Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1958

Datum uitspraak2001-06-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/080032-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 5 juni 2001 Parketnummer: 17/080032-01 Ad informandum gevoegd parketnummer 080032-01 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op 1961 te [geboortegemeente], wonende te [woonplaats en adres], thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 mei 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Kaaij, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE De raadsman heeft het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 5 telastegelegde niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu er ten aanzien van dit feit onvoldoende nieuwe bezwaren bekend zijn geworden die kunnen rechtvaardigen dat verdachte terzake dit feit, waarvoor reeds een kennisgeving van niet verdere vervolging aan verdachte is betekend, wederom in rechte kan worden betrokken. Daarnaast heeft de raadsman het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is op grond van undue delay, nu er sprake is van een oud feit. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van voldoende nieuwe bezwaren jegens verdachte, nu er voor de verdachte belastende verklaringen door getuigen zijn afgelegd, waarvan de inhoud ten tijde van de kennisgeving van niet verdere vervolging nog niet bekend was. Gelet op deze verklaringen heeft het openbaar ministerie een nadere vordering gerechtelijk vooronderzoek, gedateerd 3 april 2001, bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken ingediend. De rechter-commissaris heeft deze vordering bij beslissing van 6 april 2001 toegewezen. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan hetgeen daaromtrent in artikel 255 lid 2 en lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald. Ten aanzien van het verweer dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard op grond van het feit dat er sprake is van undue delay is de rechtbank van oordeel dat de termijn van vervolging van verdachte nadat die door de kennisgeving van niet verdere vervolging was gestuit weer een aanvang heeft genomen in april 2001, zodat er geen sprake is van een onredelijke lange termijn. De omstandigheid dat het strafbare feit reeds in 1997 gepleegd is, doet daaraan niet af. De verweren van de raadsman worden derhalve verworpen en de rechtbank acht het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 5 telastegelegde derhalve ontvankelijk in de vervolging. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. primair: hij op of omstreeks 27 december 2000, te Sneek, in de gemeente Sneek, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen op of aan of bij aan de [straatnaam] aldaar opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, te weten een hoeveelheid geld (te weten handelsgeld van en/of bestemd voor het bedrijf (C1000) van voornoemde [slachtoffer 2]) aan verdachte en/of zijn mededaders af te geven, immers heeft hij tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk en wederrechtelijk, in voornoemde woning (welke woning men door middel van braak en inklimming was binnengedrongen en in welke woning op dat moment voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden) - zulks terwijl verdachte en zijn mededaders zichtbaar voor die [slachtoffer 1] gemaskerd waren en vuurwapens en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich droegen -, die samen met [slachtoffer 2] in bed liggende [slachtoffer 1] vastgepakt en/of vastgehouden en vervolgens gedwongen uit bed te komen, en vervolgens weggeleid van die [slachtoffer 2] en een zak over het hoofd van die [slachtoffer 1] getrokken en de armen van die [slachtoffer 1] op de rug gebonden en vervolgens die [slachtoffer 1] gedwongen in de douche te blijven, en vervolgens die [slachtoffer 1] gedwongen in de slaapkamer op bed te gaan liggen en te blijven liggen en vervolgens de benen van die [slachtoffer 1] aan elkaar vastgebonden en aan het ledikant vastgebonden en tape op/over de mond van die [slachtoffer 1] geplakt en aldus die [slachtoffer 1] belet zich vrijelijk te bewegen. 2. A) hij op of omstreeks 27 december 2000, te Sneek, in de gemeente Sneek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldcassettes inhoudende telkens geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, in de woning van voornoemde [slachtoffer 2] (gelegen op of aan of bij de [straatnaam] aldaar en in welke woning men was binnengedrongen door middel van braak en inklimming) opzettelijk die [slachtoffer 2] dreigend meerdere vuurwapens en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en die [slachtoffer 2] tegen het lichaam, heeft geschopt en en gestompt en geslagen en de armen en/of de handen van die [slachtoffer 2] heeft gebonden en een zak over het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en dreigend aan die [slachtoffer 2] heeft medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat ze het geld van zijn bedrijf (C1000) wilden hebben en dat hij moest meewerken en vervolgens die [slachtoffer 2] een stuk touw om de hals getrokken en vervolgens die [slachtoffer 2], onder bedreiging van een of meer van de voornoemde vuurwapens en op een vuurwapen gelijkend voorwerp, met een auto heeft vervoerd naar het pand van de C1000, in welk pand voornoemde [slachtoffer 2] is overgegaan tot bovenomschreven afgifte. B) hij op of omstreeks 27 december 2000, te Sneek, in de gemeente Sneek, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk en wederrechtelijk (in de woning van die [slachtoffer 2], gelegen aan de [straatnaam] aldaar) - zulks terwijl verdachte en zijn mededaders duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] gemaskerd waren en vuurwapens en een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich droegen -, die [slachtoffer 2] vastgepakt en vastgehouden en een zak over het hoofd van die [slachtoffer 2] getrokken en de armen en/of de handen van de [slachtoffer 2] gebonden en een touw om de hals van die [slachtoffer 2] getrokken en vervolgens die [slachtoffer 2], onder bedreiging van voornoemde vuurwapens en op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedwongen in een auto te stappen en vervolgens die [slachtoffer 2] vervoerd naar het pand van de C1000 (gelegen op of aan of bij de Molenkrite aldaar) en vervolgens in laatstgenoemd pand de handen van die [slachtoffer 2] vastgebonden aan een emballagetafel en de voeten en benen van die [slachtoffer 2] aan elkaar vastgebonden en aldus belet zich vrijelijk te bewegen en vrijelijk voornoemde woning en voornoemde auto en voornoemd pand (C1000) te verlaten. 