
Jurisprudentie
AD3409
Datum uitspraak2001-08-29
Datum gepubliceerd2001-09-06
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/184
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-09-06
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/184
Statusgepubliceerd
Indicatie
Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat het te laat ontvangen beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. De dagtekening van het beroepschrift of de datumstempel van de frankeermachine van belanghebbende zijn daartoe onvoldoende; de stempel in het aantekenboekje was niet leesbaar. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vierde Meervoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap X te Z, belanghebbende,
tegen
een uitspraak van de directeur van de dienst Gemeentebelastingen Amsterdam, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 18 januari 2000, ingediend door A Makelaardij B.V. te Z als haar gemachtigde. Het beroepschrift is aangevuld bij brief van de gemachtigde van 25 februari 2000. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder met dagtekening 3 december 1999, betreffende de ten name van belanghebbende genomen beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak a-weg 1 te Z naar de waardepeildatum 1 januari 1992 is vastgesteld op ƒ 134.957.000 voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Na bezwaar is die waarde bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en tot vermindering van de bij de beschikking vastgestelde waarde tot ƒ 110.000.000.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot ongegrond-verklaring van het beroep.
De gemachtigde van belanghebbende heeft met dagtekening 1 maart 2001 een reactie op het verweerschrift ingezonden, welke op 2 maart 2001 ter kennisneming aan verweerder is gezonden. Verweerder heeft zich daarover tijdens de hierna te noemen zitting kunnen uitlaten.
Ter zitting van 16 maart 2001 zijn verschenen B, bestuurder van belanghebbende, en C en D namens de gemachtigde van belanghebbende, alsmede E, F en G namens verweerder. Verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en deze met een bijlage en een notitie overgelegd. Belanghebbende heeft van deze stukken kennis kunnen nemen en heeft zich erover kunnen uitlaten. Het Hof rekent de overgelegde stukken tot de gedingstukken.
Tijdens de zitting zijn het onderhavige beroep en de beroepen van de Staat der Nederlanden met de kenmerknummers 00/01330 en 00/01331 gelijktijdig behandeld.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is erfpachtster van de onroerende zaak a-weg 1, welke is gelegen in het bedrijvenpark 'H' in Z-West. Deze onroerende zaak bestaat uit een perceel grond, waarop in 1993 en 1994 een kantoorgebouw met een parkeergarage voor 650 auto's is gesticht. De onroerende zaak is per 1 augustus 1994 voor ten minste 15 jaar verhuurd aan de Staat der Nederlanden. Het kantoorgebouw en een deel van de parkeergarage met 450 parkeerplaatsen zijn in gebruik bij de c-dienst. Het bij de c-dienst in gebruik zijnde gedeelte wordt hierna aangeduid als: het object.
2.2. Belanghebbende heeft een taxatierapport met betrekking tot het object over-gelegd, dat is opgemaakt door haar gemachtigde. In dit rapport wordt de waarde in het economische verkeer van het object per 1 januari 1992 bepaald op ƒ 110.000.000.
2.3. Verweerder heeft een taxatierapport met betrekking tot het object overgelegd, dat is opgemaakt door F voornoemd, taxateur van onroerende zaken. In dit rapport wordt de waarde in het economische verkeer van het object per 1 januari 1992 bepaald op ƒ 135.000.000 k.k. exclusief BTW.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil de waarde van het object naar waardepeildatum 1 januari 1992, zoals deze moet worden bepaald op de voet van hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Belanghebbende stelt die waarde op ƒ 110.000.000 verweerder op ƒ 135.000.000.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen en de motivering daarvan verwijst het Hof naar de gedingstukken.
4.2. Belanghebbende heeft tijdens de zitting nog het volgende aan haar stellingen toegevoegd.
Het beroepschrift is aangetekend verzonden. In het aantekenboekje, dat ik hierbij toon, is een stempel met de datum van die verzending geplaatst. Het datumstempel is echter niet leesbaar.
