Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1929

Datum uitspraak2001-05-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers168/99
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Vijfde enkelvoudige belastingkamer PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK 18 mei 2001 nummer : 168/99 belanghebbende : X te : Z tegen : waterschap Hunze en Aa’s te Veendam (: het waterschap), rechtsopvolger van het per 1 januari 2000 opgeheven waterschap Hunze en Aa te Zuidlaren. aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift belasting : waterschapslasten jaar : 1998 mondelinge behandeling : op 4 mei 2001 te Assen door mr. Fransen in tegenwoordigheid van mr. Keuning als griffier verschenen : de belanghebbende alsmede namens het waterschap mw. mr. A en de heer B geschilpunt : schadevergoeding kosten bezwaarfase Beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van het waterschap; gelast dat het betaalde griffierecht van f. 50,-- aan de belanghebbende wordt vergoed door het waterschap; veroordeelt het waterschap de kosten aan de belanghebbende te vergoeden, die deze heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, te bepalen op f. 350,--; wijst het waterschap Hunze en Aa’s te Veendam aan als de rechtspersoon die deze kosten dient te dragen. Gronden: 1. Aan de belanghebbende is met dagtekening 30 september 1998 voor het jaar 1998 een aanslag waterschapslasten opgelegd ten bedrage van f. 153,--. Deze aanslag is als volgt samengesteld: Gemeente Sectie Nr. Adres Grondslag Tarief Bedrag (1) HRN01 G 2640 35.50 133,28 47,31 (2) HRN01 G 2640 a-weg 8 320.000 1,28 81,92 (3) HRN01 G 2643 18,45 133,28 24,59 · 1. Bij de uitspraak van 2 maart 1999 op belanghebbendes bezwaarschrift heeft het waterschap de aanslag verminderd met f. 71,90 overeenkomstig de strekking van de uitspraak van het hof van 26 mei 1998, BK 792/97, in de zaak van de belanghebbende tegen de rechtsvoorganger van het waterschap voor de waterschapslasten over 1996. 2. Naast vermindering van de aanslag heeft de belanghebbende in het bezwaarschrift eveneens toekenning van een schadevergoeding bepleit. Daarover heeft het waterschap geoordeeld dat het niet te doen gebruikelijk is om de door een bezwaarschrift opgeroepen kosten te vergoeden. 3. In beroep verzoekt de belanghebbende het hof het waterschap te veroordelen in de kosten die hij met het bezwaarschrift heeft moeten maken. De belanghebbende is daarbij van mening dat het aan het waterschap is te wijten dat er een onjuiste aanslag is opgelegd, omdat na de genoemde uitspraak van het hof het waterschap ruimschoots de gelegenheid heeft gehad de vereiste mutaties in de waterschapsadministratie aan te brengen, waarmee de onjuiste aanslag voorkomen had kunnen worden. 4. Het waterschap is aan de schadevergoeding niet tegemoet gekomen, omdat naar zijn mening slechts sprake kan zijn van een (proces)kostenvergoeding in de bezwaarfase in bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als het waterschap in ernstige mate onzorgvuldig zou hebben gehandeld bij het opleggen van de aanslag. Naar het oordeel van het waterschap is daarvan geen sprake. 5. Belanghebbendes beroepschrift is bij ’s hofs griffie ingekomen op 17 maart 1999. Op grond hiervan dient de behandeling van het beroep plaats te vinden volgens de bepalingen van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (:Warb). 6. De Warb biedt het hof geen ruimte te komen tot een veroordeling van het waterschap in de kosten uit de bezwaarfase, wat daar overigens inhoudelijk van zij. 7. Gelet op het vorenstaande moet de uitspraak van het waterschap worden bevestigd. 8. Voor wat betreft de behandeling van dit beroep is het hof van oordeel dat de belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. In zijn bezwaarschrift heeft de belanghebbende nadrukkelijk het punt van de schadevergoeding en zijn vraag naar het daarvoor competente rechtscollege aan de orde gesteld. In zijn uitspraak heeft het waterschap het antwoord op deze vraag in het midden gelaten, waar het op zijn weg had gelegen de belanghebbende te verwijzen naar de burgerlijke rechter. Op grond hiervan is het mede te wijten aan het waterschap dat de belanghebbende kosten heeft moeten maken voor deze beroepsprocedure. Nu de belanghebbende niet een voldoende gespecificeerde kostenbegroting heeft overgelegd stelt het hof de door hem belopen proceskosten als bedoeld in artikel 5a Warb in goede justitie vast op: verletkosten: f. 300,-; reis- en verblijfkosten: f. 50,-. Deze kosten dienen te worden gedragen door het waterschap Hunze en Aa’s te Veendam. Deze proceskostenvergoeding heeft tevens te gelden voor ’s hofs uitspraak van vandaag in belanghebbendes beroep onder nummer BK 119/99. Aldus vastgesteld en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 18 mei 2001. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, De voorzitter Mr. J.W. Keuning mr. H.H.A Fransen Afschriften met bericht van ontvangst Aan de partijen verzonden op: 31 mei 2001