Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1995

Datum uitspraak2001-02-27
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/3994
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vtv echtgenoot / samenlevingsvereiste / inherente afwijkingsbevoegdheid. Eiseres is een Surinaamse vrouw die een aanvraag doet voor een vtv bij echtgenoot. Door ziekte van de echtgenoot zal nimmer aan het in hoofstuk B1/1.2 Vc-1994 opgenomen samenlevingsvereiste kunnen worden voldaan. Dit ontslaat verweerder echter niet van de verplichting te onderzoeken of zich bijzondere omstandigheden voordoen die grond vormen om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid ingevolge artikel 4:84 Awb. Beroep gegrond.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer regnr.: Awb 00/3994 VRWET Z VR UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1958, verblijvende te B, van Surinaamse nationaliteit, IND dossiernummer 9301.12.0161, eiseres, gemachtigde: mr. O.B. Volkerts, advocaat te Groningen; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.B. Langius, ambtenaar ten departemente. 1 PROCESVERLOOP 1.1 Op 3 februari 1998 heeft eiseres, voorzover hier van belang, een aanvraag tot verlening van een vergunning tot verblijf voor verblijf bij haar echtgenoot, subsidiair op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, gedaan. Bij beschikking van 7 januari 1999 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. 1.2 Eiseres heeft daartegen bij brief van 2 februari 1999 bezwaar gemaakt. Op 14 december 1999 is eiseres door een ambtelijke commissie gehoord. Bij beschikking van 23 februari 2000 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 1.3 Bij beroepschrift van 20 maart 2000 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 januari 2001. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 OVERWEGINGEN 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2.2 Op grond van artikel 11, vijfde lid, Vw kan het verlenen van een vergunning tot verblijf, daaronder begrepen de voorwaardelijke vergunning tot verblijf, geweigerd worden op gronden aan het algemeen belang ontleend. Verweerder voert met het oog op de bevolkings- en werkgelegenheidssituatie hier te lande een beleid waarbij vreemdelingen in het algemeen - behoudens verplichtingen welke voortvloeien uit internationale overeenkomsten - slechts voor verlening van een vergunning tot verblijf in aanmerking komen indien met hun aanwezigheid hier te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend of indien sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard. 2.3 Tussen partijen staan de volgende feiten vast, althans deze worden niet betwist. De echtgenoot van eiseres, C, is geboren op [...] 1946 en bezit de Nederlandse nationaliteit. In de jaren tachtig is hij naar Nederland gekomen om hier te werken. Regelmatig ging hij terug naar zijn vrouw, die nog woonachtig was in de binnenlanden van Suriname. In 1992 is de echtgenoot van eiseres ziek geworden. Op 13 maart 1993 is hij wegens dementie opgenomen in een verpleeghuis, waarbij is besloten dat hij daar definitief zal blijven. Op 24 oktober 1997 is eiseres Nederland ingereisd op een visum dat, voor de duur van 90 dagen, was verstrekt voor familiebezoek. De drie meerderjarige kinderen van eiseres en haar echtgenoot, die allen de Nederlandse nationaliteit bezitten, verblijven sinds respectievelijk 1991, 1992 en 1993 in Nederland. In het verpleeghuis waarin haar echtgenoot is opgenomen, is het niet mogelijk dat eiseres met hem samenwoont. 2.4 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres aan het gezinsherenigingsbeleid geen aanspraken kan ontlenen nu niet wordt voldaan aan alle daarin gestelde voorwaarden. Eiseres en haar echtgenoot wonen niet feitelijk samen en gezien de medische situatie van de echtgenoot zal er nimmer sprake kunnen zijn van een gezamenlijke huishouding. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan, in afwijking van het beleid, wegens klemmende redenen van humanitaire aard verblijf voor het gevraagde doel worden toegestaan. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van dergelijke klemmende redenen. Dat haar aanwezigheid een gunstige invloed heeft op haar echtgenoot, is niet met medische verklaringen aangetoond. De echtgenoot van eiseres zal voorts bij haar afwezigheid niet verstoken blijven van contact met zijn familie noch zal hij met de ondergang worden bedreigd. Bovendien zijn de door eiseres aangedragen redenen niet gelegen in haar persoon. Verder is gesteld noch gebleken dat eiseres zich niet met haar echtgenoot in Suriname kan vestigen. Daarenboven is, aldus verweerder, weliswaar sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tussen eiseres en haar echtgenoot, maar van inmenging in het recht op eerbiediging daarvan is geen sprake. De weigering eiseres verblijf hier te lande toe te staan, strekt er niet toe haar een verblijfstitel te ontnemen die haar tot het uitoefenen van het familie- of gezinsleven hier te lande in staat stelde. 