Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3573

Datum uitspraak2001-08-21
Datum gepubliceerd2001-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 99/9009 BELEI H V35 BB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Subsidieplafond; hantering van volgorde van binnenkomst als verdelingscriterium niet als onredelijk aangemerkt. De Regeling noch het Besluit tot openstelling stelt als eis dat aanvragen per post moeten worden ingediend. Subsidie-aanvraag ingevolge de Regeling structuurverbetering glastuinbouw (de Regeling) afgewezen, omdat door toewijzing van persoonlijk ten kantore c.q. per fax ingediende aanvragen op 22 februari 1999 om 0.01 en 35 seconden het vastgestelde subsidieplafond reeds was bereikt. Niet kan worden gezegd dat het door verweerder gehanteerde verdelingscriterium, waarbij toekenning van het beschikbare budget geschiedt op volgorde van binnenkomst, in het onderhavige geval als onredelijk moet worden aangemerkt. De strekking van hetgeen in art. 4:26 Awb is vermeld is, dat duidelijkheid moet worden verschaft omtrent de vraag hoe het beschikbare subsidiebedrag zal worden verdeeld. Dit artikel waarborgt dat bij de verdeling wordt uitgegaan van algemene, objectieve maatstaven die de rechtsgelijkheid van (aspirant-)aanvragers verzekeren bij de uitvoering van de subsidieregeling. Verweerder heeft het subsidieplafond en het te hanteren verdelingscriterium bekendgemaakt in de Staatscourant van 19 februari 1999. Nu de aanvragen vanaf 22 februari 1999 konden worden ingediend, was het te hanteren verdelingscriterium van de subsidiegelden derhalve reeds drie dagen voor de openstelling van de Regeling bekend gemaakt, zodat niet kan worden gezegd dat verweerder, door eerder dan eiseres' aanvraag ingediende aanvragen wel te honoreren, heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft zich immers gehouden aan het vooraf aangekondigde verdelingscriterium. In de Regeling noch in het Besluit tot Openstelling is bepaald dat de aanvragen per post moeten worden opgestuurd naar het regiokantoor van LASER in Diemen. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de aanvragen die, onder toezicht van een notaris, vrijwel onmiddellijk na openstelling van de Regeling ten kantore van LASER in de brievenbus zijn gedeponeerd, buiten beschouwing heeft moeten laten. Dat in de brochure en op het aanvraagformulier staat aangegeven dat het aanvraagformulier wordt gestuurd naar het postbusadres van LASER te Diemen, leidt niet tot een ander oordeel nu de tekst van de Regeling en van het Besluit tot Openstelling op dit punt doorslaggevend zijn te achten. Geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel, noch van het zorgvuldigheidsbeginsel. Ongegrond beroep. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder. mrs. P.H.C.M. Schoemaker, D.J. de Lange, L.C. Michon Awb 4:26 Kaderwet LNV-subsidies 2.a, 4.1, 4.4 Regeling structuurverbetering glastuinbouw 2.b, 3.1, 3.2 Besluit tot openstelling van de Regeling structuurverbetering glastuinbouw 1.1, 1.2, 3


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken UITSPRAAK AWB 99/9009 BELEI H V35 BB Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen: Stekbedrijf A B.V., gevestigd te B, eiseres, gemachtigde mr. A.G.C. Bakhuizen, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder, in dezen vertegenwoordigd door mr. J.C. Bootsma en mr. P. Bakker Schut. I. PROCESVERLOOP Eiseres heeft een subsidieaanvraag ingediend ingevolge de Regeling structuurverbetering glastuinbouw (verder: de Regeling). Eiseres heeft deze aanvraag per post verzonden naar het postbusadres van LASER te Diemen, alwaar het op 22 februari 1999 omstreeks 8.00 uur is ontvangen. Bij besluit van 18 juni 1999 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat door toewijzing van persoonlijk ten kantore c.q. per fax ingediende aanvragen op 22 februari 1999 om 0.01 uur en 35 seconden het vastgestelde subsidieplafond reeds was bereikt. Tegen dit besluit heeft eiseres op 12 juli 1999 een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 14 september 1999 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is op 25 oktober 1999 namens eiseres beroep aangetekend. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij schrijven van 22 november 1999. Verweerder heeft bij schrijven van 9 december 1999 een verweerschrift, alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 27 oktober 2000, waar namens eiseres is verschenen G.P.M. van der Loo, alsmede de gemachtigde van eiseres. Tevens zijn de gemachtigden van verweerder verschenen. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nog een aantal stukken aan de rechtbank toe te zenden en eiseres in de gelegenheid te stellen, na ontvangst van deze stukken, hierop te reageren. Partijen hebben de rechtbank desgevraagd toestemming verleend om, na hervatting van het onderzoek, zonder nadere zitting uitspraak te doen. II. OVERWEGINGEN In dit geschil is de vraag aan de orde of rechtens kan worden aanvaard dat verweerder de bezwaren van eiseres tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag ongegrond heeft verklaard. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Kaderwet LNV-subsidies kan de minister subsidies verstrekken met betrekking tot activiteiten welke passen in het beleid inzake de landbouw. In artikel 4, eerste lid juncto vierde lid, van de kaderwet LNV-subsidies, voor zover hier van belang, is bepaald dat bij of krachtens ministeriële regeling de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader kunnen worden bepaald, bij welke regeling wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond en in de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij de Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan. Ingevolge artikel 2, onderdeel b, van de Regeling kan de minister ter verbetering van de bedrijfsstructuur van de sector glastuinbouw op aanvraag subsidie verstrekken voor investeringen ten behoeve van de reconstructie van individuele glastuinbouwbedrijven. In artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling, voor zover hier relevant, is bepaald dat de minister per kalenderjaar één of meer aanvraagperioden kan vaststellen voor investeringen als bedoeld in artikel 2, waarbij de minister voor iedere aanvraagperiode een subsidieplafond vaststelt voor de op grond van deze regeling te verstrekken subsidies. Artikel 4:26, eerste lid, van de Awb bepaalt dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling vermeld. In artikel 1, eerste lid, van het Besluit tot openstelling van de Regeling structuurverbetering glastuinbouw van 17 februari 1999 (verder: het Besluit tot Openstelling) heeft verweerder bepaald dat aanvragen voor het verlenen van een subsidie als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Regeling kunnen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 30 april 1999. Ingevolge artikel 3 treedt dit besluit in werking met ingang van 22 februari 1999. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van het Besluit tot Openstelling wordt, met betrekking tot de in het eerste lid genoemde aanvraagperiode het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling vastgesteld op f. 12.000.000,=. In de toelichting bij dit besluit is onder meer vermeld dat toekenning van het beschikbare budget geschiedt op volgorde van binnenkomst van de aanvraag en dat aanvragen kunnen worden ingediend met behulp van door LASER te verstrekken formulieren. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder, door de aanvraag af te wijzen en de bezwaren tegen deze afwijzing ongegrond te verklaren, heeft gehandeld in strijd met de wet en met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te weten het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Hiertoe is namens eiseres, onder andere, aangevoerd dat de wijze waarop het toekenningsprincipe "volgorde van binnenkomst" in het onderhavige geval is toegepast onacceptabel is, alsmede dat verweerder ten onrechte de ten kantore van LASER ingediende aanvragen heeft gehonoreerd. Volgens eiseres moesten, op grond van in een brochure van LASER aangegeven instructies, de aanvragen per post worden gezonden naar het postbusadres van LASER in Diemen. Het is eiseres nimmer duidelijk geworden of gemaakt dat de aanvraag ook ten kantore van LASER kon worden ingediend. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiseres meent, niet kan worden gezegd dat het door verweerder gehanteerde verdelingscriterium, waarbij toekenning van het beschikbare budget geschiedt op volgorde van binnenkomst, in het onderhavige geval als onredelijk moet worden aangemerkt. Vooropgesteld moet worden dat aan verweerder, op grond van artikel 2 van de Regeling, met betrekking tot de verdeling van onderhavige subsidiegelden een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. De strekking van hetgeen in artikel 4:26 van de Awb is vermeld is, dat duidelijkheid moet worden verschaft omtrent de vraag hoe het beschikbare subsidiebedrag zal worden verdeeld. Dit artikel waarborgt dat bij de verdeling wordt uitgegaan van algemene, objectieve maatstaven die de rechtsgelijkheid van (aspirant-)aanvragers verzekeren bij de uitvoering van de subsidieregeling. Hierbij is van belang dat de wijze van verdeling aanstonds duidelijk is bij de aanvragers. Dit gegeven is immers essentieel voor de inrichting van hun aanvraag. In het onderhavige geval heeft verweerder het subsidieplafond en het te hanteren verdelingscriterium bekendgemaakt in de Staatscourant van 19 februari 1999. Dit betekent dat, nu de aanvragen vanaf 22 februari 1999 konden worden ingediend, het te hanteren verdelingscriterium van de subsidiegelden reeds drie dagen voor de openstelling van de Regeling bekend was gemaakt. Nu derhalve moet worden vastgesteld dat, gezien de publicatie in de Staatscourant, reeds voordat de Regeling werd opengesteld bekend was welk verdelingscriterium door verweerder zou worden gehanteerd kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden gezegd dat verweerder, door eerder dan eiseres' aanvraag ingediende aanvragen wel te honoreren, heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft zich immers gehouden aan het vooraf aangekondigde verdelingscriterium, waarvan een ieder die in aanmerking kon komen voor de onderhavige subsidie op de hoogte had kunnen zijn. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat uit de stukken van het dossier en uit het onderzoek ter zitting niet is gebleken dat eiseres op het moment dat de Regeling werd opengesteld niet op de hoogte was van het te hanteren verdelingscriterium. Ten aanzien van de wijze van indienen van de aanvragen overweegt de rechtbank het volgende. In de Regeling noch in het Besluit tot Openstelling is bepaald dat de aanvragen per post moeten worden opgestuurd naar het regiokantoor van LASER in Diemen. Derhalve bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de aanvragen die, onder toezicht van een notaris, vrijwel onmiddellijk na openstelling van de Regeling ten kantore van LASER in de brievenbus zijn gedeponeerd, buiten beschouwing heeft moeten laten. Dat in de brochure en op het aanvraagformulier staat aangegeven dat het aanvraagformulier wordt gestuurd naar het postbusadres van LASER te Diemen, leidt niet tot een ander oordeel nu de tekst van de Regeling en van het Besluit tot Openstelling op dit punt doorslaggevend zijn te achten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de bij partijen bekend zijnde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 19 januari 2001, nummer 200002238/1. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in casu geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. Eiseres mocht er immers niet op vertrouwen dat slechts de aanvragers die hun aanvraag per post hebben ingediend voor subsidie in aanmerking komen. Gezien het vorenstaande is, naar het oordeel van de rechtbank, ook geen sprake van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit te minder nu de rechtbank van oordeel is dat de registratie van de volgorde van binnenkomst van de ten kantore ingediende aanvragen, mede door toedoen van de notaris, op zorgvuldige wijze is geschied. De notaris heeft immers, op de seconde af, geregistreerd op welk tijdstip welke aanvraag in de brievenbus van het kantoor van LASER is gedeponeerd en heeft dit vastgelegd in een proces-verbaal. Het standpunt van eiseres, dat een aantal over de fax verzonden aanvragen reeds vóór 22 februari 1999 om 0.00 uur waren binnengekomen doet aan dit oordeel niet af, nu het in dezen gaat om 21 aanvragen, terwijl verweerder in de beslissing op bezwaar heeft aangegeven dat van de aanvragen die tot 2 minuten en 50 seconden na 0.00 uur waren ingediend er al meer dan 100 moesten worden afgewezen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft kunnen besluiten tot ongegrondverklaring van de bezwaren van eiseres. Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling acht de rechtbank geen termen aanwezig. Mitsdien wordt beslist als volgt. III. BESLISSING De rechtbank, verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als voorzitter en mr. D.J. de Lange en mr. L.C. Michon als leden van de meervoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O.J. Beckers als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2001. Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Afschrift verzonden: