
Jurisprudentie
AD0547
Datum uitspraak2001-08-24
Datum gepubliceerd2001-08-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers276/99
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-08-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers276/99
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK
Nr. 276/99 24 augustus 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvou-dige belastingkamer, op het verzet gedaan door mevr.X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 13 augustus 1999.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door de belang-hebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid douane van de belastingdienst te Groningen, gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de BPM over het jaar 1998.
Ingevolge het bepaalde in artikel 5, vijfde lid, van de Wet admini-stratieve rechtspraak belastingzaken is het bij het gerechtshof ingestelde beroep niet-ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is betaald binnen acht weken nadat de griffier van het gerechtshof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
Vaststaat dat de griffier de belanghebbende op het door deze opgegeven adres bij aangetekende brief van 20 mei 1999 heeft verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen en dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven. Derhalve is het beroep van de belanghebbende bij de voormelde beschikking niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, hetwelk op 23 september 1999 is ingekomen. De inspecteur heeft hierop schriftelijk gereageerd. De belanghebbende is gehoord omtrent haar verzet ter zitting van het gerechtshof op 21 mei 2001 gehouden te Groningen. Ter zitting werd zij bijgestaan door haar werkgever, dhr. A. Voorts verscheen de inspecteur, bijgestaan door een collega.
In haar verzetschrift alsmede ter zitting heeft de belanghebbende verklaard dat er bij de aan haar verzonden aangetekende brief van het gerechtshof d.d. 20 mei 1999 geen nota griffierecht was gevoegd. Haar werkgever heeft dit ter zitting bevestigd. Wel bevond zich onder de stukken een bijsluiter waarin stond vermeld dat de griffier van het gerechtshof de belanghebbende een nota griffierecht doet toekomen. De belanghebbende was - zoals zij ook ter zitting heeft verklaard - daardoor in de veronderstelling dat deze nota op een later tijdstip nog zou volgen, te meer nu er op geen van de door haar ontvangen stukken een bank- en/of gironummer was vermeld. Derhalve heeft zij vooralsnog geen gevolg gegeven aan het verzoek van de griffier het verschuldigde griffierecht te betalen.
De zojuist weergegeven verklaring van de belanghebbende acht het gerechtshof geloofwaardig, zodat de bestreden beschikking vervalt. Mitsdien kan de behandeling van het beroep worden voortgezet onder de voorwaarde dat de belanghebbende het griffierecht alsnog voldoet binnen de op de nieuwe nota gestelde termijn.
De beslissing:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet gegrond.
Gedaan op 24 augustus 2001 door prof. mr. E. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 29 augustus 2001 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.