Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB9153

Datum uitspraak2001-08-22
Datum gepubliceerd2001-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830122-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat (zie bijlage). De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.


Uitspraak

parketnummer: 19.830122-01 uitspraak d.d.: 22 augustus 2001 A RRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN STRAFVONNIS van de in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte], wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [verblijfplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op . De verdachte is verschenen, bijgestaan door , advocaat te . TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat (zie bijlage) Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Verdachte heeft tijdens de politieverhoren en ook ter zitting steeds elke betrokkenheid bij deze laatste feiten ontkend. [Naam medeverdachte], die zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beriep, erkende ter terechtzitting zijn betrokkenheid bij de feiten 1. tot en met 4., doch ontkende de feiten 5. tot en met 8. te hebben gepleegd. Relevante getuigenverklaringen ontbreken, zodat de rechtbank het voor de bewezenverklaring van deze feiten moet hebben van "circumstantial evidence". Bij een sporenonderzoek in en om het perceel van zorgcentrum [naam zorgcentrum] (feit 5.) treft de politie in de tuinaarde een tweetal schoenzoolindrukken aan. Bij nader onderzoek komt het profiel en de maat in de profilering overeen met de schoenen van [naam medeverdachte] van het merk Coleman, bruin/zwart, maat 42. Schoenen van dit merk en derhalve voorzien van het aangetroffen profiel zijn, naar de rechtbank aanneemt en mag aannemen meer verkocht, terwijl maat 42 een gangbare is, zodat het aangetroffen spoor als enig bewijsmiddel naast de ontkennende verklaringen van verdachte en [naam medeverdachte] niet tot een bewezenverklaring kan leiden. Technisch onderzoek heeft voorts aangetoond dat het in de auto van verdachte op 2 mei 2001 aangetroffen gereedschap (zeer waarschijnlijk) is gebruikt bij één of meer van de onder 5. tot en met 8. tenlastegelegde inbraken. Wat daarvan ook zij, een relatie tussen (één van de) verdachten en het aangetroffen gereedschap op de in de feiten 5. tot en met 8. genoemde tijdstippen is daarmee niet, althans onvoldoende, aangetoond. Verdachte had de auto immers eerst op 30 april 2001 gekocht en niet kan worden uitgesloten dat het gereedschap toebehoorde aan de vorige eigenaar van de auto of een derde. Het ware (wellicht) anders geweest als met betrekking tot het gebruikte gereedschap een geurovereenkomst was aangetoond tussen de corpora delicti en de geurdragers. Nu dergelijke proeven achterwege zijn gebleven kan van wettig bewijs van deze tenlastegelegde feiten geen sprake zijn, zodat hiervoor vrijspraak behoort te volgen. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat (zie bijlage). De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezene levert op: 1. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; 2. Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht; 3. Diefstal door twee of meer verenigde personen, 4. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, telkens strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 juli 2001, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van soortgelijke misdrijven tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld; De rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel, dat in dit geval niet kan worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf van de hierna te vermelden duur. BENADEELDE PARTIJEN [naam benadeelde partijen]. De rechtbank acht het causaal verband tussen de onrechtmatige daden en de schade, de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade, alsmede de gevorderde schade tot na te noemen bedrag bewezen, zodat de civiele vorderingen tot die bedragen voor toewijzing vatbaar zijn. Voor het overige deel acht de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank verdachte jegens [naam slachtoffers] naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten zijn toegebracht. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd na te noemen bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [naam slachtoffers]. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt verdachte mitsdien daarvan vrij; verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan; stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld; verklaart verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van ; beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van ; veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], van de som van ƒ, met de veroordeling tevens van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer daders is betaald, de veroordeelde in zoverre is bevrijd; veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ƒ 640,84 met de veroordeling tevens van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer daders is betaald, de veroordeelde in zoverre is bevrijd; bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer], een bedrag van ƒ te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, alsmede dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer daders is betaald, de veroordeelde in zoverre is bevrijd; legt aan veroordeelde de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer] een bedrag van ƒ 640,84 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, alsmede dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer daders is betaald, de veroordeelde in zoverre is bevrijd; verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen; Dit vonnis is gewezen door mr. E. van der Herberg, voorzitter en mr. G. Kaaij en mr. H.L. Stuiver , rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 22 augustus 2001, zijnde mr. H.L. Stuiver buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.