Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AD3446

Datum uitspraak2001-09-07
Datum gepubliceerd2001-09-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers82/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK nr. 82/00 7 september 2001 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de belastingdienst/particulieren te Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aan-slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 1. Ontstaan en loop van het geding. Belanghebbende werd voor het jaar 1998 aangeslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold (hierna: de Wet) van f 67.233,--. Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 5 januari 2000 het bezwaar afgewezen. Belanghebbende is tegen deze uitspraak bij beroepschrift van 31 januari 2000, ingekomen op 1 februari 2000 en aangevuld met de gronden bij brief (met bijlagen) van 14 februari 2000 in beroep gekomen. Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) had ingezonden is de mondelinge behandeling gehouden te Assen ter zitting van 23 mei 2001, alwaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende een bij het hof op 15 mei 2001 binnengekomen pleitnota voorgedragen. Van alle genoemde en hierna nog te noemen stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd. Op 6 juni 2001 heeft het hof mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het procesverbaal zijn op 18 juni 2001 aangetekend aan partijen verzonden. Bij brief van 25 juni 2001 heeft de gemachtigde van belanghebbende verzocht om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Op 17 juli 2001 is het verschuldigde griffierecht voldaan. 2. De feiten. Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast: 2.1. Belanghebbende, geboren op 17 november 1968 en ongehuwd, volgt vanaf 1 juli 1998 een opleiding tot gynaecoloog bij het A-Ziekenhuis te Z. In het kader van die opleiding geldt als voorwaarde dat het eerste opleidingsjaar in een ander -niet universitair ziekenhuis- wordt gevolgd. Voor belanghebbende is het B-ziekenhuis L als zodanig aangewezen. Belanghebbende is in dit kader een arbeidsovereenkomst aangegaan met laatstgenoemd ziekenhuis. Ten behoeve van haar opleiding/werkzaamheden in dat ziekenhuis heeft belanghebbende met ingang van 1 juli 1998 tijdelijk een woonruimte gehuurd aan de a-weg 82 te L. 2.2. Het is nimmer de bedoeling van belanghebbende geweest zich definitief in L te vestigen. De woonruimte in L is slechts gehuurd om haar werk/opleiding in genoemde periode in het L ziekenhuis -met onregelmatige (nacht-, avond- en weekend)diensten en perioden waarin ze oproepbaar dient te zijn- naar behoren te kunnen vervullen. Haar woning in Z heeft ze tijdens haar opleiding/werk in L aangehouden. Het sociale en culturele leven van belanghebbende vond ook in onderhavige jaar met name in Z plaats en ze is gedurende dat jaar volgens de gemeentelijke bevolkingsadministratie ingeschreven gebleven aan de a-weg 10 te Z. Tijdens de weekeinden en vrije dagen keerde ze gedurende dat jaar -zoveel als mogelijk- terug naar haar woning in Z. Slechts een klein -hoognodig- gedeelte van haar inboedel is overgebracht naar haar tijdelijke woning in L. Na ommekomst van het verplicht gestelde deel van de opleiding in het L ziekenhuis vervolgt zij haar opleiding in Z. 2.3. Onder beroepskosten claimt belangheb-bende in haar aangifte onder meer kosten van dubbele huisvesting (f 2.406,--), kosten van weekendreizen (f 5.250,--) en verhuiskosten (f 8.784,--). De kosten voor dubbele huisvesting en weekendreizen zijn door de inspecteur in aftrek toegestaan. De verhuiskosten (12% van het jaarinkomen verminderd met een vergoeding van f 739,--) zijn door de inspecteur gecorrigeerd. 3. Het geschil en de standpunten van par-tijen. Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor aftrek van vorenbedoelde verhuiskosten. Deze vraag dient volgens belanghebbende bevestigend en volgens de inspecteur ontkennend te worden beantwoord. Voor een uitgebreidere weergave van de wederzijdse standpunten verwijst het hof naar de gedingstukken. 4. De overwegingen omtrent het geschil. 4.1 Op grond van artikel 35 juncto artikel 36, tweede lid, aanhef en onder d. van de Wet behoren tot de verhuiskosten slechts: de kosten van overbrengen van de inboedel, vermeerderd met 12 percent van de jaarinkomsten of het tot haar jaarinkomen herleide bedrag van de in het kalenderjaar genoten inkomsten in verband met werkzaamheden waarvoor de belastingplichtige verhuist, doch met niet meer dan f 12.000,--. 4.2. Nu de feiten onder 2.2., in onderling verband en samenhang bezien, naar het oordeel van het hof meebrengen dat niet gezegd kan worden dat belanghebbende is verhuisd van Z naar L, maar dat zij ook in het jaar dat zij in L werkte/opleiding genoot in Z is blijven wonen, kan niet worden gesproken van verhuiskosten in de onder 4.1. bedoelde zin, en heeft de inspecteur de geclaimde verhuiskosten derhalve terecht niet in aftrek toegestaan. Ook overigens is er naar het oordeel van het hof geen aanleiding het in geschil zijnde bedrag (ten dele) in aftrek toe te laten. 4.3. Het primaire standpunt van de inspecteur treft doel. Zijn subsidiaire stelling behoeft geen behandeling. 4.4. Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. De beslissing. Het hof: verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond; Gedaan op 7 september 2001 door mr Fransen, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en ondertekend door voornoemde raadsheer en griffier. Op 12 september 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.