Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1952

Datum uitspraak2001-05-10
Datum gepubliceerd2001-06-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersKG C0000732/Ma
Statusgepubliceerd


Uitspraak

typ. JZ rolnr. KG C0000732/MA ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH, vierde kamer, van 10 mei 2001, gewezen in de zaak van: [APPELLANT], wonende te [woonplaats], appellant, procureur: mr. P.L.M.F. Roosendaal, t e g e n : 1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1], wonende te [woonplaats], h.o.d.n. [GEÏNTIMEERDE SUB 1], gevestigd te [vestigingsplaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Crals Personenvervoer Maastricht B.V., gevestigd te Maastricht, h.o.d.n. Taxi Crals, 3. de vennootschap onder firma Taxibedrijf Estax, gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht, h.o.d.n. Extax, 4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Haagmans Taxi Centrale B.V., gevestigd te Valkenburg aan de Geul, h.o.d.n. Taxi Haagmans, 5. de vennootschap onder firma Naseman, gevestigd en kantoorhoudende te Valkenburg aan de Geul, h.o.d.n. Taxi Naseman, 6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Automotive Group Zuid B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht, h.o.d.n. Taxi Brull, 7. de vennootschap onder firma Taxi Nelissen, gevestigd te Cadier en Keer, gemeente Margraten, h.o.d.n. Taxi Nelissen, 8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Taxi Timmermans B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Meerssen, h.o.d.n. Taxi Timmermans, 9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Taxicentrale T.C.T., gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht, h.o.d.n. Taxicentrale T.C.T. geïntimeerden, procureur: mr. J.L. Brens, op het bij exploot van dagvaarding d.d. 26 juli 2000 ingeleide hoger beroep van het door de president van de rechtbank te Maastricht tussen appellant, hierna: [appellant], als eiser en geïntimeerden, hierna: [geïntimeerden], als gedaagden gewezen vonnis in kort geding van 12 juli 2000 (nummer 57642/KG ZA 00-244). 1. Het geding in eerste aanleg Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep, dat zich onder de stukken bevindt. 2. Het geding in hoger beroep Van dat vonnis bij eerder genoemd exploot in hoger beroep gekomen, heeft [appellant] twee grieven voorgedragen en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [appellant]. Daarop antwoordend hebben [geïntimeerden] onder overlegging van een productie die grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep. [appellant] heeft daarna nog een akte genomen, waarna [geïntimeerden] een antwoordakte met een productie hebben genomen. Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. Het hof heeft de in eerste aanleg overgelegde producties en de pleitnotities van de mrs. Kreutzkamp en Koster alleen in het procesdossier van [geïntimeerden] aangetroffen. 3. De gronden van het hoger beroep De grieven luiden als volgt: Grief I: Ten onrechte heeft de president overwogen dat [appellant] in ieder geval gedurende twintig dagen het verbod sub 5. heeft overtreden en dienaangaande de maximale dwangsommen heeft verbeurd. Grief II: Ten onrechte heeft de president in het bestreden vonnis het al of niet verbeuren van dwangsommen terzake het verbod sub 4. in het geheel niet meer in de beoordeling betrokken. 4. De beoordeling 4.1. Tegen de vaststelling van de feiten door de president zijn geen grieven aangevoerd, zodat ook het hof van deze feiten uit zal gaan. 4.2. Samengevat komen deze feiten op het volgende neer. * Bij vonnis in kort geding van 28 juli 1999 heeft de president van de rechtbank te Maastricht [appellant] (onder meer) veroordeeld om zijn onderneming, kort gezegd bemiddeling bij taxivervoer tegen betaling door chauffeurs die niet beschikken over de wettelijk vereiste taxivergunning, te staken (hierna: gebod sub 1.) en diverse telefoonaansluitingen op het heffen (hierna: gebod sub 4.). Voorts heeft de president [appellant] verboden om reclame te maken of wervend op te treden voor een onderneming als onder gebod sub 1. bedoeld (hierna: verbod sub 5.). Aan het gebod sub 4. en het verbod sub 5. heeft de president telkens een dwangsom verbonden van f 500,= per dag resp. overtreding met een maximum van f 10.000,=. * Dit vonnis is op de dag van de uitspraak aan [appellant] betekend. * Bij exploot van 4 januari 2000 hebben [geïntimeerden] [appellant] aangezegd dat hij het verbod sub 5. had overtreden en hebben zij hem bevel gedaan om f 10.000,= aan verbeurde dwangsommen aan hen te voldoen onder aanzegging dat bij niet-betaling beslag zal worden gelegd. * Bij arrest van 7 maart 2000 van dit hof is het vonnis van 28 juli 1999 bekrachtigd. * Bij exploot van 26 april 2000 is genoemd arrest aan [appellant] betekend met bevel de proceskosten aan [geïntimeerden] te voldoen en onder aanzegging dat bij niet-betaling beslag zal worden gelegd. * Bij exploot van 3 mei 2000 hebben [geïntimeerden] voor de genoemde verbeurde dwangsommen ad f 10.000,=, vermeerderd met kosten (o.a. de proceskosten als vermeld in het arrest van 7 maart 2000) executoriaal beslag gelegd onder de gemeente [gemeente] op de bijstandsuitkering van [appellant]. * In hoger beroep is voorts gebleken, dat [geïntimeerden] bij exploot van 31 juli 2000 het vonnis van 28 juli 1999 opnieuw aan [appellant] hebben doen betekenen en daarbij bevel hebben gedaan om (onder meer) f 10.000,= aan verbeurde dwangsommen te voldoen ter zake van overtreding van het gebod sub 4. [appellant] heeft in eerste aanleg staking van de executie wegens verbeurde dwangsommen en opheffing van het executoriaal beslag op zijn bijstandsuitkering gevorderd. De president heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd. 4.3. In de toelichting op grief I betoogt [appellant] dat van overtreding van het verbod sub 5. geen sprake is (geweest), omdat hij na betekening van het vonnis van 28 juli 1999 wel uitingen heeft gedaan via internet, de [krant] en de telefoonbeantwoorder, maar geen reclame heeft gemaakt en niet wervend is opgetreden voor een illegale taxi-onderneming zoals door de president uitdrukkelijk bedoeld is in het verbod sub 5.,waarin verwezen is naar het gebod sub 1. [appellant] stelt slechts te hebben aangekondigd dat hij een nieuwe, legale taxi-onderneming zou oprichten. 4.3.1. Uit een brief aan nieuwe relaties van medio december 2000 (prod. 1 bij memorie van antwoord) zou moeten blijken, dat [appellant] inmiddels zijn vakdiploma personenvervoer taxi heeft behaald. Hieruit leidt het hof af, dat [appellant] voordien niet over het vereiste diploma beschikte. Desondanks maakte [appellant] reclame en trad wervend op voor zijn onderneming. Het hof verwijst daartoe naar en onderschrijft de overwegingen van de president in het vonnis waarvan beroep onder 5.3. t/m 5.4.2., welke overwegingen op zichzelf niet door [appellant] zijn bestreden. Dat deze uitingen slechts een soort dienstmededelingen waren, waarin [appellant] aankondigde dat hij te zijner tijd een legale onderneming zou starten, vermag het hof gelet op het wervende karakter van de hiervoor bedoelde uitingen niet in te zien.aaaaaaaaaaaaaazs 4.3.2. Aldus heeft [appellant] onder dezelfde naam als voorheen, [naam], reclame gemaakt en is hij wervend opgetreden voor zijn onderneming die in ieder geval op dat moment nog niet voldeed aan de wettelijk daaraan te stellen eisen en dus een onderneming was die de president bedoelde in het gebod sub 1. van het vonnis van 28 juli 1999. 4.3.3. De overwegingen onder 5.7. en 5.8. van het beroepen vonnis, welke overwegingen het hof onderschrijft, zijn door [appellant] niet bestreden. Aldus staat vast, dat [appellant] vanaf de betekening van het vonnis van 28 juli 1999, terwijl van een legale onderneming nog geen sprake was, tenminste gedurende 20 dagen het verbod sub 5. heeft overtreden. 4.3.4. Grief I faalt. 4.4. De executie en het beslag waarvan [appellant] staking resp. opheffing vraagt, betreffen blijkens de sub 4.2. genoemde exploten van 4 januari en 3 mei 2000 uitsluitend overtreding van het verbod sub 5. De president is derhalve terecht niet ingegaan op hetgeen [appellant] omtrent het gebod sub 4. heeft gesteld. Ook grief II faalt. 4.5. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep te worden veroordeeld. 5. De beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen en tot op heden begroot op f 475,= aan griffierecht en f 1.800,= aan salaris procureur. Aldus gewezen door mrs. De Kok, Smeenk-van der Weijden en André de la Porte en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 mei 2001.