Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB2114

Datum uitspraak2001-06-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05-090074-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MEERVOUDIGE STRAFKAMER In de zaak van: de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen: [verdachte] geboren in 1955, thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen. Raadsman: mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat te Nijmegen. Parketnummer : 05.090074-00 Zittingsdatum : 30 mei 2001 (tegenspraak) Uitspraak : 13 juni 2001 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd. De tenlastelegging is ter terechtzitting van 14 maart 2001 gewijzigd conform de door de officier van justitie ingediende vordering wijziging tenlastelegging. Van deze vordering is hierna een kopie opgenomen als bijlage I a en de inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd. 001 wijziging tenlastelegging Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. 002 vordering na voorwaardelijke veroordeling 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is eerder ter openbare terechtzitting behandeld op 4 oktober 2000, 20 december 2000 en 14 maart 2001. Daar de rechtbank op 30 mei 2001 in andere samenstelling zitting heeft gehouden is het onderzoek opnieuw aangevangen. De verdachte is op alle terechtzittingen verschenen en daarbij bijgestaan door mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat te Nijmegen. 003 gevoegd behandelen en 004 benadeelden partijen De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd. 3. De beslis-sing inzake het bewijs De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken. 013 gedeeltelijke vrijspraak De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdach-te de feiten 1, 2 subsidiair en 3 heeft begaan voor zover niet doorgestreept in bijlage II. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Voor zover meer feiten ten laste zijn gelegd, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 derde lid van de Opiumwet, juncto artikel 47 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 2 subsidiair: Poging tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 vierde lid van de Opiumwet, juncto artikelen 45 eerste lid en 47 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 3: Een feit bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid aanhef en onder 1° van de Opiumwet. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte 014 pbc en 015 dp Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij is gelet op: een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 3 mei 2001. 016 ad-info De rechtbank overweegt verder nog als volgt: Verdachte handelde op grote schaal in cocaïne en is als bemiddelaar opgetreden bij de voorbereiding van een transactie van 1 of 2 kilo cocaïne. Daarnaast heeft verdachte samen met anderen gepoogd een hoeveelheid van 20 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen. De door verdachte gepleegde feiten zijn ernstig. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade zorgen. De gezondheidsbelangen van anderen worden immers op het spel gezet. De mensen, die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast om deze drugs te kunnen bekostigen. Verdachte heeft door zijn handelen direct hieraan meegewerkt. De rechtbank is van oordeel dat voor afdoening van deze feiten uitsluitend een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond, behalve op de reeds aangehaalde wette-lijke voor-schriften, op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Straf-recht en artikel 13 van de Opiumwet. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot VIER4 EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN VIER (4) JAREN. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering wordt gebracht. 039_055/WT01-WT19 Aldus gewezen door: mrs. H.P.M. Kester, vice-president als voorzitter, H. Eigenberg, rechter, T.P.E.E. van Groeningen, rechter, in tegenwoordigheid van J. van Elst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juni 2001.