Het verhuurbaar vloeroppervlak van het object beloopt overeenkomstig het meet-certificaat 39.475 m².
Ik ga akkoord met een kapitalisatiefactor van 10,5.
Het is onduidelijk waarom sprake zou zijn van een luxe gebouw. Alleen een sprinklerinstallatie kom je elders zelden tegen, maar deze heeft geen toegevoegde waarde. Het gebouw is opgeleverd inclusief plafonds en armaturen.
De huur van ƒ 295 per m² in 1994 moet worden teruggerekend naar 1992 op basis van prijsindexcijfers van gerealiseerde huurtransacties. De huurprijsstijging over die twee jaren is dan ongeveer 7%.
4.3. Verweerder heeft tijdens de zitting nog het volgende aan zijn stellingen toegevoegd.
De bij de taxatie toegepaste kapitalisatiefactor in 10,8. Ik ga akkoord met een kapitalisatiefactor van 10,5.
Het verhuurbaar vloeroppervlak van het kantoorgebouw is gemeten vanaf de tekening door een ervaren meter.
Rond de waardepeildatum waren er geen transacties van soortgelijke panden. Bij andere vergelijkbare panden is na overleg met belanghebbenden overeenstemming over de waarde bereikt. Het object heeft hogere stichtingskosten dan panden in de omgeving, waarvan de cascohuur ƒ 275 per m² beloopt. Het object is getaxeerd inclusief door de gebruiker aangebrachte voorzieningen, zoals scheidingswanden, systeemplafonds en armaturen. Dat verhoogt de waarde met ongeveer ƒ 25 per m². Een cascohuur van ƒ 275 per m² op 1 januari 1992 is vergelijkbaar met ƒ 295 per m² op 1 januari 1994.
De huren in andere gebieden, zoals Z-Zuidoost, zijn ongeveer gelijk aan die in H. De opnamecapaciteit in H was in 1992 voldoende voor een gebouw van deze omvang.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Het beroepschrift is blijkens een daarop geplaatste stempelafdruk ter griffie ontvangen op 18 januari 2000. De uitspraak van verweerder waartegen het beroep is gericht was gedagtekend 3 december 1999. Niet gesteld of gebleken is dat de dag van dagtekening was gelegen vóór de dag van bekendmaking van de uitspraak. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) juncto artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen eindigde de beroepstermijn op 14 januari 2000. Het beroepschrift is derhalve vier dagen na het einde van de beroepstermijn ontvangen.
5.2. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een beroepschrift dat niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn is ontvangen tijdig ingediend, indien het per post is verzonden en voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Het onderhavige beroepschrift is gedagtekend 9 januari 2000 en is aangetekend per post verzonden. De enveloppe is kennelijk gefrankeerd door een frankeermachine die bij belanghebbende in gebruik is. Deze machine heeft de datum 12 januari 1999 afgedrukt. Op de enveloppe is door de PTT-post geen poststempel geplaatst.
5.3. Het ligt op de weg van belanghebbende om aannemelijk te maken dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Het Hof acht belanghebbende daarin niet geslaagd. Noch de dagtekening van het beroepschrift noch het door de frankeermachine geplaatste datumstempel bieden op dit punt voldoende bewijs. Nu het datumstempel dat in het aantekenboekje is geplaatst niet leesbaar is, kan dat stempel evenmin aan het door belanghebbende te leveren bewijs bijdragen.
5.4. Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit voort-vloeit, dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb kan haar dan ook niet baten.
5.5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat belanghebbende wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep.
6. Proceskosten
Nu belanghebbende in het ongelijk wordt gesteld en zich overigens geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
7. Beslissing
Het Hof verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in haar beroep.
De uitspraak is vastgesteld op 29 augustus 2001 door mrs. Schaap, Onnes en Rijkels, in tegenwoordigheid van mr. Van de Merwe als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.