Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1824

Datum uitspraak2001-05-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers44670/ KG ZA 01-123
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak: 21 mei 2001. V O N N I S van de president van de Arrondissementsrechtbank te Roermond rechtsprekende in kort geding in de zaak van: eiser in kort geding: [eiser], wonende te [woonplaats], procureur: mr. E.H.J. van Gerven; tegen: gedaagde in kort geding: De SAMENWERKINGSSTICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS REGIO VENLO, optredende onder de naam Onderwijsgemeenschap Venlo & Omstreken College Den Hulster, statutair gevestigd te 5911 EB Venlo, Hogeweg 26 A, procureur: mr. J.A. Bloo. 1. Het verloop van de procedure Dit blijkt uit de navolgende processtukken: de conceptdagvaarding en de daarbij behorende producties, op welke dagvaarding gedaagde vrijwillig is verschenen; de pleitnota van mr. Bloo en de door gedaagde in het geding gebrachte producties. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 mei 2001. De president heeft terstond mondeling uitspraak gedaan, welke uitspraak nadien op schrift is gesteld. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of ongenoegzaam gemotiveerd weersproken, ofwel blijkend uit overgelegde en in zoverre niet betwiste producties, staat het volgende tussen partijen in rechte vast, voor zoveel in dit kort geding terzake doende: eiser is leerling 5 Havo aan het College Den Hulster te Venlo; bij besluit van 24 april 2001 is eiser uitgesloten van deelname aan het Centraal Examen, welk examen is begonnen op 16 mei 2001; op een door de moeder van eiser tegen voormeld besluit ingesteld beroep heeft de Commissie van Beroep bij besluit van 9 mei 2001 de op 24 april 2001 genomen beslissing gehandhaafd. 3. De stellingen en de vorderingen van eiser Deze heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de aangehechte conceptdagvaarding. Ter terechtzitting heeft de raadsman van eiser daarop een nadere toelichting gegeven. Voor zover nodig zal op de stellingen van eiser nader in de overwegingen worden ingegaan. 4. Het verweer van gedaagde De raadsman van de gedaagde heeft het gevorderde bestreden met het betoog, neergelegd in zijn pleitnotities, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast wordt aangemerkt en waarnaar ten deze wordt verwezen. Voor zover nodig zal op de stellingen van gedaagde nader worden ingegaan in de overwegingen. 5. Het voorlopig oordeel van de president van de rechtbank De bevoegdheid van het bevoegd gezag van gedaagde om een leerling uit te sluiten van het Centraal Examen volgt uit de Wet op het Voortgezet Onderwijs, het op artikel 29 lid 4 van die wet gebaseerde Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., en het op artikel 31lid 2 van dat besluit gebaseerde Schoolexamenreglement en Programma van Toetsing en Afsluiting, een en ander zoals zulks door gedaagde in haar pleitnotitie uitgebreid en gemotiveerd uiteen is gezet. Daarbij is voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat door het bevoegde gezag van de school deze bevoegdheid is gemandateerd aan de Campusdirecteur. Aan de door eiser aangevoerde formele bemerkingen ten aanzien van het besluit van de campusdirecteur van 24 april 2001 tot uitsluiting van deelname van eiser aan het Centraal Examen en de beslissing van commissie van beroep daarop dient naar het oordeel van de president voorbij te worden gegaan. Zelfs al zou uitgegaan moeten worden van de juistheid van die stellingen, lijkt een hernieuwde beoordeling weinig zinvol, nu de examens reeds in een te ver gevorderd stadium zijn. Eiser heeft dan ook terecht geen vordering daarop gebaseerd. In dat verband dient voorts overwogen te worden dat eiser "vrijwillig" heeft afgezien van deelname aan de examens en eerst, nadat hij had vernomen van de uitspraak in kort geding tussen Jan Maas en het Blariacumcollege, door middel van kort geding alsnog tracht deelname af te dwingen. Daarbij de president zich voorts niet aan de indruk kan onttrekken dat eiser van de consequenties van zijn als niet voldoende beoordeelde profielwerkstuk zeer goed op de hoogte is. Veronderstellenderwijs uitgaande van juistheid van het door eiser ingenomen standpunt dat gedaagde te kort is geschoten in haar begeleiding bij het profielwerkstuk, had het op de weg van eiser gelegen daarover bij gedaagde in een veel eerder stadium zijn ongenoegen kenbaar te maken. Zijdens de moeder van eiser is bij de behandeling van dit kort geding voorts ontkend dat zij het schrijven van gedaagde van 22 maart 2001, waarin mededeling wordt gedaan aan de ouders/verzorgers van eiser van het feit dat eiser zijn profielwerkstuk niet had ingeleverd als gevolg waarvan voor eiser de herkansingsperiode is ingegaan, heeft ontvangen. Dit schrijven is in ieder geval aan het juiste adres geadresseerd. Het niet-ontvangen zou dus moeten inhouden dat deze brief nimmer is verzonden. Voorzover deze stelling aldus moet worden gelezen, kan in kort geding, gelet op de uitdrukkelijk betwisting van die stelling, de juistheid daarvan niet worden onderzocht. Eiser wist overigens heel goed dat hij nog geen profielwerkstuk had ingeleverd, waardoor hij geen voldoende kon hebben behaald, waarbij hij zijn moeder op de hoogte had dienen te stellen van het feit dat voor hem de herkansingsperiode was ingegaan. Ook in de stellingen van eiser met betrekking tot de PTA-cijferlijst kan de president eiser niet volgen. Zelfs indien het profielwerkstuk op de cijferstaat van 24 april 2001 vermeld had moeten staan, nu blijkens artikel 3 van het Programma van Toetsing en Afsluiting leerlingen van 5 havo per periode een PTA-cijferstaat ontvangen, was eiser ermee bekend dat hij geen goede beoordeling voor zijn alsnog ingeleverde werkstuk had. Artikel 32, lid 2, van het Eindexamenbesluit bepaalt dat het schoolexamen wordt afgesloten voor de aanvang van het Centraal Examen. Het schoolexamen is niet afgesloten wanneer een leerling - gelijk eiser - voor een verplicht onderdeel van het schoolexamen geen voldoende heeft gehaald. Gedaagde heeft dan ook terecht eiser niet toegelaten tot het Centraal Examen. De vordering van eiser om alsnog toegelaten te mogen worden tot het Centraal Examen dient dan ook te worden afgewezen. Daarmee is ook het lot bezegeld van het onder 2 gevorderde, nu dat onlosmakelijk samenhangt met het onder 1 gevorderde. Eiser dient als de in dit kort geding in het ongelijk gestelde partij te worden aangemerkt. Gedaagde heeft afgezien van een jegens eiser uit te spreken kostenveroordeling, zodat omtrent een proceskostenveroordeling geen beslissing behoeft te worden gegeven en iedere partij de eigen kosten zal hebben te dragen. B E S L I S S I N G De president van de rechtbank: wijst de vorderingen van eiser af; Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.M. Schrickx als president, en door deze ter openbare civiele terechtzitting van 21 mei 2001 uitgesproken in tegenwoordigheid van A.G.T. Creemers als griffier. Type: tc. Coll.: