169A, voorzover het het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden, gestapeld - W(s) -", nader aangegeven op de bij de uitspraak behorende gewaarmerkte kaart en de aanduiding "brug of onderdoorgang" op het plandeel nader aangegeven op de bij de uitspraak behorende gewaarmerkte kaart, betreft. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman w.g. Langeveld Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2001 176-317. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,