2.5 Eiseres heeft in beroep het volgende aangevoerd. Niet begrijpelijk is waarom in casu een totaal andere benadering wordt gekozen dan wanneer het Nederlanders zou betreffen. Het feit dat eiseres vijf jaar na de ziekte van haar echtgenoot Nederland is binnengereisd, wat samenhing met haar familieverplichtingen, verandert niets aan het echtelijk leven van beiden. Het gaat nog altijd om haar echtgenoot die haar nodig heeft, of die dement is of niet. Bovendien is de situatie in de binnenlanden van Suriname niet meer zoals die geweest is. 2.6 De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder heeft het beleid ten aanzien van toelating van echtgenoten in het kader van gezinshereniging neergelegd in hoofdstuk B1/1.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc). De algemene vereisten voor toelating worden hierin genoemd en nader uitgewerkt. Het aldus geformuleerde beleid is naar het oordeel van de rechtbank niet kennelijk onredelijk. 2.7 Beoordeeld dient te worden of verweerder de beleidsregels juist heeft toegepast bij de behandeling van de aanvraag van eiseres. De rechtbank acht het oordeel van verweerder dat eiseres niet aan het voor toelating van echtgenoten gestelde vereiste van samenwoning voldoet, juist. Door de ziekte van de echtgenoot van eiseres zal in de toekomst evenmin aan dit vereiste kunnen worden voldaan. 2.8 De constatering dat niet aan de volgens het beleid gestelde eisen is voldaan, ontslaat verweerder echter niet van de verplichting in te gaan op de vraag of zich bijzondere omstandigheden voordoen die grond vormen om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals genoemd in artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb). 2.9 Uit de bestreden beschikking blijkt hier echter niet van. Verweerder heeft, na de constatering dat niet werd voldaan aan deze, in het beleid terzake toelating van echtgenoten gestelde, eis, niet beoordeeld of aanleiding bestond om eiseres deze eis niet tegen te werpen, doch heeft deze stap overgeslagen en is direct overgegaan tot de beoordeling of eiseres in aanmerking kwam voor een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard. In het kader van die beoordeling heeft verweerder feiten en omstandigheden meegewogen - de rechtbank heeft hierbij het oog op de (on)mogelijkheid voor eiseres om zich met haar echtgenoot in Suriname te vestigen en het feit dat haar echtgenoot, ook als eiseres niet hier te lande wordt toegelaten, niet verstoken zal zijn van contact met familie - die, zo is namens verweerder ter terechtzitting ook erkend, in het kader van het beleid terzake toelating van echtgenoten in verband met gezinshereniging op zichzelf geen rol spelen. 2.10 In het kader van de hier, op grond van artikel 4:84 Awb vereiste, toetsing had verweerder zich evenwel moeten uitlaten over de vraag of de omstandigheid dat eiseres niet met haar echtgenoot samenwoont aan haar kan worden toegerekend en, zo neen, of de wijze waarop eiseres hier te lande een invulling beoogt te geven aan de relatie met haar echtgenoot in voldoende mate beantwoordt aan het met de eis van samenwoning nagestreefde doel, namelijk dat er sprake dient te zijn van een serieuze huwelijksrelatie. 2.11 In dit verband overweegt de rechtbank dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft gesteld dat zij intensief contact heeft met haar echtgenoot, hem dagelijks opbelt, dat de huwelijksrelatie niet feitelijk is verbroken en dat zij haar echtgenoot morele en affectieve steun geeft. In haar reactie op het gehoor bij de ambtelijke commissie heeft eiseres verder gesteld dat zij haar echtgenoot minimaal een keer in de twee weken bezoekt. Ter terechtzitting heeft eiseres overigens dit laatste nog toegelicht in die zin dat zij thans in ieder geval wekelijks haar echtgenoot bezoekt en met een zekere regelmaat in het tehuis een nacht overblijft. 2.12 Nu verweerder hieraan is voorbijgegaan - in de bestreden beschikking is hieraan geen aandacht besteed - moet worden geoordeeld dat de bestreden beschikking zich niet verdraagt met artikel 7:12 Awb dat eist dat de beschikking berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is derhalve gegrond. 2.15 Hetgeen eiseres overigens nog heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. 2.16 Voorts bestaat aanleiding om met betrekking tot het opnieuw voorzien in de zaak, de vergoeding van griffierecht en de veroordeling in de proceskosten te beslissen als hieronder is weergegeven. 3 BESLISSING De rechtbank: a. verklaart het beroep gegrond; b. vernietigt de beschikking van 23 februari 2000; c. draagt verweerder op opnieuw in de zaak te voorzien met inachtneming van deze uitspraak; d. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het betaalde griffierecht ad ƒ 225,-- aan eiseres te vergoeden; e. veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad ƒ 1.420,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M. van Schuijlenburg in tegenwoordigheid van drs. H.A. Hulst als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2001. ---------------- Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden: