Jurisprudentie
AB2301
Datum uitspraak2001-06-22
Datum gepubliceerd2001-06-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers447/00
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-06-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers447/00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
nr. 447/00 22 juni 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, derde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (: belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Particulieren Groningen/vestiging Assen (nader: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem na te noemen opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen voor het jaar 1996.
1. Ontstaan en loop van het geding in combinatie met de relevante feiten.
Blijkens zijn aangifte d.d. 15 maart 1997 heeft belanghebbende over het jaar 1996 een belastbaar inkomen aangegeven van
f 89.283,--.
Bij aanslag d.d. 9 juni 1999, nummer 000.00.000.H.66 heeft de inspecteur van de belastingdienst Heerlen belanghebbende over het jaar 1996 aangeslagen naar het door belanghebbende aangegeven inkomen (eerste aanslag).
Vervolgens heeft de inspecteur van de belastingdienst Assen bij aanslag d.d. 18 juni 1999, met gelijkluidend nummer als vorengenoemde aanslag, belanghebbende over 1996 aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 99.356,-- (tweede aanslag).
Tegen laatstgenoemde aanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt en vervolgens is hij van de op het bezwaar gegeven uitspraak d.d. 20 april 2000 bij een bij het hof op 8 juni 2000 binnengekomen brief, derhalve na ommekomst van een termijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (:AWB), in beroep gekomen.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) had ingezonden is de mondelinge behandeling gehouden ter zitting van 9 maart 2001 te Assen, alwaar de inspecteur is verschenen, terwijl belanghebbende met bericht van verhindering niet is verschenen.
Het gerechtshof heeft op 23 maart 2001 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het daarvan opgemaakte proces-verbaal zijn op 29 maart 2001 per aangetekende post aan partijen verzonden.
Van alle genoemde en hierna nog te noemen stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Op 24 april 2001 is bij het gerechtshof een brief van de inspecteur binnengekomen
waarin hij verzoekt om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke. Het door de inspecteur verschuldigde griffierecht is op 21 mei 2001 ontvangen.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
In geschil is het antwoord op de vraag of de tweede aanslag al dan niet terecht is opgelegd. Belanghebbende neemt het standpunt in dat die aanslag hem ten onrechte is opgelegd. De inspecteur bestrijdt dit standpunt en voert aan dat de tweede aanslag als een navorderingsaanslag dient te worden aangemerkt.
3. De overwegingen met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep.
3.1. In de uitspraak van 20 april 2000 geeft de inspecteur te kennen dat belanghebbende na ontvangst van de beschikking uit Apeldoorn eventueel in beroep kan gaan bij het gerechtshof.
3.2. Bij kennisgeving d.d. 9 mei 2000 ontvangt belanghebbende een berekening van het nieuw vastgesteld bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting en premieheffing naar een belastbaar inkomen van
f 95.677,--.
3.3. Voormelde kennisgeving merkt het hof aan als de in rechtsoverweging 3.1. bedoelde beschikking.
3.4. Nu de kennisgeving is gedateerd 9 mei 2000 en het beroep op 8 juni 2000 bij het hof is binnengekomen, derhalve binnen de wettelijke termijn van zes weken, is het beroep tijdig ingesteld, daar onder de vorenomschreven omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gesteld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
4. Overweging met betrekking tot het geschil.
Nu de eerste aanslag definitief was vastgesteld, ontbeerde de inspecteur het recht een tweede aanslag op te leggen.
Wel kon hij op grond van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een navorderingsaanslag opleggen, doch slechts op grond van nieuwe feiten. Van nieuwe feiten is evenwel niet gebleken, terwijl evenmin uit feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat belanghebbende redelijkerwijs had kunnen weten dat het inkomen waarop de eerste aanslag was gebaseerd mede op basis van een schrijf- of tikfout of een daarmee gelijk te stellen fout tot stand was gekomen.
5. De conclusie.
Het beroep is gegrond.
6. De proceskosten.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu belanghebbende niet ter zitting is verschenen.
7. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur alsmede de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen d.d. 18 juni 1999;
bepaalt dat het betaalde griffierecht ad
f 60,-- aan belanghebbende wordt vergoed door de inspecteur.
Gedaan op 22 juni 2001 door mr F.J.W. Drion, raadsheer als voorzitter, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van M. Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2001 te Leeuwarden en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Op 27 juni 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.