3. hij op 14 december 2000 te Nijland, in de gemeente Wymbritseradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand (Troefmarkt, gelegen op of aan of bij de Hottingawei aldaar) weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 3], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] voornoemd, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met zijn mededader, opzettelijk met een auto zich naar voornoemd pand heeft begeven en/of vervolgens opzettelijk zich, voorzien van een over het hoofd getrokken bivakmuts, in voornoemd winkelpand heeft begeven en vervolgens dreigend een gaspistool aan voornoemde [slachtoffer 3] heeft getoond en vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] bij de linkerschouder heeft vastgepakt en vervolgens voornoemde [slachtoffer 3] dreigend heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat hij moest gaan liggen en vervolgens meermalen voornoemde [slachtoffer 3] met kracht met een gaspistool op en/of tegen het hoofd heeft geslagen en vervolgens een of meer handelingen aan de zich in voornoemd winkelpand bevindende kassa heeft verricht, teneinde deze te kunnen openen, en vervolgens dreigend voornoemd gaspistool, op voornoemde [slachtoffer 3] gericht en vervolgens met voornoemd gaspistool, een schot heeft afgevuurd in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en vervolgens wederom een of meer handelingen aan de zich in voornoemd winkelpand bevindende kassa heeft verricht, teneinde deze te kunnen openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 4. hij in de periode van 11 december 2000 tot en met 12 december 2000 te Emmeloord, in de gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (van het merk Volkswagen en van het type Golf en welke auto stond geparkeerd op of aan of bij de Nijenbeek aldaar), toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot voornoemde auto hebben verschaft en voornoemde auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak. 5. hij op 5 september 1997 te Marum, in de gemeente Marum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (Albert Heijn, gelegen op of aan of bij de Wendtsteinweg aldaar) heeft weggenomen geld en cheques, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en tegen andere in voornoemd winkelbedrijf aanwezige personeelsleden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het opzettelijk gewelddadig en dreigend, voorzien van een pistool en een geweer, en terwijl men bivakmutsen droeg, binnendringen van voornoemd pand en uit het opzettelijk dreigend richten en/of gericht houden van voornoemde wapens, op voornoemde personeelsleden en uit het opzettelijk dreigend mededelen aan een of meer van voornoemde personeelsleden (zakelijk weergegeven) dat ze op de grond moesten gaan liggen en uit het opzettelijk gewelddadig slaan van een of meer van voornoemde personeelsleden en uit het opzettelijk dreigend richten en gericht houden van een pistool op voornoemde [slachtoffer 5] en uit het meermalen opzettelijk gewelddadig slaan met een pistool tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 5] en uit het meermalen opzettelijk dreigend aan voornoemde [slachtoffer 5] mededelen (zakelijk weergegeven) dat hij de kluis moest open maken en dat hij, voornoemde [slachtoffer 5], en/of iedereen anders zou worden doodgeschoten en dat voornoemde [slachtoffer 5] in zijn been zou worden geschoten. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op de misdrijven: t.a.v. van het onder 1 primair, 2A en 2 B telastegelegde: De voortgezette handeling van: 1. Primair: Medeplegen van gijzeling. 2A. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en 2B. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden. 3. Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. 4. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. 5. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. - de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan het op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegd strafbare feit, voor zover dit betrekking heeft op het aanwezig hebben van hoeveelheden amfetamine, cocaïne en hennep te Leeuwarden, te hebben schuldig gemaakt, welke zaak derhalve hiermee is afgedaan. De rechtbank heeft bij de strafoplegging het ad informandum gevoegde feit voor zover dit betrekking heeft op het aanwezig hebben van verdovende middelen te Sneek buiten beschouwing gelaten, nu verdachte dit heeft ontkend. - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1 primair, 2A en 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde tot 10 jaar gevangenisstraf. Verdachte heeft samen met anderen drie brute overvallen gepleegd en een auto gestolen. In een geval is men daarbij 's nachts gemaskerd een woning binnengedrongen, zijn bewoners met vuurwapens bedreigd, geboeid en is gijzeling toegepast. Ook in de beide andere gevallen zijn burgers met wapens bedreigd en hebben zij oprecht gevreesd voor hun leven. Deze feiten hebben diepe sporen nagelaten bij de slachtoffers. Uit oogpunt van vergelding en normhandhaving is dan ook een lange vrijheidsstraf geïndiceerd Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte vaker voor misdrijven is veroordeeld en, in het bijzonder bij de overval en gijzeling op 27 december 2000, een initiërende rol heeft vervuld. Voorts blijkt uit zijn processuele opstelling dat hij niet echt bereid is verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden, hetgeen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de door hem uitgedragen spijtgevoelens. INBESLAGGENOMEN GOEDEREN De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van na te noemen inbeslaggenomen voorwerp gelasten, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 56, 57, 63, 282, 282a, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het onder 1 primair, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN JAAR. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave aan veroordeelde [naam] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven agenda, R5F, kleur blauw. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2001. Mr. Lootsma-Oude Nijeweme is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.